11. De zwempartij

27-11-2021

DE ZWEMPARTIJ Van: 16/2/1999 Tot: 17/2/1999

De zon scheen hard in Stillegem en het was snikheet die zondag namiddag
Hé Tistje riep Nolle zijne kleine, gade soms ne keer mee naar de steenput
'k Ga het dan wel eerst eens vragen aan moeder zulle Mantje, of dat ik mag
En even later waren de twee bengels op weg om te zwemmen in de plas
In de steenput was het ongevaarlijk. Daar mocht het van de ouders wel
Omdat ze heel goed konden zwemmen en dat het daar ook ondiep was
Mantje was met de fiets van zijn moeder, voor hem natuurlijk veel te groot
En Tistje met die van zijn vader, met zijn een been onder de bovenste buis
Maar 't leven was hier zo, 't was gewoon te nemen wat het leven hen bood
Ik durf wedden tegen ui hé zei Mantje, dat ik veel rapper kan rijden dan gij
Wadde? Maar dat zou ik eerst wel ne keer willen zien, antwoordde Tistje
Mee uwe vrouwenvelo zeker! Mijn vader zijne velo is nog veel beter daarbij
O ja? Vroeg Mantje, willen we dan eens koersen om het eerst aan 't water
Natuurlijk! Antwoordde Tistje, maar zijt tons subiet niet boos he als ik win
En karnend en wiebelend van weg, waren ze fel aan' t spurten even later
Het eerste eind lag Mantje algauw zo een velo en een half op Tistje voor
Maar Tistje was nogal een taai doorzettertje en gaf het niet heel gauw op
En kwam daardoor beetje bij beetje en steeds dichterbij in Mandjes spoor
Toen gaf Mantje vanzelfsprekend ook weer met alle macht wat meer gas
Maar toch kwamen ze na eventjes kort kampen vlak naast elkaar te rijden
En zo naderden ze ongemerkt al koersend in volle snelheid de wijde plas
Toen ze dat uiteindelijk in de gaten kregen was het natuurlijk reeds te laat
Het water lag daar vlak voor hen glinsterend en rimpelloos te spiegelen
En op die korte afstand was remmen hier in 't gras ook niet meer gebaat
Hooouw! Hooouw! Hooouw! Schreeuwde het geschrokken koersende grut
Maar noch het gladde water noch de fiets, trok zich daar maar iets van aan
Ze doken dan ook zonder enig pardon, met fiets en al potsierlijk in de put
Even later doken de guiten, weer proestend boven water met hun natte kop
Wel riep Mantje lachend, wie van ons twee heeft er nu eigenlijk gewonnen
'k Weet het niet zulle, riep Tistje, 'k lette er de laatste meters niet meer op
En hun vrolijke blije schaterlach galmde over het lauwe uitdeinende water
Uit hun jonge volle kracht, ze sleurden hunne velo vlug weer op de kant
Nee hoor! Zorgen hadden ze niet die bengels, dat was iets voor veel later
Ze kropen vlug elk achter een struik om hun zwembroek aan te trekken
Eie! Brol! Klonk het luid en erg verontwaardigt vanachter Mantje zijne struik
't Zit hier nu toch zeker wel azu ne grote lelijke distel in mijn bille te stekken
Awel, lachte Tistje, dat past goed! Het onkruid wil altijd te samen zijn waar
Opletten gij daar hé gemeen manneken, kaatste Mantje onmiddellijk weer
Of' 'k smijt uwe velo meteen weer in 't water en gij vliegt ook mee gij daar
O ja? En wie gade gij daar voor meebrengen klein ventje, riep Tistje vlug
De bengels vlogen lachend op elkaar af, en er onstond een wilde worsteling
Die ineens eindigde met een luide plons in het lauwe water, op hunne rug
Ze proesten hun jonge energie uit, met een uitbundig joelend geschreeuw
Het water van hun natte kop schuddend en het water uit hun ogen wrijvend
Ik heb gewonnen riep Mantje, want ik ben zo sterk als een woeste leeuw
Jaaa zo woest als een pasgeboren leeuwke zeker schaterde Tistje het uit
Kijk ne keer naar mijn spieren riep Mantje, en hij spande zijn spieren op
Sjonge riep Tistje, maar nu ben ik bang, 't zijn spieren gelijk van nen puit
