13. Hondendieven
JAN EN DE EKSTER
De zon scheen blakerend over de mooie Stillegemse velden en bossen
Ja natuurlijk! Over heel die heerlijk bloeiende geurende en groene natuur
Echt Prachtig weer voor zowel de mens als vogels, konijnen en vossen
Het stak Miele Manders aan. Daarom sprak hij toen tot zijn zoontje Jan
Voor vandaag heb ik gedaan met werken, er komt morgen ook een dag
't Is goed weer, wat zou je denken van een goede wandeling kleine man
Echt pa! Meende gij dat nu echt! De jongen gierde het uit van pure vreugd
Het geluk straalde van de kleine zijn gezicht, een wandeling met zijn vader
Miele lachte de jongen toe, die blijde jongenssnoet deed werkelijk deugd
Kom sprak hij we gaan eens vogelnesten zoeken we trekken naar het bos
't Is wel een heel eind te lopen, maar dat schrikt ons niet af he mijn jongen
Maar als we toch moe worden, geen nood, dan vleien we ons in het mos
Zeg pa, gaan we wel vogelnesten vinden, we zullen goed moeten zoeken
Ik zou zo graag eens ne grote vogel houden, geen mus he maar ne grote
We vinden er zeker manneken, we zoeken wij in alle kanten en hoeken
Jan was in de wolken en danste wild en opgewonden om zijn vader heen
Misschien vinden we wel een grove lijster of misschien wel een wilde duif
Niet zo wild rondspringen jongen lachte Miele of ge breekt nog een been
Maar de jongen bleef in zijn blijde opwinding maar om zijn vader draaien
En liet zijn fantasie de vrije loop, misschien vinden wel een kraaiennest
Of straks vinden we een ekster met grote jongen, ofwel Vlaamse gaaien
Dat zou wel eens goed kunnen zei Miele met een glimlach op de mond
Jan spitste nog meer zijn oren en in zijn ogen kwam een vragende blik
O ja hunkerde hij, echt waar pa, en huppelde nog wat zotter in het rond
Ja heel zeker mijn jongen zei Miele, ik weet precies waar zo een nest zit
En dan nog een eksternest met welgeteld zes mooie grote vlugge jongen
Hoooo! Wat een sjanse! Schone beesten he pa, met al dat zwart en wit
Ja hoor zei Miele, ze zouden nu zo ongeveer uit het nest moeten komen
'k Heb het u nog niet eerder willen vertellen omdat ik uw ongeduld ken
A jamaar zeg pa, is dat niet te laat, vliegen ze dan niet weg in de bomen
Nee Jan ze zijn nog te jong springen zij nog maar wat rond in de takken
Daar oefenen ze hun vleugels dan meestal nog wat om te leren vliegen
Maar als je het goed treft en op de juiste tijd komt kunt ge ze nog pakken
Het is een heel jong bos, de sparren zijn daar nog niet te dik en te groot
Er is dus nog gemakkelijk beweging in krijgen met wat duwen en trekken
Ze zijn allicht er nog niet al uit, en de vogels zijn nog niet zo vast te poot
Met wat doorzettingsvermogen en schudden komen ze wel naar beneden
Dat heb ik lang geleden natuurlijk ook van mijn eigen vader moeten leren
Al heb ik dat sindsdien maar een paar keer meer gedaan in het verleden
Sjonge jonge zei Jan 't is toch algelijk te hopen dat we nu nog op tijd zijn
Ik wou dat we er al waren he zeg pa, en dat we ze konden zien en horen
Zo samen vogels zoeken in de bossen is geestig he pa, dat is dat toch fijn
En, zeg pa, ik heb dat nog nooit gezien, zitten er veel vogels in zo 'n nest
En dat nest is dat dan eigenlijk we groot genoeg voor zulke grote vogels
Want als ze met veel zijn zitten zulke grote vogels daar toch wel geprest
Och manneken in sommige nesten zitten er soms wel een stuk of zeven
En het zijn beestjes die nogal wat eten kunnen naar binnenwerken hoor
Wou pa, dan moeten hun pa en ma vogel hen natuurlijk veel eten geven
A ja he, want als ze niet allemaal genoeg krijgen gaan ze vaneigen dood
Want ze kunnen nog niet genoeg vliegen om zelf hun eten te gaan zoeken
En hun pa en ma brengen hen daarom het eten zomaar op hun schoot
Dat is zeker manneken, ze vliegen ook gans de dag steeds over en weer
Ze moeten zich haasten, voor die rakkers kan het niet vlug genoeg gaan
