17. De inhuldiging
DE INHULDIGING
Het was zondagmorgen en het beloofde mooi zacht warm weer te worden
De Champetter zat in zijn zetel op zijn gemak in een mooi boek te lezen
Heb je gisteren nog goed gedaan gekregen, vroeg Mientje, met die borden
Alles is in orde hoor Mientje zei hij, ge weet wel he hoe rap dat bij mij gaat
Allee zoveel te beter zei Mientje, en uw beste uniform aantrekken vandaag
Is dat wel nodig Mientje, om de wacht te houden ginder in de hoofdstraat
Maar Arthur toch zei Mientje, uwen allerbeste vriend Nolle krijgt een erelint
Hij wordt straks triomfantelijk opgehaald door het ganse dorp en de fanfare
Dus moet gij als zijn vriend, ter zijner ere goed gekleed zijn en welgezind
't Is nog waar ook Mientje, he gij gelijk, diene mens heeft dat wel verdiend
Eerst Mette redden van die stier, en dan ook nog de dokter van verdrinking
Het is een echte eer zo een man als hij, te mogen beschouwen als vriend
Maar wat Mientje aan haar Arthur niet vertelde, was een stil geheimpje fijn
Het hele dorp en de fanfare ging ook hem op dezelfde dag komen ophalen
Eveneens voor een erelint, maar voor hem moest het een verrassing zijn
Ze moest zich alle moeite van de wereld doen om het voor hem te zwijgen
Plots werd er op de deur geklopt, en Mientje ging de deur eventjes openen
Neen maar Arthur zei ze, kijk ne keer welk goed bezoek dat we nu krijgen
Nele en Jef met Fons en zie nui toch zeg allemaal zo schoon op hun best
Allee mensen blijf nie staan komt toch binnen, ze de Champetter, en zet u
Ja zeg Fons jongen ge zijt zo mooi gekleed kijk eens azo een schoon vest
Ha ja he vent Champetter, zei Fons, da es voor het vieren van uw decoratie
Mientje verschoot en lei snel een veelbetekenende vinger op haar mond
Voor die van Nolle zeker! Zei de Champetter; ja ja 't is een hele prestatie
Oei dacht Fons, ik heb natuurlijk weeral ne keer mijn mond voorbij gepraat
Sjonge toch, maar gelukkig heeft de Champetter het helemaal niet gesnapt
Hij denkt natuurlijk dat ik het over de Nolle had, zijnen goede kameraad
Zeg Fons, zei Jef, moest gij niet iets speciaal tegen de Champetter zeggen
Ja zulle heel zeker zei Fons, en ik heb het allemaal schone opgeschreven
Maar ik ga hier eerst ne keer dat pakje voor ne minuut aan de kant leggen
Hij haalde plechtig een netjes opgevouwen papier uit zijn zak naar boven
Champetter 'k he een gedichtje geschreven en ik zou het graag voorlezen
Om u voor uw moed en zelfopoffering en mijn redding te danken en te loven
Maar da es niets Fons jongen ik deed toch gewoon alleen maar mijne plicht
Ieder zichzelf respecterende mens zou dat zonder dralen hebben gedaan
Jongen toch azo nen groten heldendaad heb ik nu toch ook niet verricht
Fons ging eerst achteruit op zo een drie meter van de Champetter staan
Vouwde zijn beschreven papier plechtig, langzaam en bedachtzaam open
Kuchte nog eens, likte nog eens aan zijn lippen, en toen begon hij er aan
" Meermaals kwam ik in conflict met die keurige man die hier voor me staat
Niet dat we elkaar niet mochten, of dat we elkander nui speciaal zochten
Maar meestal simpel door het stomste toeval dat er in de wereld bestaat
Daardoor waren we eigenlijk ook geen vijanden en ook geen beste vrienden
Het waren geen grove misdaden en ook geen gepland of moedwillig kwaad
Ook geen erge dingen waardoor we eigenlijk grote vijandschap verdienden
Maar onze wegen leidden in het leven nu eenmaal kriskras door elkaar
We deden van beiden kanten geen speciaal moeite om elkaar te treffen
Maar menig ongelukkig toeval bracht ons steeds weer tegenover mekaar
Zo ook weer maar eens op die bewuste warme dramatische zomerdag
Die zo veelbelovend en wondermooi begon met een warme stralende zon
Een dag die er voor alle mensen van ons schone Stillegem heerlijk uit zag
Maar driewerf helaas, wie had ooit van tevoren zoiets ergs durven dromen