Watte! Riep Mantje, da gaede bekopen zulle man, en spatte wild met water
Dat liet Tistje niet over zich heen gaan, en een watergevecht ontspon zich
Dat na fel gespat en geplets in een luid joelend gelach eindigde even later
Werkelijk! Het was een erg mooi zomers natuurlijk schilderachtig tafereel
Die frisse uitgelaten onschuldige natuur van jonge spelende blije kinderen
Stoeiend, rondrennend, zwemmend, en luid roepend, niets was hen te veel
We brengen onze natte kleren naar de weide, zei Tistje nui eerst en vooral
We leggen ze ginder te in de weide in 't gras, ze zullen daar vlug droog zijn
Ik zou niet gairen naar huis moeten ze Tistje, met dat plakkend natte geval
Zo gezegd en al wadend met hun klederen op hun kop, zo dus ook gedaan
En ze dan netjes naast elkaar op het malse gras in de weide uitgespreid
Daar zie, zei Mantje, ze liggen gereed om te drogen en' t is rap gegaan
Hè kijk zie Tistje, Bertje is ook aangekomen, kom we zwemmen erheen
Bertje, die eigenlijk Gilbert noemde, riep hen reeds heel luid van verre toe
Jongens toch! Zo rap als dat jullie zwemmen dat doe ik met mijn ene been
O ja? Brobbelaar! Riep Tistje, gij zwemmen! Ge kunt nog niet eens duiken
Watte ik niet kunnen duiken ventje, je zou nog wat kunnen leren achter mij
Gij doet dat niet goed riep Mantje, ge laat u maar gewoon in 't water stuiken
Duiken is niet lijk dadde gij doet, u zo maar in 't water laten valleen hoor
Bert vent, als gij duikt hé is dat azu van plets en de steenput is haast leeg
Duiken is iets heel speciaals, ge moet een beetje gevoel hebben daarvoor
Dat is een kunst, ge moet ondergaan, en dan direct naar boven komen
In een schone glijdbeweging, en zonder aan de grond te komen he vent
Kijk ik zal het eens laten zien zie, daar kunde gij alleen maar van dromen
Watte lelijke zeveraar alleen maar van dromen, ik zal u eens wat laten zien
Bertje deed een prachtige sprong in de lucht, en dook plomp het water in
Alleen zijn tenen bleven nog boven water steken, en dan nog wel alle tien
Kijk nui ne keer, wat steekt den dienen nui weer uit, zei Mantje verbaast
Wat een stommigheid die blijft zomaar met zijn tenen boven water staan
Dat duurt veel te lang vent hij blijft hij zo maar staan, hij verdrenkt haast
Er is iets mis met hem we moeten helpen riep Tistje, vooruit jong in 't sop
Zonder verder aarzelen doken de beide knapen ter gelijkertijd het water in
Ze grepen Bertje vast, kipten hem om, en trokken hem boven met zijn kop
Hij ademt niet meer, riep Tistje, Bertje allee jongen, ademen allee jongen
Ze schudden hun vriendje heftig door mekaar allee vooruit jongen ademen
Rollen! Riep Mantje, we moeten hem steeds rollen voor lucht in zijn longen
Met hun tweeën Ze sleurden Bertje toen naar de graskant voledig in paniek
Maar plots slaakte Bertje een zucht, hoestte, spuwde en snakte naar adem
Mannekens lief, hoestte hij, 'k ben helemaal kapot, wat voelle' k ik me ziek
Ja zeg Bert, 'k kanne' k ik dat nogal geloven, zei Mantje, is dat nu duiken
Gij halvegare onnozele kwibus, ge zat daar met uwe kop in het slijk vast
Maar 't is wel een goede manier om u zo helemaal de kop in te stuiken
En ook nog om er uw allerbeste vrienden de schrik mee op 't lijf te jagen
Gij stom kieken, doe zoiets nooit meer hé manneken, of 't zal der stuiven
Had het nog wat langer geduurd dan konden we u straks naar huis dragen
Zeg mannen zei Bertje, tegen niemand voortvertellen hé over dat stuiken
Of' 'k mag van moeder nooit meer van mijn leven naar de steenput komen
't Is goed, antwoorden de anderen, maar beloof ons van niet meer te duiken