En dat bij regen of zonneschijn, altijd! Bij goed en slecht weer evenzeer
Doch wees maar gerust, de ouders maken dat nest groot genoeg hoor
Ze verblijven daar ook niet zo heel lang in, en er zijn er niet altijd zeven
Ze blijven daar niet wonen, want als ze groot zijn gaan ze er toch vandoor
Maar ook al zitten ze dan reeds heel vroeg en ook al goed in de veren
En kunnen ze zelfs al heel goed vliegen en hun omgeving leren kennen
Ze blijven nog wat bij de ouders, hun plan trekken moeten ze nog leren
Jonge jonge zeg pa, hoe verstandig, en dat gij dat zo allemaal maar weet
Dat kwam niet vanzelf, ik heb dat ook allemaal van mijn pa geleerd he Jan
En gij nu op uw beurt van mij he Jan, zie maar dat je 't niet meer vergeet
Nooit meer hoor pa, nee zulle zoiets vergeet ik van mijn ganse leven niet
Ik ga het zelfs al voortleren aan Tistje van de Pere dan weet die het ook
En 'k ga het allemaal opnieuw oververtellen aan mijn beste vriendje Piet
En aan Mantje van de Nolle en natuurlijk ook nog aan mijn vriendje Thijs
Die zijn toch een klein beetje ouder dan jij en weten dat misschien wel al
Ssssst even zwijgen zei Miele plots, hoor je dat schetteren en dat gekrijs
Daar zitten die lawaaimakers, zo te horen hebben ze het nest al verlaten
Nu moeten we zeker niet meer voorzichtig meer te zijn om ze te naderen
Aan hun luidruchtigheid te horen hebben die schavuiten ons al in de gaten
Ik hoor ze ik hoor ze! Riep Jan, kom we gaan ze nu allemaal gaan pakken
Toe pa allee toe haast u! Jan wist van opwinding geen blijf met zichzelf
We schudden ze naar beneden en we steken ze allemaal in onze zakken
Miele hoorde zijn opgewonden jongen aan en lachte geamuseerd en luid
Voor zoveel gulzige wildebrassen van vogels kunt gij niet genoeg zorgen
Gij hebt een beetje teveel fantasie, wilde onbezonnen overmoedige spruit
Of je zou er al aan moeten beginnen werken van smorgens heel vroeg
Daar es werk aan zulle manneke die gaste spelen nogal wa binnen hoor
Zo'n slikkers van vogels, en die bairlanders hebben niet gauw genoeg
Zelfs als je een uur eerder opstaat krijgt ge er dan nog niet mee gedaan
Verschiet niet he, die beestjes vragen veel meer werk van je dan je denkt
En daarbij mijn jongen ge moet tenslotte toch ook naar de school nog gaan
Dat zou veel te veel werk vragen, het zou je nog tegenstaan op den duur
En daar bij komt dan nog, dat als je hem tam wil kweken, hij beter alleen is
Ook nog mijn jongen, horen die beestjes eigenlijk gewoon in de vrije natuur
Maar we stellen u niet teleur hoor, eentje gaan we nu trachten te vangen
Het is een goede gelegenheid, om je dichter bij de natuur te leren leven
En natuurlijk ook om te voldoen aan je allergrootste kinderlijke verlangen
Kijk ne keer pa daar is er een zie, en hier en daar, ho 't zit er hier gans vol
Allee toe pa pak ze, allee toe haast u of ze zijn zo meteen allen de pist in
Miele schaterde het uit, maar Jan jongen ge draait zeker een beetje dol
Vooruit pa schudden riep Jan, allee toe hier zie we hebben ze gevonden
Jan rukte zelf vertwijfeld en hopeloos aan de sparren, der af allee der af
Allee toe pa snel, haast u wat of ze zijn er vandoor riep hij opgewonden
Ze zijn al groot zulle, straks vliegen ze allemaal omhoog en zijn ze weg
Maar dat zou wreed zijn he, dan heb ik algelijk nog genen mooie ekster
Dan staan we hier voor niks, dan hebben we niet anders dan grote pech
Miele amuseerde zich nu werkelijk bijzonder kostelijk en proestte het uit
Zo wanhopig en vurig verlangend had hij zijn kleine man nog nooit gezien
Jongen jongen toch, maar nu trek je toch algelijk een opgewonden snuit
Kijk zie Jan, die daar, zie je hem, deze met die korte pluimen in zijn staart
Ja den dienen, allee zie je hem, die vlak boven je opgewonden kopje zit
Die is wel de minst vlugge, allee kom den dienen is het proberen waard