Dat ik als overmoedige ondoordachte knaap, me van geen kwaad bewust
Zou vallen van zo vreselijk hoog! Zo hoog uit die grote statige ranke bomen
Dat ik zou vallen, onverwacht, in dat verraderlijke diep donkere brede water
Waar ik hopeloos moest spartelen en vechten voor mijn nog zo jonge leven
Om daar tenslotte moe en uitgeput en bang te moeten sterven even later
Ook op dat gepaste moment was die keurige man Champetter weer daar
Bij toeval weer, juist zoals zo dikwijls reeds in het verleden was gebeurd
Maar hij dook zonder twijfelen en onvervaard het donkere water in aldaar
Hij sleurde mij bewusteloos met volle macht het uit water als een zak lood
En verdreef toen vastberaden en aanhoudend het water uit mijn jongenslijf
Die dag redde hij mij zonder de minste twijfel van een trieste gewisse dood
Door die daad Champetter, werd je voor het verder leven mijn beste vriend
Het was een moedige daad die getuigde van onzelfzuchtigheid en moed
Er is niemand, buiten mijn ouders, die mijn dankbaarheid zo hard verdient "
Fons boog lichtjes voor de Champetter en gaf hem een stevige gulle hand
En die grote sterke man der wet kon geen enkel klein woordje uitbrengen
Terwijl twee grote blinkende ontroerde tranen in zijnen snor waren beland
Het bleef nu even stil en de vrouwen haalden meteen hun zakdoek boven
Dat heb je heel mooi gedaan mijn jongen, zei Jef, zelf ook erg aangedaan
Dat is het mooiste dat ik ooit heb gehoord zei Arthur, dat mag je geloven
Als 't u belieft Champetter zei Fons, hem nog een pakje in de hand gevend
Gans van mijn eigen drinkgeld, speciaal voor u gekocht bij onzen bakker
Als dank aan mijn sterke vriend zei Fons, want door u ben ik nog levend
De Champetter kuchte eerst nog een paar keer duchtig om te bekomen
Maar jongen Fons, zo' n prachtige taart, dat had ge toch niet moeten doen
Dank u jongen Fons, zo 'n mooie dag had ik me echt nooit durven dromen
Hij schudde Fons, nu zelf eens hartelijk en echt diep welgemeend de hand
Ge had dat echt niet moeten doen hoor maar het is toch heel aangenaam
Ik zal dat nooit vergeten jong dat schept tussen ons voor altijd een band
Laten we voortaan vrienden zijn mijn jongen voor de rest van ons leven
En Mientje stond nu luid te snotteren en verdween even naar de keuken
Ze was zo getroffen en aangedaan dat ze er zowaar stond van te beven
En ze was zo doorgelukkig en heel op fier haren stoere groten lieven man
En innerlijk dankbaar aan Fons, Nele en Jef, voor hun schone eerbetuiging
Allee mensen zei ze toen, na al de emoties nu nog een goeie dreupel dan
En per uitzondering voor deze ene keer mag Fons er ook eentje drinken
Voor al zijn moeite het zo plechtig voorlezen van zo een schoon gedicht
Fons glunderde en Je zag het contentement in zijn jongensogen blinken
Eerst voorzichtig proeven zulle manneke, zei Mientje, als 't uw eerste is
Want dat is nogal straf goedje voor een knaap zulle, dat ge u niet verslikt
Dat ge niet naar adem moet zitten snakken, gelijk ne pas gevangen vis
Maar Fons zou Fons niet zijn, als hij weer niet net als de groten wou doen
En met een groot gebaar nen halve dreupel in één keer naar binnen sloeg
Het water sprong meteen in zijn ogen en hij werd zo rood als een pioen
Hij greep zich geschrokken aan de tafel vast met zijnen mond wijd open
Hijgend, blazend, zuchtend en piepend als een oude versleten locomotief
Iedereen lachte luid en Jef zei, stop maar of je kunt straks niet meer lopen
De Champetter lei zeer gemoedelijk zijn arm op Fons zijn smalle schouder
En zei, dat is toch nog een klein beetje te vroeg voor u hé mijn jonge vriend
Maar binnen een aantal jaren mag dat wel, dan zijd ge ook al wat ouder
En Fons zijn gezicht straalde en hij was fier, terwijl hij naar zijn vader keek
Als wou hij zeggen, heb je 't gehoord, de Champetter zegt vriend tegen mij
En vader begreep dat goed en het was net alsof zijn zoon plots groter leek
Arthur ze Mientje, het is nu tijd om naar uw post in de Hoofdstraat te gaan
Om alle verkeer tegen te houden omdat de straat geheel vrij moet blijven
Omdat de fanfare niet gehinderd zou worden en niets in de weg zou staan
Bedankt he Fons, Nele en Jef voor uw bezoek, de plicht roept he mensen
Graag gedaan hoor Champetter, en alleszins nog eens tot later op de dag
Wat ne schone dag, dacht de Champetter, meer kan men zich niet wensen
De Champetter stond daar in Hoofdstraat ongeveer een uurtje op zijn post
Het verkeer te regelen, wat in Stillegem eigenlijk meer op wandelen leek
Want druk was het er nooit, en' t had hem dan ook niet veel moeite gekost
Van uit de verte had hij de fanfare met Nolle en een heel gevolg zien gaan
Mooi zonnig weer! Wat een schone dag voor die moedige man dacht hij
Was ik er nu maar bij die feestvierende bende in plaats van hier te staan
Plots kwam er een automobiel statig en traagjes en puffend aangereden
De Champetter stond meteen midden op de weg met een arm in de lucht
Verder kunt ge niet meer zei hij, alle verkeer in deze straat wordt gemeden
De man achter het stuur begon tegen hem maar te parlesanten in het frans
Hoe wadde vroeg de Champetter? verstaede gij misschien nie goe vlaams
Maar wat de bestuurder ook brabbelde, hij kwam en mocht er niet langs
De fanfare gaat hier uit, zei de Champetter, en de straat moet vrij blijven
De man achter het stuur, begreep geen snars van wat de Champetter zei
En begon zowaar een beetje, in het Frans tegen de Champetter te kijven
Tut tut tut manneken, zei de Champetter da pakt niet ge komt er niet door
De muziek speelt, zei hij, de fanfare man, 't is van keretteketet op de markt
Onverwacht kwam toen een deftig en rijk geklede man met hoed, naar voor
Meneer de Champet zei hij, ik ben de Baron van de kasteel van Luidekem
Ik zijn uitkenoot, om voor kinder te spreek uit ne reed, kij bekrijp datte wel
Er zijnde ooke veel mens uit de naburike streeke vanne onze Luidekem
Amaar zei de Champetter, dat verandert de zake zulle meneer de Baron
Als dadde gij ginder een redevoeringe moet doen voor onzen held Nolle
Allee rij maar deure chauffeur, allee rap vooruit gij daar rare charleston
De knecht achter het stuur keek de Champetter aan met een zuur gezicht
Maar reed na nog een vernietigende blik met een wandelgangetje verder
Zijn zeer ervaren chauffeursoog recht voor hem op de Hoofdstraat gericht
Zo'n eer, zei de Champetter, ne Baron die voor Nolle een rede komt geven
't Is toch algelijk ne gelukkige mens, dacht Arthur, maar hij verdient het
Zo een feestelijke eer beleeft een mens toch maar een keer in zijn leven
In de verte, kwam uit het dorp, luidruchtige muziek de Champetter tegen
Dat stukje kende hij goed en hij floot het dan ook vrolijk en stilletjes mee
Gelukkig valt' t weer een beetje mee, dacht hij, en krijgen we geen regen
En de fanfare kwam maar nader en nader, tatadsjoem boem, steeds nader
Waar gaan die nu naartoe, dacht hij, ze komen precies gans het dorp uit
En ze bleven maar komen, taraboemdidjee tarara, allen luidruchtig tegader
De Champetter keek heel verwonderd toe en verstond er niets meer van
Zie dat nui toch! Die zijn zeker zo zat dat ze de weg kwijt zijn, meende hij
Maar de menigte bleef gewoon komen, recht naar de verwonderde man
Van a kereddeketet dzing boem, en ze gaven zij maar volop van katoen
Heb je van je leven, zei Arthur, straks lopen ze mij hier onder de voeten
Hij was zich bij zichzelf al aan' t bezinnen wat hij nu eigenlijk moest doen
En ze bleven komen met de Burgemeester helemaal als eerste op kop
En toen de Champetter stomverbaasd al achteruit aan het deinzen was
Riep de Burgemeester plotseling zo luid als hij kon, fanfare opgelet! Stop!
En alles viel ineens stil, ze stonden daar, en niemand zei nog een woord
Maar meneer de Burgemeester, zei de Champetter, jullie zijn zeker abuis
Jullie moeten niet hier, maar op de markt gaan spelen zoals het behoort
Dat is juist Champetter, zei de Burgemeester, we komen wij u eerst halen
Ge wordt gij ook direct gedecoreerd, op de tribune samen met onze Nolle
maar ge moet nu wel subiet meekomen, en zonder verder nog te dralen
De Champetter dacht dat hij meteen een ferme appelflauwte ging krijgen
Ikke zei hij, maar Burgemeester dat moet wel een wreed misverstand zijn
Allee zeg ik gedecoreerd worden zeker, hij stond van 't verschot te hijgen
Ja ja zei de Burgemeester, niet tegenspreken Arthur, nu direct meekomen
Voor uw onzelfzuchtigheid en uw moedig gedrag, bij de redding van Fons
De Champetter dacht haast dat hij hier werkelijk bij dag stond te dromen
Daar stond die grote man der wet nu, geschrokken, sprakeloos en ontdaan
Toen kwam zijn Mientje naar voor, en nam hem geruststellend bij de arm
Het is waar Arthur zei ze trots, kom mijne fiere Champetter laten we gaan
Maar Mientje hoe kan dat? zei hij, hoe zijn daar nu zo plots opgekomen?
We wisten het al eerder hoor, zei ze, maar het moest een verrassing zijn
Sjonge zei de Champetter, iets mooiers zou ik me nooit durven dromen
Maar gij daar Mientje zei hij, met een verwijtende wijsvinger naar omhoog
Gij zijd een ondeugende stoute brokke, mij zoiets moois zo lang verzwijgen
Hij tilde haar opeens in zijn vreugde bij haar middel op alsof ze niets woog
En kuste zijn lieve Mientje dankbaar op haar ondeugend lachende mond
En de fanfare betuigde haar volledige instemming natuurlijk met muziek
En alle dorpsgenoten applaudisseerden opgetogen en blij in gans het rond
Toen ging het in de richting van het dorp met de fanfare achter hen aan
Mientje lachend aan de arm van haar man, de Burgemeester naast haar
Djing boem djing boem! Met luide muziek, zo vertrok de hele karavaan
In het Midden van de markt stond een mooi versierde tribune opgesteld
Waar ze alreeds werden opgewacht door de geachte meneer de Baron
En daarvan allemaal Mientje zei de Champetter, had jij me niets verteld
Mientje lachte glunderend en vroeg, wel zijt ge daarvoor nu kwaad op mij
Mientje zei de Champetter, zeg nu eens ben ik al ooit kwaad op u geweest
Ze neep eens zachtjes in zijn hand, nee zei ze en dat maakt me ook zo blij
De Burgemeester had ondertussen het grote podium reeds statig betreden
Dorpsgenoten, riep hij, nu gaan we eindelijk eer geven aan wie dat toekomt
Aan die mannen die voor het leven van hun medemens hebben gestreden
Willen de Champetter en Nolle onze helden! Nu op het podium komen?
Nolle deed dat nogal schoorvoetend, sjonge sjonge zo veel eer voor hem
Maar de Champetter die genoot nu pas, die leefde als het ware in dromen
Champetter man, zei Nolle, geloof me vent 'k zal blij zijn als het voorbij is
Ik hou meer van de rust jong, en niet echt van al die herrie en die tralala
Komaan Nolle, antwoordde de Champetter ge verdiend dat zeker en gewis
Geniet daarvan, dat is voor mij één van de schoonste dagen van mijn leven
Jamaar Champetter gij zijt ambtenaar he jong en aan al die drukte gewent
Maar voor de rust, mijn 't huis en de bossen en velden, zou ik alles geven
Ik ben een rustig mens Champetter, iemand die opleeft midden in de natuur
In zulke overdreven drukte en al dat lawaai hier voel ik me niet echt content
Geef mij maar liever de vlinders en bijen, konijnen en de vogels als gebuur
Toen sprak de Burgemeester verder heel plechtig en met veel handgebaar
Nu gaan we eindelijk over tot het eren van onze eigen Stillegemse helden
En daarna volgt een plechtige redevoering op dat mooie verhoog aldaar
Ik zal eerst onze held Nolle, zijn mooie decoratie met eer en fierheid geven
Terwijl de heer Baron van Luidegem, heel speciaal naar hier is gekomen
Om onze tweede held, de Champetter, te eren voor Fons zijn jonge leven
De Burgemeester spelde Nolle daarna plechtig een blinkend ereteken op
Hiermede dank ik en eer ik u Nolle met vreugde, in naam van gans het volk
Ontvang en draag dit mooi ereteken steeds met fierheid en opgeheven kop
Gij Nolle hebt dat met uw zelfopoffering en heldenmoed ten volle verdient
Wij zijn u allemaal dankbaar voor het redden van het leven van onze buren
En we zullen u voor altijd beschouwen als onze beste en duurbare vriend
Nolle was daar zo door aangedaan dat hij alleen kon fluisteren, dank u wel
En hij keek en beetje hulpeloos naar zijn Maartje die gloeide van fierheid
Hja je echtgenoot word niet elke dag gehuldigd dat was een eerbaar spel
Champet, zei de Baron, ik zijn keel fier u te eer, met dees mooi medaillon
Om te red, de leef van de Fons, in de naame van al de volke en de mens
Die kier al zijn voor u tesaam kekoom, op dees bijzonder mooi dak vol zon
En toen spelde de Baron ook hij de Champetter zijn ereteken op de borst
Champet draak dees medaillon, mette fierkeit en eere ende keweet zei hij
Met fierkeide ende trotse, als enen keel kroten keld en ene edele worst
De hele menigte schaterde het luidkeels uit en zelfs de Burgemeester ook
Zelfs de Nolle met al zijn zenuwen, lachte nu ook vrolijk en opgewekt mee
De Baron keek heel verwonderd in 't rond en was eerste wat van de kook
Als ne groten held en edele borst, fluisterde de Burgemeester de Baron toe
Draak, herbegon de Baron plechtig en luid, dat medaillon als ne krote keld
Kij kebbe dat eerlijke verdien, vervolgde hij, dat is ne waarkeid als ne koe
Het volk lachte hartelijk en klapte hard en waarderend lang in de handen
Sjonge sjonge Champetter, zei Nolle, wat een bende, zo een massa volk
Mensenlief! Hoe zijn we hierin eigenlijk toch zo ineens kunnen belanden
Maar de Champetter was duidelijk in zijn nopjes, Nolle zei hij, wat een dag
Allee kijk toch ne keer vent, hoeveel mensen die allemaal van ons houden
En ze menen dat oprecht he Nolle, dat zie je zo gewoon aan hun gedrag
De familie van onze helden, hadden op de grote tribune plaats genomen
Op speciale uitnodiging van gans het volk en natuurlijk de Burgemeester
Ook Mette en Gusta waren op het mooi feest van hun vrienden afgekomen
En nu zei de Burgemeester onverwacht, wil ik nog iemand bijzonders eren
Iemand die bereid was onvoorwaardelijk haar leven te geven voor haar man
Iemand waarvan we over trouw en moed nog veel zouden kunnen leren
Een vrouw die pal stond tegenover een aanstormende dolle woeste stier
Goed beseffende dat de lading hagel van het geweer daar in haar handen
Waarschijnlijk veel te licht was, om te stoppen dat kolossale woedende dier
Maar ze week geen stapje achteruit, al kon het haar laatste ogenblik zijn
Ze dacht, ik schiet hem de ogen uit zijnen kop, dat hij Mette niet meer ziet
Dat zij de stier er mee ging vellen, daarvoor was maar bitter weinig schijn
Maar die vrouw aarzelde geen moment, haar Mette was alles voor haar
Ze was bereid om daar op datzelfde ogenblik voor haar man te sterven
Daarom mensen eren we nu deze eenvoudige dappere vrouw voorwaar
Gusta was erg ontdaan en geschrokken van de haar toegezwaaide eer
Maar Mette was de gelukkigste man die ergens op aarde te vinden was
Dank u meneer Burgemeester zei hij, ge zijt ne echte rechtschapen heer
Mette! Ook een vrouw kan een heldin zijn, zei de Burgemeester tegen hem
En wanneer Gusta onwennig wat tegenpruttelde om het podium op te gaan
Zei de Burgemeester, als 't u beliefd toe jong Gusta ik vraag het u met klem
Allee zei ze als 't echt niet anders kan, maar mens zeg voor al die mensen!
Gans Luidegem en Stillegem is gekomen zei de Burgemeester voor jullie
Om jullie te zien en van ganser harte te eren en veel geluk toe te wensen
Oef, zei Gusta, dat is toch echt een beetje veel, ik krijg het helemaal warm
Maar de Champetter en Nolle trokken haar meteen lachend het podium op
Ze ging tussen hen staan en ze gaven haar meteen elk een steunende arm
Deze dappere vrouw uit ons midden declareerde, de burgemeester weer
Velde zonder aarzeling een zware stier op gevaar van haar eigen leven
Met een gewone tweeloop, onverschrokken vlak voor haar voeten neer
Ik vraag het aan u Stillegem en Luidegemenaren is deze vrouw het waard
Om ook een ereteken uit onze hand te ontvangen en geëerd te worden
Een vrouw die voor haar man zo vastberaden handelde en zo onvervaard
Een daverend langdurig applaus van het volk was het oprechte antwoord
En het goedkeurende handgeklap bleef maar duren en duren en duren
Toen vroeg de Burgemeester eindelijk om stilte en nam weer het woord
Gusta sprak hij plechtig, ontvang dat speciaal voor u ontworpen ereteken
Met een zuiver zilveren ketting, u ter ere om rond uw fiere hals te dragen
Omdat we dat veel mooier vonden dan het op uw kleren vast te steken
Draag het steeds met trots Gusta en blijf altijd de fiere vrouw die je bent
Die altijd denkt aan en begaan zijt met diegenen die het niet goed hebben
Gusta, blijf als 't u belieft altijd die goede vrouw zoals we u hebben gekend
Boer Mette zat daar te snotteren met zijn grote rode zakdoek in zijn hand
Mijn lieve Gusta dacht hij, mijn sterke boerenvrouw wat hou ik van jouw
De mensen riepen hoera! Hoera! Voor onze Gusta, en vonden het plezant
Nu beste mensen zei de Burgemeester, nog een dankwoord aan de fanfare
Door de heer Baron, onze hooggeëerde gast van het kasteel in Luidegem
Uit Luidegem ons broederdorp onze vrienden en onze familie als het ware
Mens van Stillekem zei de Baron, de fanfaar keeft deze jaar koed kespelen
Algemeen gegiechel onder het volk en met veel moeite ingehouden gelach
En ik koop van verleden jaar de muziekke nok veel beter te zullen spelen
Dat was juist de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen
Algemeen en daverend gelach en gejoel, met ook een langdurend applaus
Voila zei de Baron, wat ne succes hé Champet mijn reed is goed verlopen
Na de geslaagde succesvolle rede van de zeer geachte meneer de Baron
Speelde de fanfare met nog eens driedubbel zoveel branie als voorheen
De één op zijn trompet of trom, en de
ander op zijne koperen bombardon
Het zo welgeslaagde feest duurde de hele heerlijk mooie zomerdag door
Onze helden werden door iedereen van langs alle kanten geluk gewenst
Het anders stille dorp stillegem kende een uitbundig feest als nooit ervoor
Pere zijn Fientje had zitten wenen van pure aandoening en tevredenheid
En ze viel Gusta bij het weerzien dan ook direct vreugdevol om de hals
Proficiat jong Gusta, ge zijt werkelijk een heel moedige lieve, lieve meid
Maer Fientje mens, zei Gusta, da waes nui toch allemaal nie nodig voor mij
Wij vinden just van wel zei Fientje, daarbij kwaad kan het ook niet hé Gusta
En aan wie komt het eigenlijk beter toe dan de Champetter de Nolle en jij
Awel Champetter vroeg Pere, heeft het u nog niet verveeld jong vandaag
Is er hier niet teveel volk? Zo met een schalkse vrolijke blik naar de Nolle
Och nee hoor vent Pere zei de Nolle, zo heeft de Champetter het graag
Pere drukte zijn vrienden eens stevig de hand en zei, hartelijk gefeliciteerd
'k Ben bijzonder blij voor jullie, niemand heeft dat zo echt verdiend als
jullie
Wat heldenmoed betreft hebben wij allen hier in Stillegem wat bijgeleerd
Pere jongen zei de Champetter, ik voelle 'k ik mij helemaal zo geen held
Maar 'k benne, eerlijk gezegd, wel in de wolken met mijn onderscheiding
Maar 't is vooral de diepe genegenheid van onze mensen die voor mij telt
Maar voor u zei hij tot Gusta, voel ik echt heel diepgemeende bewondering
De Nolle en ook Pere sloten zich daar welgemeend en volmondig bij aan
Ja dat is waar zeiden ze, zo een kranige vrouw is een grote uitzondering
Waes Nolle daar nie geweest he zei ze, dan waeze 'k ik mijne Mette kwijt
Ik Ben ui zo dankbaer Nolle jongen, we zullen dat noeit of noeit vergeten
Als we oeit iets voor ui kunnen doen zeg het maar, we staen bij ui in 't krijt
Ha jamaar nee he zei Nolle, ge zijt gulder mij just niets verschuldigd mens
Ik heb ik toch alleen maar gedaan, wat ik in zo 'n noodgeval doen moest
Blijf gewoon maar mijn goede vrienden Gusta, dat is mijn grootste wens
Kom vrienden zei Monten opgewekt laten we der nui maar eentje pakken
Want na al die emoties en felicitaties geraken onze kelen nog uitgedroogd
Omme azo verder doorgaan blijft onzen blekker nog in ons kele plakken
En terwijl Fientje, Tientje, Mientje en Maartje, wat babbelden met elkaar
Werd onder de vrienden toen de dorst gelest, in een gezellig samenzijn
Allemaal goede vrienden familie en buren en alle dorpsgenoten tegaar
Nolle was dolgelukkig wanneer alles eindelijk allemaal weer voorbij was
Dat hij des anderendaags weer helemaal vrij volop in de natuur kon zijn
Bij vrouwtje en kind in zijn eigen huisje, daar was hij pas weer in zijn sas
Hetzelfde met Mette en Gusta ze waren wel blij en content met al die eer
Maar hun leven en betrachtingen lag thuis op de boerderij bij hun dieren
En ook de vrede en rust van hun gewone leven keerde daar nu vlug weer
Maar de Champetter, die leefde nog in een roes, de brave borst was zo fier
Niet dat hij meende nu iets heel speciaals of een echte grote held te zijn
Nee hoor maar hij was gewoon blij, die decoratie deed hem zoveel plezier
Die week moest hij altijd maar keer op keer weer naar het gemeentehuis
Met zijn decoratie op, alleen omdat de mensen hem dan proficiat wensten
Aja zei hij der is daar soms veel werk er is daar zo een beetje grote kuis
Maar er was daar voor hem die ganse week echter helemaal niets te doen
En zijn vrouwtje wist dat natuurlijk wel, ze kende door en door hare Arthur
Ze liet hem dus rustig begaan, als hij maar op tijd 't huis was voor de noen
Die tijd was voor de Champetter van Stillegem werkelijk een mooie droom
Iedereen groette hem reeds van ver en wilde hem ook wel eens trakteren
En van den dorpsbakker kreeg hij een mooie smakelijke taart met roomLouis Victor.