Daarna ze zaten in het gras nog wat gezellig na te keuvelen en te dromen
Over het geheim van het duiken, zwemmen, drijven en koetjes en kalfjes
Kortom over de vele dingen die ze nog eens wilden doen en waar komen
Maar hier weggaan uit Stillegem, zei Tistje, dat doe ik van mijn leven niet
Ik wil hier altijd blijven wonen, 't is hier veel te schone en zo heerlijk rustig
Ik ook niet zeiden de anderen, er is nergens ne zwemput met zulk mooi riet
Ja dat is waar antwoordde Tistje, onze zwemput is de mooiste van' t land
En!...zei Mantje schalks, ook heel belangrijk! Ge kunt hier zo goed duiken
Seffens krijgde gij hier van mij ne duik zei Bertje, dreigend met zijn hand
En omdat ze zo jeugdig waren, en omdat kinderen ook zo vlug vergeten
En omdat deze kinderen energie genoeg hadden om snel te recupereren
Doken ze alle drie overmoedig in het wijde nat om zich in snelheid te meten
Die smerige koeien! Schreeuwde Tistje ineens, ze vreten onze kleren op
En ja hoor het leek er waarlijk op dat die dieren hun klederen opsabbelden
Ééntje deed dat zelfs met erg veel overgave hevig wiegend met haar kop
Schijnbaar beviel die nieuwe smaak van die jongenskleren haar zo zeer
Dat ze heel de rest dan maar haar met horens probeerde op te nemen
Al lukte dat niet zo direct gemakkelijk toch probeerde ze dat keer op keer
En ineens stond ze daar te zwaaien, met Mantjes hemd voor haar ogen
Het hemd zot uitwaaierend en stevig vastgehaakt aan haar sterke horens
Kopzwaaiend en zwierend pressies alsof ze het nog een beetje wou drogen
Tistje schrok geweldig want zijn hemd hing nog voor de helft uit haar muil
Vlug helpen mannen allee toe helpen schreeuwde hij zie toch mijn hemd
Ophouden Blesse! Riep hij ik klop die stomme klerenvreedster een buil
Maar dat koebeest koe trok zich daar in het geheel geen snars van aan
En sabbelde gewoon smekkend en smakkend snuivend en likkend door
Allee toe mannen, schreeuwde Mantje we jagen ze daar zere vandaan
De drie jongens spartelden en zwommen naar de oever uit volle macht
Het water spatte en kletste en klotste hoog en wijd wel meters in het rond
Onder het wilde geweld van de spartelende jongens in hun volle kracht
Ze kwamen na een felle krachtinspanning ongeveer alledrie gelijk aan wal
En zetten meteen gezamenlijk de aanval in op de gemene klerenvreetster
En die koe keek stomverbaasd, nee echt ze begreep daarvan geen bal
Dat er plots een half blote jongen zomaar aan haar staart hing te bengelen
En dat zo nog een tweede, dat lekker hemdje voor haar ogen wou stelen
En dat zelfs nog een derde, dat snoephemdje uit haar bek wou hengelen
E jamaar! Ze had hen eerst niet aankomen, met dat hemd voor haar ogen
Daardoor schrok ze zich dan natuurlijk ook het eerste ogenblikken haast rot
Maar hela hela! Zo gemakkelijk liet ze zich haar snoepgoed niet afdrogen
Met die rare bengel ginder aan haar staart kon ze helaas met niet achteruit
Tistje en Mantje, sleurden met overgave elk aan hun hemd aan de voorkant
Dat werd een probleem voor haar, ze kon dus ook nog maar moeilijk vooruit
Maar alles zomaar afgeven, ha nee hé dat wou ze nu toch blijkbaar ook niet
Dus maakte ze maar van die zijwaartse zotte bokke...heu, koeiensprongen
Zoals ge dat van een welopgevoede en deftige koe, eigenlijk zelden ziet
En de jonge knapen zwierden en bengelden rond als aan een draaimolen
Maar lossen! Nee! Dat niet, 't ging hier immers om hun geld of hun hemd
Zelfs niet al liep die zotte melkkoemadam met hen naar een van de polen
De koe boog haar kop onder het sleurende gewicht van de jonge knapen
Die vielen op hun buiken sleepten door de koeienvlaaien met haar mee