Jan keek benieuwd volgens vaders aanwijzingen stijlrecht naar omhoog
Tuurde heel gespannen naar die witzwarte vlek tussen de takken door
En kreeg meteen, zomaar plets, verse uitwerpselen juist boven zijn oog
Gij lelijke schavuit, gij vuile smerige ambetanterik, onbeschofte zwartkop
Zijde gij echt niet beschaamt uw vuiligheid zo maar op mijnen kop doen
Kom ne keer naar beneden als je durft schreeuwde Jan, allee toe kom op
Miele huilde van het schaterlachen en zonk door zijn knieën op de grond
Zo door en door beledigd en kwaad had hij zijnen spruit nog niet gezien
Maar Jan danste zijn gezicht afkuisend van verontwaardiging in het rond
Allee pa toe pa schreeuwde jan, diene nieuweert moeten we hebben vlug
Wacht ne keer een beetje ziede, 'k zal da manneken eens manieren leren
Maar Miele kon niet recht lag daar te gieren en te lachen op zijnen rug
Jan greep vaders arm, allee toe jong pa schudden, en sleurde hem recht
'k Moed den dienen hebben, diene smerigaard, alleen maar den dienen
Den dienen zou ik graag willen pa, die zou ik graag willen opkweken echt
Nog schokkend van het lachen schudde Miele moeizaam aan de sparren
Maar het werkte prima, dat over en weer gezwaai deed goed zijn werk
Het schokken en wiebelen scheen de onbeschaamde vogel toch te sarren
Hij sloeg heel wild met de vleugels en zette uit puur protest een luide keel
Dat wiebelen stond hem niet aan, en hij krijste verontwaardigd en heel luid
Maar al maakte hij nog zoveel lawaai, schijnbaar hielp hem dat niet veel
Dus was snel wegvliegen hier vandaan nu voor hem een goede reden
En dat probeerde hij meteen ook en daar hij daar nog niet klaar voor was
Kwam hij in een onregelmatige schuine duik al fladderend naar beneden
Halverwege bengelend aan een takje en dan in een dwarrelende vlucht
Wiebelend en kantelend en daarbij nog hulpeloos schreeuwend van angst
Maar toch hij belande op de grond met veel lawaai en krijsend gerucht
We hebben hem riep Jan blij, hij ligt er af, we hebben hem eindelijk hoor
Jan aarzelde niet en sprong ogenblikkelijk naar wilde de lawaaimaker toe
Maar die gaf nog niet op, eenmal op de grond ging de vogel er vandoor
Klapwiekend en met scheve zotte sprongen poetste hij meteen de plaat
En al had Jan dat niet verwacht, deed hij dat met onverwachte snelheid
Maar al deed de vogel nog zo zijn uiterste best, het was niet veel gebaat
Onversaagd stoof Jan er schreeuwend en tierend en roepend achteraan
Zijnen ekster moest en zou hij te pakken krijgen, niets hield hem tegen
Watte, weglopen, ha da zal nie pakken zulle manneken da zal nie gaan
Ze stoven achter elkaar door het bos, links rechts vooruit en weer terug
Struikelend, vallend, recht grabbelend weer vallen, hop recht en vooruit
Zo tussen de sparren, door en over struikgewas en bramen, vliegensvlug
Miele stond dat allemaal van op kleine afstand glimlachend gade te slaan
Het luidruchtig wild en koddige tafereeltje van Jan en zijnen jonge ekster
Dat! Zei hij, vergeet ik niet 't is een van de mooiste dagen van mijn bestaan
Plots bleef de jonge schreeuwlelijk van een vogel vaststeken in een struik
Dat was de gedroomde kans voor de vurige jager, hij zag dat ook meteen
Jan twijfelde geen moment en nam onverschrokken een geweldigen duik
Ook al was het midden in een struik bramen, hij liet de moet niet zakken
Die witzwarte fladderende vogel daar deed hem alle ongemak vergeten
'k Heb hem bij zijnen poot zulle pa riep hij 'k heb hem eindelijk te pakken
Zijn broek gescheurd en helemaal groen en vol schrammen op de benen
Maar met opgeheven hoofd en gelukkig lachend en met tevreden gezicht
Brak hij zonder eie of oei zomaar onversaagd door de braamstruik henen
Zijn ene hand om de vogel zijn poten de andere wat omzichtig om zijn nek
Nu had hij eindelijk toch zijn grote wens, zijnen eigenen ekster in handen
De ekster was daar niet mee opgezet, en krijste met opengesperde bek
Overgelukkig lachend en fier als een pauw en met een glunderend gezicht
De ekster als een trofee voor zijn borst houdend als een echte overwinnaar
Zo kwam Jan op Miele af, zijn ogen stralend op die van zijn vader gericht
Miele was echt fier op zijnen Jan, en streelt hem liefdevol door zijn haar
Hij hield zielsveel van zijn enigen jongen, en zag hem onderzoekend aan
Hij dacht als trotse vader, dat kereltje trekt langsom meer op mij voorwaar
Auwauwauw schreeuwde Jan onverwacht geschrokken van pijn en leed
Hij verschoot zich haast een dubbele, wat zeg ik! Een driedubbele bult
Toen die onbeschaamde vogel zomaar ongegeneerd in zijn vinger beet
Door die wel heel onverwachte aanval op zijn vinger, liet Jan de vogel los
En weg was hij weer, maar Jan was heel vlug hersteld van zijn verschot
Gij lelijke smerige valsaard, gij scharminkel schreeuwde hij, gij valse vos
En weer ging het van links naar rechts naar achter en naar voor en terug
Jan dook naar hier grabbelde naar daar en ginder, steeds weer opnieuw
Maar Miele kreeg weer de slappe lach en lag daar gierend op zijnen rug
Uiteindelijk bleef de vluchtende vogel van moeheid in een struik stranden
Totaal uitgeput lag hij op zijn buik hijgend met vleugels en bek wijd open
Zo kreeg Jan hem al blazend en puffend toch eindelijk weer in handen
Sjonge pa hijgde Jan, je hebt gelijk hoor aan zo enen hebben we genoeg
Moesten we die andere ook allemaal vangen, dan zijn we zeker pap af
Zo rap gaat dat niet zulle, dan hebben we hier nog werk tot morgen vroeg
Daar kan je wel gelijk in hebben zei Miele op liefdevolle vaderlijke toon
We hebben wat we wilden, ons werk hebben we hier ten volle volbracht
Dus gaan we nu maar met uw mooie vangst terug naar huis mijn zoon
Jan was overgelukkig, zijn ogen glinsterden en hij was de koning te rijk
Eindelijk! Eindelijk! Heel onverwacht had hij zijn zo lang verlangde vogel
Hij zou wel kunnen wenen van pure blijdschap en het uitzingen tegelijk
Nu heb ik er eindelijk een he pa, en ik heb hem dan nog zelf gevangen
Zijn pluimen zijn nu nog wel niet volgroeid, maar dat geeft helemaal niet
Want later krijgt hij toch ne mooie lange staart he pa, zo ne hele langen
En ik ga hem temmen, hij is alleen van mij he pa helemaal alleen van mij
Ik heb vroeger nog nooit iets gehad dat gans alleen van mij was he pa
Zeker mijn jongen die ekster helemaal van jouw en alleen van jouw is hij
En hij heeft zo'n mooie pluimen he pa, zie eens, zo schone zwart en wit
Ik zal natuurlijk goed voor hem moeten zorgen en eten en drinken geven
Kijk pa hij is bijlange niet meer zo bang van mij kijk eens hoe braaf hij zit
Jan taterde en taterde zonder ophouden en vertelde opgewonden door
Hij moest zijn hart eens luchten en zijn gemoed
eens kunnen uitstorten
En Miele hoorde alles met geduld aan en was gelukkiger dan ooit ervoor
Ik beleefde dat al eerder, dacht hij in zichzelf, samen met mijn vader dan
't Staat me nog steeds als was het gister gebeurd, helder voor de geest
En nu gebeurd net hetzelfde glimlachte hij, maar nu wel met mij en Jan
Mathieleken schrok zich haast een bult toen ze hen zo t' huis zag komen
Met zo ne half verwilderde haarbos had ze hare jongen nog nooit gezien
Maar mijn jongen riep ze, hoe zie er uit, 't is nog te erg om van te dromen
Allee zie nu toch, je benen zitten vol schrammen en je broek is gescheurd
Uw kleren zijn zo groen, ge ziet er precies uit als ne weggelopen schooier
Lieve mensen wat heb je allemaal uitgestoken en wat is er met u gebeurd
We hebben eksters weest roven he ma, ik en pa ginder in het sparrenbos
Pa heeft er voor mij zomaar ene van de sparren naar beneden geschud
Kijk ne keer ééntje hebben we mee, maar er vliegen er daar nog vele los
Maar Mathieleken schoot uit, al was het meer
van het verschot, ontdaan
Zeg peinsde gij misschien dat ik hier niets anders te doen heb als naaien
Bengel! Op wat trekt dat, ge kunt nu met die slunsen naar de schole gaan
Maar Jan was niet onder de indruk en liet zich helemaal niet overdonderen
Hij kende het gouden hart van zijn moeder wel, ze meende dat niet echt
En was ondertussen bezig, vol overgave zijnen ekster aan 't bewonderen
Miele had met een knipoog rap de ekster van zijnen kleine overgenomen
Omdat hij nu toch eerst beter uitleg zou kunnen geven aan Mathieleken
Het leek hem verstandig dat Jan met zijn moeder in 't reine moest komen
Uw kleren zo scheuren keef Mathieleken, zie dat nu, en ze keek niet mals
'k Heb dat niet expres gedaan hoor mamaatje, plots was ze gewoon kapot
Jan trok haar zachtjes aan de arm naar omlaag en viel haar om de hals
Hij kuste haar liefdevol en welgemeend heel lief op haar beide wangen
En drukte haar en teder met zijn armen om haar hals dicht tegen zich aan
Maake zei hij, het spijt me, maar ik heb er zo lang naar moeten verlangen
Allee 't is goed dan zei ze ontdaan, was nu maar dat bloed van uw been
Mathieleken kon zich niet beheersen, haar gemoed begon vol te komen
En Miele sloeg liefdevol en begrijpend zijn arm om zijn Mathieleken heen
Ze haalde onbeholpen haar zakdoek uit en begon meteen te snotteren
En grote hete tranen vloeiden overvloedig over haar blozende wangen
Ze was er zo erg door aangedaan dat ze er zelfs van begon te stotteren
't Isse toche, weende ze zo met snokjes, algelijk ne goeie jongen he Miel
Miele vertroostte en kuste zijn vrouwtje en trok haar zacht tegen zich aan
Zeker Mathieleken, zeker meisje, dat heeft hij toch van u mijn lieve ziel
Toen lachte ze hem toe, daar stonden nu twee gelukkige mensen tegaar
Twee heel gewone plattelands mensen maar wel overgelukkige mensen
Elkaar begrijpend en diep in de ogen kijkend de armen stevig om mekaar
Jan lachte heel tevreden en kwam aangelopen en sloot zich bij hen aan
Hen zijn zorgeloze kinderlijke welgemeende blijde instemming betuigend
Door stevig en liefdevol zijn kleine armen om hen beiden heen te slaan
Zo 'n lieve ma en pa zei hij met schitterende ogen dat heb ik maar alleen
Ik heb de aller aller allerliefste de braafste en de beste beklemtoonde hij
Nergens maar dan ook nergens op de grote wereld bestaat er nog zo een
Miele wreef over Jan zijn hoofd, ik denk zei hij nu toch zichtbaar ontdaan
Dat wij hier die hier zo te samen wij met ons drietjes, ons klein gezinnetje
Moeder en gij Jan en ik, nu wel de gelukkigste mensen zijn die er bestaan
Maar plots werden ze ongevraagd in hun zo vredige omhelzing gestoord
Wat is dat daar, allee wie durfde hier op zo'n ogenblik lawaai te maken
't Kwam ten zeerste ongelegen, ja 't was eigenlijk zelfs echt ongehoord
Maar die onbeschaamde ekster liet zich vredeverstorend krijsend horen
Onaangekondigd en protesterend schreeuwde hij zijn mistevredenheid uit
En kwam daarmee de lieve vrede, ongevraagd en onbeschoft verstoren
Oei oei lachte Miele we waren onze nieuwe kostganger bijna vergeten
Hij is niet tevreden, we schenken hem blijkbaar geen aandacht genoeg
Jan jongen, werk aan de winkel, die hongerige kerel schreeuwt om eten
Toen lachten ze allemaal tezamen hartelijk, om zijn zo uitbundig geluid
De ekster trok zich geen lieve vrede aan, en liet zich dus duidelijk horen
Jongens jongens toch Zo 'n lawaai zei Mathieleken waar haalt hij het uit
Kom Jan zei Miele, we maken nu een speciaal dieetje voor die kerel klaar
We moeten dat beestje nu ook nog leren hem eten van ons aan te nemen
En daarna mijn jongen, knutselen ik en u gezamenlijk een volière in elkaar
Jaaaaa! Riep Jan blij, sjonge sjonge, een volière, een grote zo heel groot
Mathieleken stond hen met de handen in de heupen, lachend gade te slaan
Je zag klaar en duidelijk, dat ze er samen met hen werkelijk van genootLouis Victor