En ze begon na verloop van tijd van de oververmoeidheid reeds te gapen
En daardoor juist schoot het hemd van Tistje opeens uit haar open muil los
De jongen schoof en rollebolde holderdebolder door het lange malse gras
En bleef tenslotte een eindje verder steken in een buigende struikenbos
Maar de koe werd het hele spelletje stilaan beu en schudde met haar kop
Het hemd van Mantje schoot meteen los, en die belande ook in de struiken
Alleen Bertje hing nog achteraan te zwieren aan de staart in volle galop
Hoouw hoouw hoouw, schreeuwde Bertje, stoppen Bella stooop, zeg ik
Maar de onwillige klerendievige was nu wel van haar grootste last verlost
En ze stormde onvervaard vooruit, want nu voelde ze zich nog zo kwik
Bertje riep en durfde aan die grote snelheid zeker niet meer los te laten
De jongen nam sprongen zoals je ze echt niet voor mogelijk zou houden
En die zotte stomme mobile melkfabriek liet zich in 't geheel niet bepraten
Ze stormde ineens in een geweldige overmoedige vaart naar het water
En daar ze vandaag toch niet wou zwemmen, nam ze dan een fikse draai
En Bertje, plonsde met een zeer sierlijke zweefvlucht in het nat, even later
De koe keurde blijkbaar het hele gebeuren af, want ze riep afkeurend! Boe
En dan stond ze hen daar met grote domme koeienogen nog te bekijken
En te blazen van vermoeidheid, daarom loeide ze dan ook heel luid! Moe
Toen keurde ze hen geen blik meer waardig en wandelde waardig weg
Bertje was natuurlijk al vlug weer afgekoeld en weer aan wal geklauterd
Hij keek rond, hè mannen! Riep hij luid, waar zitten jullie toch allemaal zeg
Hier! Riepen de anderen, terwijl ze uit de struiken tevoorschijn kwamen
En toen Bertje hen zag komen barste hij in een luide onbedaarlijke lach uit
Zie toch! Gulder lelijke vieze vuile stinkerts, gierde hij, ge moest u schamen
Gans hun hemd zat onder het vuil en vertoonde overal haken en scheuren
Hun buik zag grauw en groen van door de koeiendrek gesleept te worden
Ze keken elkaar beteuterd aan en Mantje zei, dat moest nu nog gebeuren
Mijn schoon hemd overal gescheurd, wat gaat moeder daar nu van zeggen
En het mijne niet zeker zei Tistje, kijk eens er zitten verscheidene gaatjes in
Sjonge sjonge Bertje man, hoe zal ik dat aan mijn moeder moeten uitleggen
Ge moet maar zeggen zei Bertje, dat ik uw kleren op de wei heb gelegd
Nee nee dat gaat niet! Was het resolute antwoord van de beide jongens
Neen hoor Bert, tegen ons lieve moeder liegen we nooit! Zeiden ze oprecht
Ja je hebt gelijk zei Bertje, ik wou jullie alleen maar uit de miserie helpen
Dat weten we wel zulle Bertje dank je zei Tistje, maar niet op zo' n manier
Ik wil mijn lieve moedertje nu en nooit of nimmer met leugens overstelpen
Maar je bedoelde dat wel goed hoor Bertje, ge zijt echt ne hele goede maat
Maar we vertellen alles gewoon eerlijk juist gelijk of dat het hier is gebeurd
Ook al wordt onze moeder, misschien ook wel en met goede reden, kwaad
Maar ik denk echt niet zei Mantje, dat het zo' n geweldige vaart zal lopen
Onze moeders zijn voor ons heel lief nogal begripsvol en ook rechtvaardig
We krijgen voor zoiets misschien ook geen straf, zal ik nu toch maar hopen
Ze stonden mekaar daar te bekijken, en toen schaterden ze het alweer uit
Kijkt ne keer naar zijnen besmeerde groene buik, wees Mantje, Tistje aan
Ge moet gij nu precies nogal spreken, riep Tistje, gij zijt lijk ne groene puit
Allee vooruit jongens riep Bertje, nu allemaal het water in en wrijven maar
Dan om 't eerst naar de overkant, 't wordt stilaan tijd om naar huis te gaan
Tien minuten later stonden de belhamels al proper en net gewassen klaar
Luidruchtig lachend en vrolijk pratend over hun onverwachte rare avonturen
En Bertje slingerde daar maar aan dienen staart, lachten Mantje en Tistje
Sjonge sjonge lachte Bertje luid, dat mocht daar nie veel langer meer duren
Mens 'k heb nog nooit in mijn leven in zo ne korte tijd zo ver en rap gelopen
Dat kan ik geloven riep Tistje, en ook zeker niet met zo' n reuzensprongen
Die lelijke rosse! Riep Bertje, ze heeft me daarna ook nog bijna verzopen
De jonge knapen gierden het vrolijk uit van jeugdige overmoed en plezier
Azu op ulderen buik door het gras en door die smerige verse koeienvlaaien
Mijn buik gloeit van da wrijven op da gras, zei Tistje 't es lijk een kole vier
Jamaar! Lachte Bertje ge moest ulder daar ne keer hebben zien zwieren
't Waren gelijk twee slappe voddepoppen die daar hingen te wapperen
Ja, lachte Tistje, en ze moest dat pertangs niet doen om ons te plezieren
En zo vertrokken dan die drie vrolijk joelende en lachende jongens algauw
De één met een hemd vol kleine gaatjes maar ook nog een ferme scheur
De ander met een hemd met een grote scheur en met maar één mouw
'k Benne 'k ik, zei Bertje blij, der tons nog het beste van al vanaf gekomen
Ge zijt gij ne grote gelukzak zei Mantje, aan uw kleren konden ze niet he
Ze lagen zij veilig aan de andere kant tussen de struiken onder de bomen
Zeg mannen, we moeten al de jongens zo rap mogelijk verwittigen van hier
Om vanaf heden hun kleren ginder zeker niet meer op de weide te leggen
Anders gaan die zotte koebeesten er misschien ook weer mee op de zwier
We gaan hen dat eens uitvoerig vertellen over ons zwemmen en die dieren
Er zal nogal gelachen worden zulle, maar ja ze vertellen ook alles aan ons
Ze vertellen ook uitgebreid over hun fiasco's gewoon om ons te plezieren
Zo al vrolijk pratend en lachend en vertellend reden de jongens naar huis
En ja hoor, moeder begreep het wel wat de bengels hadden uitgespookt
Maar kom zo geen tweede keer af he zeiden ze, of dan zit het niet pluis
Natuurlijk werd daar uitbundig en hartelijk om gelachen bij al de vrienden
Zeker was echter! Dat niemand meer zijn klederen op die wei zou drogen
En de koeien kregen voor hun straf dan ook de naam die ze verdienden
Van dan af dan kregen ze de naam van die stomme dikke klerenvreters
En dan werd er natuurlijk ook nog duchtig zo hier en daar wat bijgevoegd
Zo van "Die beesten eten eigenlijk alles, zelfs onze schoenen en veters"
In Stillegem zelf lachte iedereen daar natuurlijk ne keer heel hartelijk om
Maar er was niemand meer van elders, die de wei nog durfde betreden
En boer Stander de eigenaar zelf, vond al die larie nogal onnozel en dom
Die beesten eten dat niet op mens, die snuiven en sabbelen daar wat aan
Koeien zijn erg nieuwsgierig, en die kleren trekken vlug hun aandacht he
En ja hé! Als je er achter jaagt, willen er wel eens mee op de vlucht slaan
Maar hij kon er wel hartelijk om lachen hoor, zo 'n kniesoor was hij ook niet
Maar mijn beesten zijn wel beter gewoon zulle, dan kinderhemden te eten
Ze eten zij liever mals gras zulle, of veldrapen ofwel zo een sappige biet
Had er dan nog een sappige appel in gezeten of een peer of een boterham
Hja dan zouden ze die wel trachten op te eten, als ze die er dan uit kregen
Ook al zat er jam of siroop op of waren ze belegd met kaas of zelf ham
Maar de koeien zelf! Wat dacht je? Die waren het voorval al lang vergeten
Ja zeg! Ze hadden wel meer te doen dan over wilde jongens na te denken
Ze moesten zij de melkproductie op peil houden zulle, en dus! Gras etenLouis Victor

© 2018-2021 Louis Victor. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin