24. Kwispelje en Goliath
KWISPELTJE EN GOLIATH
Stoferus Ratsen stond heel geniepig en grimmig over zijn haag te gluren
Diene lelijke stomme ezel van een Kasper gromde hij boos en ontstemd
Da spelleke moet binnenkort ophouden he, azo kan dat niet blijven duren
Zo altijd die bullebakken van grote honden achter mijn klein beestje jagen
Dat zijn nu geen manieren hé, diene onnozelaar! Allee wie doet nu zoiets?
En die smerige monsters hebben mijn Kwispeltje nooit kunnen verdragen
't Is altijd weer hetzelfde liedje als die twee grote loebassen hier passeren
Allee toe kom zeg, 't is precies alsof ze hier de baas zijn van heel de streek
En Juist alleen maar omdat ze weten dat Kwispeltje zich niet kan weren
Ze rennen dan als razend achter Kwispeltje aan en die moet gaan lopen
Maar ze zijn lelijk mis zulle als ze denken dat ik dit zal blijven verdragen
Op de één of andere dag, als dat eens past, gaan ze dat alleszins bekopen
En Kasper de stommerik wandelt er nog altijd expres voor langs hier om
Dan staat hij daar zo onnozel om te lachen he, precies gelijk nen halve zot
En mijn klein beestje heeft hem nooit of nooit iets misdaan, allee hoe stom
Ja! Hij mag er op rekenen Ik zet hen dat zeker en gewis eens goed betaald
Die smerige Mechelse Schapers, verwenste wildebrassen! Hongerlijders!
Maar nu hebben jullie zich werkelijk toch mijn kolere op de hals gehaald
Die lelijke rotbeesten, ze mogen van mij gewoon doodvallen waar ze lopen
Maar hoe erg Stoferus die honden ook haatte en naar pierenland verwenste
Ze wilden maar niet doodvallen hé vent, al weerde hij zich erg het te hopen
Kasper van Vlier, de zo gegramde, was eigenlijk nog van de slechtste niet
Wel een beetje van een losbollige lacher, maar nee, echt niet kwaadaardig
Allee kom! Zoals men zegt, iemand die niet heel gauw ergens kwaad in ziet
Hij wist het natuurlijk wel dat zijn honden Kwispeltje nooit konden pakken
Dat vliegensvlugge beestje vloog door de haag en was meteen verdwenen
Terwijl zijn grote honden gewoon in die haag bleven steken in de takken
Hij lachte daarom luid en vrolijk zonder bijbedoeling om dat koddig vertoon
Niet alléén om dat kleine Kwispeltje hoor, of dat hij daar kwaad op zou zijn
Maar alleen om de gekke situatie, hij vond dat normaal, zo maar gewoon
Hij vermoede in de verste verte niet hoe kwaad Stoferus daar eigenlijk was
In al die tijd had niemand daar trouwens ook ooit ietske over laten blijken
Dat zou hij echter later pas vernemen, eigenlijk een beetje veel te later pas
Stoferus stond nog achter de haag te reclameren en hield hen in de gaten
Innerlijk vastbesloten iets aan die volgens hem onhoudbare situatie te doen
Het was hem kotsbeu en wond er zich over op, nee hij kon dat niet zo laten
't Was nu ook niet zo dat hij Kasper nu speciaal een kwaad hart toe droeg
Bijlange nie! Maar ja! Dat gejaag achter Kwispeltje en dan die domme lach
Dat kon zo niet! Vroeg of laad moet dat stoppen. Eigenlijk liefst héél vroeg
En hij pijnigde zijn hersenen om zo een echt feilloos plannetje te beramen
Maar helaas! Er viel hem op dat eigenste moment gelijk niets speciaals in
Hoe sterk hij zich daar ook voor inspande en zichzelf zeer zat te pramen
En Kasper zat daar gewoon rustig in de wei, rustig zijn koeien te melken
Onbewust van het feit dat tegen hem duistere plannen werden gesmeed
De koekoek riep in de verte en een bloemetje bloeide met blauwe kelken
De tijd verstreek langzaam, en den boer floot een lied en melkte maar voort
Terwijl de honden daar in het gareel stonden te wachten aan de hondenkar
En! ...Den boer melkte maar voort, content, rustig, gestadig en ongestoord
Ver weg riep de koekoek weer, terwijl heel dichtbij een koe begon te loeien
En de tijd verliep maar verder. En
Kasper den boer die melkte maar voort
Dat bleef zo maar duren he vent, en de melk bleef maar vloeien en vloeien
Terwijl Stoferus nog steeds erg ingespannen bleef nadenken en ook turen
En zichzelf al begon af te vragend of die koeien misschien vol melk zaten
Wa steekt diene vent daar toch allemaal uit dat spelletje blijft ginder duren
O diene vent azo blijft melken lopen
hier straks alleen koeienvellen rond
Maar Kasper! Die trok zich daar niets van aan en den boer bleef melken
En de koekoek riep weer in de verte en een lijster huppelde over de grond
De koe genaamd Blaere, hief haar staart op zonder veel onnodig gebaar
En produceerde toen zo van, plak, plak, plak, een kunstige koeienvlaai
Een warm dampend groen kunstwerkje, en pas op, gans alléén van haar
Toen hief ze haar kop omhoog snoof de lucht op en loeide luid, mmoeoe
A ja zeg! Hoe zoude gij nu zelf zijn! Wie wordt niet moe van grote werken
Allee! Die beesten kunnen toch ook maar moeilijk roepen zo van armoeoe
Want elk van hen zonder onderscheid maakt van tijd van die kunstwerken
En wees maar gerust zulle, da gras hier groeit daarvan gelijk zot hé vent
Dus moesten zij zich in hun welige wei in gras eten helemaal niet beperken
En op die manier hadden ze dan ook geen armoe, als er maar gras was
Dan fabriceerden zij wel veel pulletjes romige verse melk voor den boer
En ja he, den boer melkte dan maar voort, want dat kwam goed van pas
En de koekoek riep ginder ver weeral, en dan nog van hoog in de bomen
Met beneden er onder nog steeds bloeiende bloemen met blauwe kelken
En Stoferus mompelde misnoegd wanneer gaat daar een eind aan komen
Op dat moment riep Kasper een andere koe, allee Belle meiske allee kom!
Belle, allee wat is dat nu weer voor ne naam dacht Stoferus, jongens toch
Da beest belt helemaal niet, want ze heeft zelfs niet eens een belletje om
Waarom die Kasper haar eigenlijk zo geheten heeft dat mag Joost weten
Wij mogen het eigenlijk ook gerust weten hoor, aja allee waarom niet zeg
Daar is toch niets aan gelegen he om te weten waarom ze haar zo heten
Maar ja hé, wat wil je eigenlijk? Joost was daar nu heel toevallig juist niet
Tegenslag he, en daarom kunnen we het hem natuurlijk ook niet vragen
Maar geen probleem hoor, vraag het hem doodgewoon zelf als je hem ziet
En de koekoek riep weer in de verte en den boer melkte maar rustig voort
A maer vent toch! Zei Stoferus verveeld tegen zijn eigen, dat blijft duren
Allee Kasper jong, laat het nu een beetje vooruitgaan, dacht hij gestoord
Weer riep de koekoek ginder ver en nog steeds bloeiden de blauwe kelken
En de koeien loeiden en een lijster huppelde weer gezwind over de wei
Maar den boer die melkte.....nee! Die stopte dan eindelijk toch met melken
Stoferus slaakte een zucht van verlichting, het werd tijd hoor, oef dan toch
Amaai als dat niet lastig is zeg, zo altijd maar over die haag staan gapen
A maar! Awel wat steekt hij nu weer uit, allee wat doet den dienen nu nog?
Niets Speciaals! Kasper was maar gewoon de melkpullen aan het laden
Allee op de hondenkar, ge weet wel, waar Goli en Ath ingespannen waren
En op afstand stond Stoferus stil in zijn eigen het aantal pullen te raden
Goli en Ath. Allee zeg! Dat waren toch maar rare namen voor nen hond
Stoferus had die rariteit natuurlijk al eerder opgemerkt en was erg curieus
Niet dat het niet mocht, bijlange niet, maar omdat hij het, allee zo raar vond
Toen hij eens melk haalde bij Kasper, kon hij het niet laten en vroeg ernaar
Maar liet daarbij natuurlijk niet merken hoe heel erg nieuwsgierig hij was
Hij vroeg dat zo langs zijn neus weg, gewoon tijdens een babbeltje tegaar
Ha! Dadde! Zei Kasper ik deed dat simpel voor mijn eigen gemak hé man
Als ik nu maar één van de honden moet hebben dan roep ik gewoon Goli
En als dat beest mij hoort roepen, komt hij natuurlijk subiet afgelopen dan
Wil ik de andere, dan roep ik Ath, awel dan komt de ander direct afgelopen
Maar nu komt het he, als ik ze nu eens alle twee tegelijk nodig zou hebben
Roep ik gewoon in een keer, Goliath, en dan komen ze allebei afgedropen
Da es goed gezien hé Manneken! Ik laat dat eens zien, let op als ik roep
Kasper schraapte nog eens duchtig zijn keel en riep heel luid, Gooliaaath
Er was nergens een hond te zien, maar zijn vrouw verscheen op de stoep
Awel jong wat staat gij daar zo luid te brullen, zei ze, is er iets aan de hand
Stoferus kon zich niet inhouden en liet zijn kannetje vallen van het lachen
't Is niets hoor Vera, lachte Kasper, het houd met u geen enkel verband
Daar hebt ge uwen Goliath gierde Stoferus, hahahahaaaa wat een mop
Maar zwijg nu toch vent, schaterde Kasper, 'k lach mij subiet nog kapot
En de mannen lachten allebei heel uitbundig en ze kregen een rode kop
Een Goliath was Vera niet, maar wel een
grote gezonde boerenvrouw
Ze was niet van de magersten maar dan ook weer niet te overdreven dik
Stevig gebouwd, blozend, heel werkzaam, altijd blijgezind, eerlijk en trouw
Maar het uitbundig lachpartijtje wekte toch de nieuwsgierigheid van haar
Al wist ze nog niet waarom, toch verscheen een glimlach om haar mond
Dat moet ik zeker weten dacht zij zo, wat vertellen die twee snuiters daar
Jamaar nee hé , zei ze, zo niet hé, waarom dat gelach, ik moet dat weten
En Kasper vertelde haar, aldoor lachend, wat er nu eigenlijk was gebeurd
Oejejoejejoei lachte Vera, wat een grap, eentje om niet meer te vergeten
Je ziet het nu zelf he! Eigenlijk waren ze altijd al sinds lang, goede buren
Alléén die oerstomme hondengeschiedenis kwam daar zo ineens tussen
't Zou toch spijtig zijn als die vriendschap daardoor niet zou blijven duren
Maar het verloop van de verdere gebeurtenissen zal dat moeten uitwijzen
Want Stoferus was vastbesloten niet meer over zich heen te laten lopen
En deze keer hij meende het, hij wou dat nu absoluut ook eens bewijzen
Intussen had Kasper zijn melkpullen allemaal nauwkeurig op de kar gezet
En hij sloot de baelde van de weide met zorg en heel stevig achter zich toe
Hij ging op de kar zitten, keek dan even rond en trok nog eens aan zijn pet
Juu Goliath! Riep hij gebiedend, en op staande voet vertrokken de honden
In een gezapig tempo zoals ze gewoon waren, reed hij fluitend naar huis
De honden, blij dat het wachten nu voorbij was en weer eens lopen konden
Stoferus stond nog steeds aan zijn hek te kijken met een heel zuur gezicht
Kasper zag hem en stopte even bij hem met de roep, houww! Stop Goliath
Is dat niet een beetje te zwaar met u daarop, vroeg Stoferus, zulk gewicht!
Maar ba nee jong, zei Kasper, die pullen zijn niet gans vol hoor amper half
't Zijn sterke beesten! Als ik naast de kar loop, moet ik me dood lopen vent
Het zijn goed gekweekte honden hoor, ze hebben meer macht dan een kalf
Ja! Zei Stoferus wat spottend 't is natuurlijk ook te zien hoe groot dat kalf
is
Kasper lachte opgewekt en luid, dat is nu ne keer een goeie Stoferus zei hij
Die moet ik onthouden en alleszins eens aan Vera vertellen zeker en gewis
't Zijn toch algelijk prachtige dieren hé vent, zei hij, groot en sterk niewaar
Uw Kwispeltje is daar niets bij vergeleken hé, allee zeg zo nietig en zo klein
Maar ja gij zijt er toch gemakkelijk mee, en da fuk vormt ook geen gevaar
Ja dat is waar, zei Stoferus, 't is maar een klein beestje maar wel erg lief
Als ik roep, Kwispel! Dan komt hij onmiddellijk af, inplaats van mijn
vrouw
Oei lachte Kasper vrolijk, je hebt mij wel goed liggen hoor, ik ben niet naïef
Kwispel! Riep Stoferus zachtjes, en onmiddellijk kwam het kleine diertje
Het sprong levendig keffend en huppelend en blij tegen Stoferus zijn benen
Zie je, zei Stoferus, 't is maar klein maar voor mij toch een echt pleziertje
De honden van Kasper gromden dreigend en toonden hun grote tanden
Ze drumden woedend en hevig uit volle macht tegen Stoferus zijn hek aan
Koest Goliath snauwde Kasper kort en hield de honden strak aan banden
En zomaar plots gleed een gelukzalige glimlach over Stoferus zijn gelaat
Een heerlijke zoete wraakgedachte schoot hem eensklaps door de geest
Dat prachtideetje kwam juist van pas, het was niet te vroeg en niet te laat
'k Moet voort Stoferus zei Kasper, ze worden al ongeduldig zoals ge ziet
Allee tot later he vent. Ju Goliath! En een beetje kalmaan he zotteriken
Maar wat diep binnenin Stoferus zijn geest opkwam, wist hij natuurlijk niet
Stoferus lachte fijntjes en geheimzinnig en stak zijn arm nog op als groet
En terwijl Kasper met zijn volgeladen melkkar of hondenkar vlug wegstoof
Zei Stoferus stil tegen zichzelf, ik gebruik de grote midellen als het moet
Hij had gezien hoe de honden de kar moeiteloos, als niets, meesleurden
Als ze Kwispeltje zagen, schenen die beesten plots precies nog sterker
En hij zag ook hoe ze zo moeiteloos en snel langs de veldweg scheurden
Ja ja! Hij had hun wilde reactie goed gezien als ze zijn Kwispeltje zagen
En meteen kreeg zijn langverwachte en betrachte speciaal ideetje vorm
Hij lachte! Die grote loebassen komen toch nooit door mijn dichte hagen
Ik ga hen een eindje tegen en stuur Kwispeltje dan eensklaps op hen af
Die beesten worden dan natuurlijk op slag hoorndol en zo zot als ne top
En achtervolgen met hun haar recht, met Kasper en melkkar op een draf
Kwispeltje zet het als altijd op een lopen en schiet zo door de haag henen
Die onnozele loeders stuiven hem in hun stomme blinde woede achterna
En blijven ineens steken in de haag en krijgen zo de kar tegen hun benen
Dat zal ze leren die lelijke scharminkels, dat zal hun verdiende straf zijn
Ja lachte Stoferus ze verdienen het, om eens een heel harde les te leren
En hij trakteerde zichzelf tevreden in zichzelf neuriënd op een glaasje wijn
Ho ho, zei zijn vrouw, wat is dat nu, je bent er vandaag gelijk zo graag bij
Wel ja Marie mens zei Stoferus, waarom niet, 't is ne vrede schone dag he
Kom toe vrouwtje drink eens een glaasje mee en zet gij u maar wat bij mij
Maar van zijn heimelijk plannetje zei hij nog niets, wijselijk verzweeg hij dat
Want hij kende haar, vrouwtje lief zou dat absoluut en helergans afkeuren
En hij van zijn kant, wou zich persé wreken want hij was dat spelletje zat
Stoferus zei ze zo opeens, is er iets? Ge zit zo precies met rare streken
Ik ken u he, 't heeft toch weer niets te zien met dat koppel honden zeker?
'k Heb wel gezien dat ge juist aan het hek met Kasper stond te spreken
Och ja dadde zei Stoferus, we hebben het over zijn mooie honden gehad
En ook over mijn klein Kwispeltje, dat het zo een bijzonder lief beestje is
Ook wat over het weer en zo, je weet toch wel he gewoon over dit en dat
Ze keek hem wantrouwend aan en zei, jamaar geen ruzie maken hé man
We zijn nu al die jaren al gezellige buren en daarbij ook goede vrienden
Ruzie ruzie, zei Stoferus, allee Marie jong, daar spreke 'k ik toch niet van
Jamaar! Zei ze, ik ken je, en je trekt een zuur gezicht als je Kasper ziet
'k Weet het ook wel, 't is nie schone om alzo achter ons hondje te jagen
Maar om daarvoor nu eigenlijk ruzie te gaan maken dat is de moeite niet
O nee! En wij moeten dat allemaal maar verdragen, riep Stoferus kwaad
Dienen stomme ezel van ne Kasper staat ons daar gewoon uit te lachen
Zie je wel! Riep Marie uit, ik dacht het dat het weeral over die honden gaat
Ik verwittig u he Stoferus, als ge opzettelijk ruzie durft te maken daarvoor
Gaat ge dat bekopen, dan spreek ik in geen jaar nog een woord tegen u
En 'k meen het zulle manneken, knoop dat maar ne keer goed in uw oor
Stoferus wist natuurlijk maar al te goed, dat het allemaal maar bluf was
Maar toch! In het verleden had hij haar precies nog nooit zo kwaad gezien
Ze nam kwaad de wijn meteen weg, en verliet de keuken met grote pas
Oei! Dacht Stoferus, ons Marieke is geloof ik kwader dan ik eerst dacht
Maar ja newaar! Vera is juist haar beste vriendin, 't is natuurlijk dadde he
Maar toch he, zulke kwade reactie had ik van haar eigenlijk niet verwacht
Aja he, 't zal dus allemaal als schijnbaar zo bij toeval moeten gebeuren
Zo al wandelend van weg he, aja gewoon zomaar wreed gewoon bij toeval
En dan nog ne goeiendag roepen als ze mij dan zo plots voorbij scheuren
Hij was zo diep in gedachten vergenoegd op 't voorhand aan 't genieten
Zo diep zelfs, dat hij opeens in een luide lach schoot, zomaar onverwacht
Zo hartelijk luid, dat hij er zijn vrouw, zijn Marieke, door deed verschieten
Stoferus! Riep ze stomverbaasd, wat is dat met u ge wordt gij zeker zot
Allee! Ge zit daar zomaar zonder enige reden, alleen, en zo luid te lachen
Dat de mensen dat u zo moesten zien en horen ze steken u in het zottekot
Marie meiske, zei Stoferus, luistert! Vooreerst! Een zottekot bestaat niet
Dat is een verpleegdenhuis of ziekenhuis en zotten die bestaan al evenmin
Dat zijn geesteszieke mensen, dat is toch héél wat anders zoals ge ziet
Ach zo meneerke! Riep ze, schikte gij misschien wat te lachen mee mij
Ge moet het maar zeggen hé manneken, niet zo heimelijk, maar rechtuit
Dan trekke 'k ik der hier meteen maar uit, en ge zijt gij zo subiet were vrij
Marieke toch! Zei Stoferus zalvend, allee mens wat zijn dat nu voor rotten
Ge weet toch hoe zot da 'k zitte van u, Marieke meiske ge zijt mijn alles
Ik hou zo van u! Je bent mooi en lief en kookt daarbij de allerbeste potten
Welke reden zou ik nu toch hebben om met mijn Marieke te lachen allee
Hij trok haar meteen op zijn schoot en sloot haar heel teder in zijn armen
Hij kuste haar en zei, mijn lief vrouwtje, daar lacht hier just niemand mee
Ze keek hem aan sloeg toen haar armen om zijn hals en lachte weer blij
Ik meende dat allemaal niet hoor, maar dat weet ge toch wel hé Stoferus
Maar natuurlijk weet ik dat mijn schat, ik hoor bij jouw en gij hoort bij mij
Goed en wel! Zei ze dan, maar waarom lachte je daar dan gelijk zo raar
Och dadde! 'k Droomde, zei hij, dat ze eens zo in mijn haag zouden rijden
Maar Stoferus toch! Bestrafte ze hem, gelukkig gebeurt dat niet echt waar
Natuurlijk niet! Je ziet schat zei hij, ge moet u nergens zorgen over maken
't Is toch maar nen stomme droom, om zo eens mee te kunnen lachen hé
Maar wees gerust we zullen wij er wel eens van die kwibussen af geraken
Hij gaf haar nog een geruststellend kusje en Marie was daarmee content
Gij zotteken zei ze, waar maakt gij u toch allemaal zo vreselijk druk over
Weet ge wat Stoferus! 't Is sust hé dat gij dat teveel in uwen geest prent
Maar na nog een kusje zei ze, allee toe vent zet dat nu toch uit uwe kop
Na nog een kusje zei ze, zie je nu Stoferus, zo gaat het toch al veel beter
En na nog twee kusjes, en nog twee, gaf ze het reclameren gewoon op
Des anderendaags stond Stoferus de melktijd al ongeduldig af te wachten
Het kon maar niet snel genoeg gebeuren vandaag. Waar bleven ze toch
Hij verlangde nu toch zo hevig naar die zoete wraak, met al zijn krachten
En ja hoor! Eindelijk na lang wachten stoof de hondenkar daar weer voorbij
Stoferus zijn hard sprong op van spanning en vreugde, haha daar zijn ze
Nu is het mijn beurt manneken, wraak is zoet, de volgende zet is aan mij
Kasper lade de pullen als gewoonlijk af, riep een koe en begon te melken
En een koe loeide en weer huppelde een lijster gezwind over de weide
De koekoek riep in de verte en er bloeiden bloemen met blauwe kelken
En den boer melkte maar rustig vo......A jamaar nee he, azo niet he zeg!
't Is hier altijd maar hetzelfde geleuter over bloemen en dienen koekoek
Dat moet gedaan maar eens zijn, anders geraken we hier niet meer weg
Om het kort te maken! Na een tijdje was Kasper gereed om te vertrekken
En Stoferus wandelde hem tergend traag met klein Kwispeltje tegemoet
't Was wel tijd ook want hij had zijn nek achter de haag staan verrekken
Kasper stapte zoals altijd op de hondenkar en het hondengespan vertrok
Pak de beestjes siste Stoferus toen stilletjes, en Kwispeltje stoof vooruit
Bij het zien van het keffende Kwispeltje, sprong Goliath toe met een snok
Kwispeltje keerde meteen snel als de wind om en zette het op een lopen
En Goliath er meteen luid blaffend en huilend
en grommend achteraan
Het lukt dacht Stoferus, allee loebassen doorzetten nu stond hij te hopen
Kasper zat te roepen en tieren van how how stoppen zeg ik, Goliath stop
Stoppen zeg ik lelijke stomme beesten, stoppen zeg ik Goliath onmiddellijk
Stoppen riep hij of hoorde nie goed, stoppen of 'k kloppe op ulderen kop
De kar vloog Stoferus als een wind voorbij, ne schonen dag hé, riep hij
Maar Kasper antwoordde niet eens, hij zat te hard tieren op zijn honden
De melkpullen vlogen langs alle kanten weg, van voor, van achter, en opzij
Het zand stoof hoog en wijd en wervelend in het anders zo stille wegje rond
Wijl Kasper uit alle geweld aan de leidsels sleurde, maar het hielp geen zier
En hij schreeuwde maar luid door, tegen zowel de ene als de andere hond
Als die kleine door de haag vliegt, dacht Kasper inmiddels, is het een ramp
Stoppen! Rotbeesten schreeuwde hij kwaad, stoppen zeg ik, Goliath stop!
En door zo geweldig aan de lijnen te trekken, kreeg hij dan nog de kramp
De honden waren tot ongeveer zo een tien meter nabij Kwispeltje gekomen
Daarom zetten ze kwaadaardig grommend nog gauw een versnellingske bij
En toen vervulden zij eindelijk toch al wat Stoferus zich had kunnen dromen
Kwispeltje schoot als de weerlicht door de haag weg en vluchtte in huis
De honden konden door het gewicht van de beladen kar niet tijdig stoppen
En kraaasssschhh! Met een schok haag binnen met een enorm gedruis
Kasper vloog door de snelheid over de kar over de haag tegen een boom
Hij sloeg er geschokt en verschrikt armen en benen rond en bleef hangen
Daar hing hij dan halverwege de stam, gans versuft nogal bleekjes en loom
Stoferus was ondertussen lopend zo snel hij kon, over 't land teruggekeerd
Om van het perfect gelaagde resultaat van zijn duister plannetje te genieten
Het was echt gelopen zoals hij zich had ingebeeld zijn plan liep gesmeerd
Hij zei, maar Kasper, voor kersen moet ge niet over de haag springen hoor
Als ge er graag wilt vent, zal ik ze zelfs voor u plukken en ze thuis brengen
Allee jong 't is toch maar een kleine moeite, daar zijn we toch vrienden voor
Kasper liet zich dan moeizaam en krampachtig van de kersenboom glijden
Een beetje groen en pijnlijk grijnslachend stak hij een wijsvinger omhoog
Die Stoferus! Zei hij, dat is een goeie, jongens jongens, was me dat rijden
Die lelijke oerstomme loeders wilden natuurlijk weer niet naar mij luisteren
k' Moet me vree inhouden he vent of 'k zou ze kunnen de poten afkappen
Ofwel ze zo nen groten paardenbril aandoen om hun ogen te verduisteren
Maar! Zei Stoferus, geef toe, 't zijn toch algelijk vrede schone beesten hee
Allee daar is mijn fuk van een Kwispeltje toch niets bij, zo een klein ding
Maar allee kom! 't He zijn voordeel, dan rijd ik er ook in de haag niet mee
Kasper lachte alweer luchtig terwijl hij rondkeek, die Stoferus zei hij weer
De honden stonden alhoewel geschrokken alweer met de kar op de weg
En Stoferus vroeg toch eerlijk bezorgt, zeg Kasper ge hebt toch geen zeer?
Nee dat niet zei Kasper, maar 'k heb vandaag toch weer iets bijgeleerd
O ja! Vroeg Stoferus belangstellend, en meteen denkend aan zijn hondje
Da ge, zei Kasper ondeugend, kunt vliegen als ge maar hoog genoeg veert
En hij schoot om zijn eigen grap vrolijk in een luide klaterende schaterlach
Stoferus lachte ook mee maar niet zo echt gemeend en nogal groenekes
Maar verder over de honden hun stom wild gedrag maakte hij geen gewag
Als Kasper na zo wat over en weer geloop zijn boeltje bijeen had gegaard
Kroop hij gewoon weer op zijn kar alsof er helemaal niets gebeurd was
Ju! Riep hij, stak zijn arm nog eens op en stoof weg, stout en onvervaard
Hij zal zijn lesje nu wel geleerd hebben, zei Stoferus vergenoegd en stil
Hij zal zijn honden, allee denk ik toch, niet meer achter Kwispeltje jagen
En zo niet! Wel dan vraagt hij erom en stoof ik hem nog eens zo een pil
Toen Kasper thuis kwam riep Vera, awel Kasper ge zijt gij gelijk zo laat
Ja! Zei Kasper, die stomme honden zijn in de haag van Stoferus gereden
En al mijn melkpullen mens, die vlogen zo langs alle kanten op de straat
En uw kleren dan zei ze, kijk nu toch ne keer vent, ze zijn helegans groen
A dadde! Dat es van langs Stoferus zijn kerseboom te slieren, zei Kasper
Hoe! Zei Vera verbaasd, wa zijde gij ginder bij Stoferus weesten doen?
't Is al goed zei Kasper, kom Vera ik leg u heel het verhaal nu ne keer uit
En hij verhaalde haar de hele historie en lei alles tot in de kleinste puntjes
Eerst schrok Vera van het gebeurde, maar achteraf schaterlachte ze luid
Pas toch maar op zei ze, en houd uw honden een beetje beter in de hand
Allee, ge weet toch al lang dat ze dat klein beestje niet kunnen verdragen
Als die keffer maar op zijn hof bleef he zei Kasper, maar ja 't liep op 't land
Anders loopt het beestje bijna nooit weg, hij is haast nooit te zien op straat
Maar 't zal nu wel zijn lesje geleerd hebben denk ik, zei hij, zo na vandaag
Jamaar zei Vera, met dat alleen te denken, daar ben je niet mee gebaat
'k Zal morgenvoormiddag dacht Kasper best eerst ne keer tot ginder gaan
Met de honden natuurlijk! Zo zie ik dan subiet hoe gevaarlijk het ginder zit
Als ze Kwispel durven bijten zei Vera dan pak ik die beestjes ne keer aan
En ze meende het wat ze zei, en ook Kasper had het heel goed begrepen
Want hun vorige hond had haar dom van weg gebeten bij het eten geven
Ze greep hem bij de keel en heeft hem zonder verpinken doodgeknepen
Nee nee! Vera was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken
Het was anders een doodbraaf mens en ze sprong voor elkeen in de bres
Maar dom was ze niet hoor, je verkocht haar zeker geen katten in zakken
De volgende voormiddag wandelde Kasper zo ne keer bij Stoferus voorbij
Stoferus had het direct al in de gaten en knarste woedend met de tanden
Ziede nu die lelijke vagebond zei hij, Kasper doet dat expres, hij pest mij
Kasper's honden koersten rond Stoferus zijn haag naar Kwispeltje op zoek
Maar deze keer was dat zo gehate beestje hier nergens te horen of te zien
Het had pas gegeten en lag nu in huis in zijn mandje te slapen in een hoek
Zie je wel, zei Kasper bij zichzelf, niets te zien, 't is hier zo veilig als
wat
Die kleine pruts komt nu niet meer op straat 't is veel te klein en te bang
Het moet gisteren ontsnapt zijn, de honden hadden het bijna beet gehad
Maar allee! Ik kan nu toch weer gerust zijn om gewoon langs hier te rijden
Mijn honden zijn rustiger dan ooit dat vormt dus al geen probleem meer
Allee kom, riep hij zijn honden, naar huis, en zo liep hij zich te verblijden
Maar Stoferus dacht daar anders over, die stond daar van kolere te beven
Hij was werkelijk wit van woede, hij komt juist maar tot hier en gaat terug
Speciaal om met zijn honden op Kwispeltje te jagen, heb je van je leven
Maar pas op kerel je zoekt last, je
krijgt nog vandaag van dezelfde koek
Zo speciaal naar hier komen alleen maar om mijn kleine beestje te pesten
Reken er maar vast op dierenbeul, je krijgt van hetzelfde laken een broek
Het werd voor Kasper langzamerhand weer tijd om koetjes te gaan melken
En Kasper deed wat hij moest doen, en riep als altijd, allee kom Belle kom
En in de verte riep de koekoek en nog altijd bloeiden die blauwe kelken
En het hele spelletje herbegon, en dus melkte den boer maar rustig voort
De koeien loeiden om beurten en twee
lijsters huppelden vrij over de wei
En den boer melkte gestadig en ongedwongen voort rustig en ongestoord
Ja zeg! Daar beginnen we weer, weet je wat! ik draai de wekker wat door
Ziezo! Den boer laadde dan na het melken zijn pullen op zijn hondenkar
Keek nog eens onderzoekend rond en krabde eens achter zijn rechteroor
Ju Goliath! En een beetje kalm deze keer of ge krijgt vanavond geen eten
Maar! Helaas! Stoferus stond ginder met zijn kleine Kwispeltje al op post
Ja! Helaas! Driewerf helaas voor Kasper! Had hij dat toch maar geweten
Stoferus kwam, natuurlijk weer zo erg heel toevallig, over het velt gegaan
Van Langs die kant konden de honden met hun kar Kwispeltje niet volgen
Er lag immers een diepe gracht tussen, Stoferus had het expres gedaan
Als Kwispeltje dus moeiteloos over die gracht heen wipte was hij subiet vrij
En als de honden hem domweg daarlangs gingen volgen, hadden ze pech
Dan kantelden ze onverbiddelijk in de gracht met pullen en kar en al daarbij
De nietsvermoedende Kasper vervolgde op zijn gemak en fluitend zijn weg
Tot hij plots Stoferus in het oog kreeg met Kwispeltje, hij verslikte zich
bijna
Jongens toch! Riep hij, de Stoferus met zijn fuk, 't is toch geen waar he zeg
Maar 't was wel waar! Maar al te waar! En hij zag het trouwens heel goed
En daarom greep hij ook zonder dralen de teugels heel stevig in de handen
Allee pak de beestjes, zei Stoferus stilletjes, toe Kwispel pak dat gebroed
Meteen schoot het keffertje als een pijl uit een boog regelrecht naar hen toe
Koest! Schreeuwde Kasper reeds op voorhand, hoort ge mij Goliath koest!
Te laat! Dacht Kasper zelf al meteen, en dat was een waarheid als een koe
Want zijn woestelingen begonnen al zienderogen een goede vaart te geven
Ze sleurden de melkkar hotsend en botsend en krakend achter zich aan
Pas op! Die gracht, riep Kasper verschrikt, en vreesde echt voor zijn leven
De honden stopten niet en schuimbekten van woede tegen dat kleine fuk
Ze gromden zo vervaarlijk en liepen reeds dreigend met hun tanden bloot
Niets kon hen nu nog tegenhouden noch geroep noch wild teugelgeruk
En dit keer naderden ze Kwispeltje toch wat dicht, tot op een meter of vijf
Nader en nader en nader, nog wat vlugger en nog een beetje en nog wat
En hop! Kwispeltje wipte gezwind over de gracht en redde zo zijn vege lijf
De razende Furies van Kasper vergaten hun kar en wilden gewoon volgen
Er volgde een luid geroep, geklingel, gekraak, gehots en kantelend gebots
En het hele groepje verdween pardoes in de gracht en raakte bedolven
Kwispeltje verdween zoals gewoonlijk door de haag en Stoferus keek toe
Het zal deze keer wel de goede en laatste les geweest zijn zeker dacht hij
Hij zal nu niet meer met zijn honden komen wandelen, hij is het nu wel moe
Maar Kasper kwam voorlopig niet meer tevoorschijn, hij zat onder de kar
En dat bleef daar maar duren. En het werd heel heel erg stil, veel te stil
Zo stil zelfs dat Stoferus ervan schrok, en hij geraakte er door in de war
't Is toch geen waar zeker zei hij, en zette het dan meteen op een lopen
Recht naar hen toe, en dacht, ik ben toch gelijk een beetje te ver gegaan
Ik moet daarmee ophouden! 't Is misschien niets, was hij aan het hopen
Hij grabbelde de hondenkar met beide handen beet en kantelde haar over
Kasper lag daar nog te grabbelen en te klauwieren tussen al de melkpullen
En toen hij dan eindelijk toch weer recht kwam zag hij maar bleek en pover
Stoferus vent zei hij, ik dacht waarlijk dat mijn laatste uur nu geslagen was
Zo een helse rit he jong en ik wist ook wel dat dienen diepe gracht hier lag
En ik zag je ginder just lopen in 't veld met uw hondje en begreep het alras
Dat Kwispeltje, indien nodig, onverwijld over diene gracht heen zou gaan
En als die stomme loeders van honden kwaad zijn kan ik niet meer houden
Werkelijk vent Stoferus, ik had echt schrik en vreesde ik voor mijn bestaan
Kasper liep wat te hinken en Stoferus kreeg van zijn experiment grote spijt
Hij hielp heel gedienstig Kasper zijn hondenkar weer gans in orde maken
Onderwijl was hij kwaad op zichzelf, en maakte zich in zijn binnenste verwijt
Hebt ge veel pijn jong Kasper, vroeg hij met angst en medelijden bewogen
Echt he vent Kasper, het spijt me verschrikkelijk dat dit is gebeurd, zei hij
En hij meende wat hij zei, het was waar! Stoferus had echt niet gelogen
Och! Zei Kasper, zo erg is het ook niet 't zal zeker wel rap weer over gaan
Ne mens is nie vele he jong, ge komt van alles tegen in 't leven hé Stoferus
Ge moet tegen iets kunnen, 't Is niet voor 't eerst dat ik me pijn heb gedaan
Het zijn die stomme loeders van honden, soms kan ik ze niet meer de baas
Ik wou dat ik ze dat maar ne keer op de een of andere manier kon afleren
Zodat ze zulke stommigheden niet meer doen maar ik vind niets, helaas!
Ik zal daar alleszins nog ne keer goed over moeten nadenken zulle man
Zo kan dat zeker niet blijven duren, dat moet anders, ze moeten luisteren
'k Weet voor 't moment niet hoe hen dat te leren, maar zal doen wat ik kan
En alleszins bedankt hé Stoferus om mijn kar uit de gracht te helpen halen
'k Heb eigenlijk nog veel sjanse dat
mijn melkkar niet helemaal kapot is
Ik kan ze niet missen he jong, anders mocht ik ook nog een andere betalen
Maar allee kom vent, 't is al mee al is het toch nog redelijk goed afgelopen
Als ge ne keer goed kijkt naar de ruwe manier waarop dat het is gebeurd
Een geluk bij een ongeluk, voor hetzelfde geld lag ik helemaal in knopen
Allee Stoferus jong, 't is weer in orde, 'k benne maar vlug were naar huis
En ge zijt alleszins nog ne keer bedankt he man voor al uw goede hulp
Had het wat moeten tegen slaan he vent was hier heel mijnen boel in gruis
't Is niets jong Kasper, zei Stoferus wat zorgelijk, doet uw been nog zeer?
'k Zit daarmee toch in zulle vent, zou ik niet beter voor om de dokter gaan
Maar ba nee Stoferus jong lachte Kasper, tegen morgen gaat dat alweer
Allee goed dan, zei Stoferus, maar als 't verslecht laat het alleszins weten
Dan haal ik er meteen maar Pruike bij, of heb je misschien liever den Kluis
Doe gij echt maar geen moeite jong Stoferus, morgen is alles al vergeten
Allee tot morgen dan he Stoferus, tot in 't passeren hé, riep Kasper nog
En hij was weer vertrokken, ju! Goliath, gulder domme ezels van honden
'k Zegde nog zo schone dat ge dat niet mocht doen en jullie deden het toch
Stoferus keek hem na en veegde het koude angstzweet van zijn voorhoofd
Stomme ezel dat ik ben zei hij, Kasper had misschien wel dood kunnen zijn
En zijn grote dorst en verlangen naar zoete wraak was in een keer gedoofd
Dat is voor goed afgelopen, zei hij, anders komen daar nog ongelukken van
Allee, stel nu ne keer dat Kasper zijn been nu eens niet meer goed komt
Alles mijn schuld! Ik mag er gewoon niet aan denken, mensenlief wat dan?
En Stoferus liep op en neer, onrustig aan de mogelijke gevolgen te denken
Torenhoge kosten, operaties en misschien zelfs niet meer kunnen werken
Lieve mensen toch dacht hij, kon ik hem maar goede gezondheid schenken
Stoferus werd steeds ongeruster en zijn geweten begon vreselijk te knagen
Waar ben ik toch mee begonnen, ezel dat ik ben ik zou mezelf kunnen slaan
Moge het als 't u beliefd niet erg worden, ik zou het niet kunnen verdragen
Die druk bewogen dag kon voor Stoferus maar niet vlug genoeg om zijn
En hij droomde die nacht van lijden, ziek zijn, van opereren en doodgaan
Bij het ontwaken uit die afschuwelijke nachtmerries deed zijn hart echt pijn
En hij stond die dag reeds vroeg te wachten tot Kasper voorbij zou komen
Maar de tijd vervloog en Stoferus wachtte maar er was geen Kasper te zien
Stoferus werd steeds banger en dacht weer aan die nare akelige dromen
Hoe ongerust hij nu ook keek en halsreikend loerde over zijn groene haag
Kasper kwam maar niet opdagen, noch zijn honden noch de bekende kar
En hij bleef daar zitten met zijn knagende prangende onheilspellende vraag
Die zijn hart zo toeneep en omklemde, hoe zou het nu toch met Kasper zijn
Hoe langer hij op Kasper wachtte hoe banger en ongeruster dat hij werd
En een grote angst sloop heel diep in zijn hart als sterk bitter bijtend venijn
Hij stond net op het punt het wanhopig tevergeefse wachten op te geven
Toen de hondenkar dan toch plots in volle vaart de weg kwam opgereden
En er daardoor weer wat hoop en zonneschijn kwam in Stoferus zijn leven
Aan Stoferus zijn hek bleef Kasper een ogenblik opgewekt lachend staan
Awel! Riep Stoferus, hoe is het nu voor het ogenblik met uw zeer been?
Och goed zulle vent zei Kasper, dat was na zo een uurtje al over gegaan
Mens wat een geluk zei Stoferus opgelucht, 'k he der echt nie van geslapen
Maar vent toch! Daarvoren! Zei Kasper, 't was maar een twadde van niets
Allee Daarvoren moedde nui toch niet wakker in uw bedde liggen gapen
A zoveel te beter dan zei Stoferus, zijn hart sprong op en hij was dolblij
Maar ik had er gisteren toch algelijk wreed van verschoten zulle manneke
Och! Zei Kasper opgewekt, zulke kleinigheden genezen heel vlug bij mij
Allee jong Stoferus 'k moet gaan melken zulle want ik ben nu al wat laat
Tot in den draai dan maar he riep Stoferus hem nog opgelucht achterna
Jongens wat een geluk zuchtte hij, Kwispeltje mag nu niet meer op straat
Hij schrok op, dag Stoferus riep plots een heel bekende stem achter hem
Dag Vera! Zei Stoferus, goe weer he, welke goed wind waait u naar hier
'k Kome 'k ik gewoon ne goeiendag zeggen zei ze, en trok aan haar rem
Ze zette haar fiets aan de kant tegen de haag en vroeg, is Marie in huis
'k Heb dan ook maar meteen een beetje boter en wat eieren meegebracht
Ach zo, zei Stoferus, ja hoor ze is daar zeker ergens binnen aan de kuis
En Stoferus vergezelde haar dan ook maar heel gastvrij mee naar binnen
We zullen wij nu allen samen eerst gezellig
een goed potje koffie drinken
'k Heb nog wel wat werk aan de haag maar 'k zal er daarna aan beginnen
Het werd natuurlijk alras een gezellig babbeltje zo met hun drieën tegaar
En de tegenslagen van Kasper kwamen tenslotte ook ne keer ter spraak
Ja 'k ga nu toch maar werken, zei Stoferus, er is nog werk hier en daar
En weg was hij. Nee over dat onderwerp was hij nu niet meer te spreken
Stommerik! Verweet hij zichzelf stil, hoe kon ik toch eigenlijk zo dom zijn
Ge moet toch gene hele slimme zijn voor het uithalen van zulke streken
Maar dadde nooit meer hé! Nu heb ik zelf ook wel een goede les gehad
En al reutelend deed hij zijn dagelijkse werk zoals 't zijn gewoonte was
Totdat hij een tijd later Kasper met zijn kar hoorde passeren op het pad
Kasper deed het op zijn gemak gemoedelijk en hij reed ook nagal traag
Hij was 't hij content he dat alles weer goed ging, zo reed hij dus voorbij
Maar heel onverwacht, schoot Kwispeltje als een wilde furie door de haag
Hij rende de honden zo hard hij kon achterna en beet stout in Goli zijn bil
En hij was daar nu toch, en gaf Ath meteen een knauw in zijn achterpoot
Kwispel hier! Schreeuwde Stoferus erg geschrokken, zo heel luid en schril
Hij stond door die aanval aan de grond genageld van 't danig verschieten
Hier komen Kwispel schreeuwde hij en onmiddellijk op uw hof nu subiet
Vooruit op uw hof! Hier komen! Zeg ik, en wel nu direct gij onnozele wieten
Maar helaas! Veel te laat! Het kwaad was al voor de derde keer geschied
De kar maakte plots een wijde glijdende draai en de achtervolging begon
En hoe Kasper ook tegen de honden riep en sleurde het hielp allemaal niet
Dit was het toppunt, dit keer waren de honden dol en gans over hun toeren
Ze waren nogwel gebeten zeg, en nu moesten ze dat kleine ding hebben
Niets kon hen nog weerhouden, dit keer gingen ze hem eindelijk vloeren
En Kasper zat daar zo weer te roepen en te tieren als een echte wildeman
Stoppen zeg ik stoppen hij sleurde aan de leidsels maar het hielp geen zier
Hoooouuuw! Zeg ik, stoppen! Zeg ik, hooouuw! stoppen of ge krijgt ervan
Terwijl Stoferus angstvallig toekeek zonder zich ook een vin te verroeren
Hij stond reikhalzend het verloop te volgen met zijn kop boven zijn haag
Verslagen totaal verbijsterd, bijna ongelovig, en helemaal boven zijn toeren
De honden waren razend en de kar naderde in een onheilspellende vaart
Terwijl Goliath op slechts een tien centimeter van Kwispeltje was genaderd
Was dat Kwispeltjes einde? Ze hadden hem nu eindelijk bijna bij de staart
Nog vijf
centimeter, ze gromden woest en openden hun vreselijk bek en!??
Kraaassscchh de haag weer binnen, gerammel der kannen en
luid gedruis
De honden kregen kar tegen hun lijf en dan luid kermend gejank van hen
En! Kwispeltje die was alweer door de haag verdwenen en recht in huis
Kasper was weer zwierig over de haag gedoken dit keer boven op Stoferus
De honden zaten daar kermend vast onder de kar, nee dat was niet pluis
Kwispeltje kwam meteen nog vlug ne keer nieuwsgierig naar buiten kijken
En zag verbaasd Kasper daar scherlewiep op zijn baasje Stoferus zitten
Ha nee he! Dat bezag hij als agressie, viel aan en wilde niet meer wijken
Hij zette zijn tanden meteen in het zitvlak van Kasper, en die sprong op
Au au au, riep hij, Kwispeltje loste niet en hing aan zijn broek te bengelen
Stoferus moest vlug
ingrijpen, pakte het hondje beet en riep, Kwispel stop!
Kwispeltje loste zijn beet, en zag meteen de honden
vastzitten in de haag
Ha nee he zeg! Dat was zijn terrein, en het beestje werd dol van woede
En hij plantte meteen zijn venijnige tandjes in hun rug, hun zij en hun kraag
De grote loebassen zaten echter zo vast dat ze geen vin konden verroeren
En ze jankten en huilden van pijn en gromden ook van woedende onmacht
Ja dit was pas erg! Nu beleefden de honden echt diep vernederende toeren
Stoferus greep echter direct in en nam het woedende hondje op den arm
Dat zal ze nu ne keer leren zie zei Kasper, ze moeten maar leren luisteren
Ze verdienen dat! De stommeriken! Ze hadden het daar nu wel even warm
Ik zou hem nu eigenlijk moeten afstraffen zei Stoferus, voor wat hij deed
Maar kijk he vent, heb je dat gezien hoe hij mij wou verdedigen tegen u
Hoe hij u daarom zonder aarzelen zomaar aanviel en in uw achterste beet
Stoferus keek een beetje radeloos naar Kasper als vragend om goede raad
Ik weet eigenlijk niet zo heel goed meer wat ik met hem moet aanvangen
Allee toe kom Stoferus zei Kasper, dat beestje deed een moedige daad
Hij dacht natuurlijk dat ik u aanviel newaar en hij deed wat hij moest doen
En zo erg is dat nu ook weer niet hoor, want zoveel schade deed hij niet
Nee daarvoor is Kwispeltje veel te klein, maar 't is wel een moedige kapoen
Toch voor zijn grootte! Laat dat beestje maar were lopen Stoferus jongen
Da beestje verdient het niet om voor zo 'n moedige daad gestraft te worden
Laat gij hem maar eens keffen en blaffen dat is goed voor zijn kleine longen
Meent ge dat nu echt, vroeg Stoferus opgelucht en met blijheid in zijn stem
E maar natuurlijk vent Stoferus, het zijn mijn honden die nu straf verdienen
Die moeten luisteren naar mij en mogen zich niet laten afleiden van hem
Stoferus was echt blij dat hij Kwispeltje daarom geen straf hoefde te geven
Allee zei hij opgelucht, als jij er zo over denkt zal dat dan wel goed zijn hé
En dacht in zichzelf mijn klein beestje zou voor mij vechten voor zijn leven
Daarom hield hij nu nog veel meer van zijn kleine Kwispeltje dan voorheen
Maar uit voorzichtigheid hield hij hem toch maar liever wijselijk op zij arm
Anders hangt die kleine rakker hier straks weerom aan Kasper zijn been
Vera had echter ook dat uitzonderlijk rammelende lawaai direct gehoord
En kwam geschrokken
en nieuwsgierig naar buiten kijken, wat was dat!
Wadde! Riep ze, weeral! Ze keek dit keer erg nijdig en was
erg verstoord
Wachte ziedde! Zei ze, ik zal die gastjes dat direct ne keer gaan afleren
De daad bij het woord voegend stapte ze zonder dralen op de honden af
Oeioeioei kijk nu uit zei Kasper, die kereltjes krijgen daar alvast wat peren
Vera greep de kar stevig vast en rukte ze in één keer uit Stoferus zijn haag
De honden doken ineen, goeds verwachtten ze niet ze kenden hun bazin
En deze keer waren ze niet mis ook, Vera greep ze woedend in hun kraag
Schudde zo dooreen en sloeg ze een keer of vijf met hun kop tegen elkaar
De dieren huilden en jankten en kaiten luid en beefden van pijn en schrik
Toen ging ze ervoor staan en maakte nog een heel onheilspellend gebaar
Als ge nog nu nog eenmaal achter dat hondje durft zitten klop ik jullie ineen
De honden stonden te trilden als een riet met de staart tussen de poten
Dat moet nu voorgoed gedaan zijn, riep
ze, dat spel werkt op mijnen teen
En nu! Zei ze dreigend, blijven jullie hier schone wachten he je da verstaan
Kom we gaan wij op 't gemakske nog een potje koffie gaan drinken, Kasper
En dat ze het ook maar eens aandurven slechts één centimeter te vergaan
Allee goed zei Kasper, 'k zal ze in afwachting maar aan het hek vastbinden
Neen! Zei Vera kordaat, dat is niet nodig, ze moeten zij luisteren! Of anders
En iedereen begreep meteen dat ze er verder geen doekjes zou om winden
De vrouwen trokken dan maar samen al babbelend direct weer naar binnen
De mannen bleven nog eventjes achter om het gebeurde wat te verwerken
En de honden begrepen dat ze aan geen wilde kuren mochten beginnen
Jonge jonge! Kasper vent! Zei Stoferus, wat voor kracht heeft uw vrouw
Ha ja he vent lachte Kasper, ze is ook niet voor niets de zuster van Monten
Ze is sterk ja! Maar ze is ook mooi en lief en goed voor mij en heel trouw
Dat is natuurlijk ook waar, zei Stoferus, je hebt het goed getroffen met haar
Maar het is voor mij echt wel de allereerste keer dat ik haar zo kwaad zie
Echt jongen Kasper, gij en uw Vera vormt gulder samen een prachtig paar
Dank u wel vent Stoferus zei Kasper, want ik zie mijn Vera toch zo graag
Dat zie je goed genoeg Kasper zei Stoferus, en Vera zit ook zo zot van u
Ik hoorde het haar per toeval zeggen heel liefdevol nadrukkelijk en traag
Ik kwam onverwacht in huis nogal vlug, om iets te halen die ik nodig had
Mijne Kasper zei ze zo, is mijn leven, echt he, een liever mens ken ik niet
Dat er oeit iemand mijn Kasper kwaad zou doen he dan klop ik hem plad
Dat was natuurlijk tegen mijn Marie, ik wilde ze niet storen en keerde om
Ik voelde mij eigenlijk wel een beetje schuldig omdat ik het had gehoord
Maar ja kijk, mij tons nog laten horen leek me op dat moment nogal dom
Ze hebben mij niet gezien of gehoord en ik zweeg er wijselijk maar over
Alléén aan u en aan u alléén wou ik het per uitzondering wel eens vertellen
Het pakte Kasper heel diep in zijn hart en zijn stem klonk plots wat grover
Hij werd zelfs een beetje hees van aandoening en fluisterde Stoferus toe
Stoferus vent zei hij, je maakt mij werkelijk de gelukkigste mens ter wereld
Ik zou zo glad over uw haag kunnen springen al was ik daarnet wat moe
Dat vergeet ik niet! Ik zal u daarvoor mijn hele leven dankbaar voor zijn
Maar allee Kasper vent, ik vertel u toch alleen maar gewoon de waarheid
't Is gelijk zei Kasper, maar het maakt me wel gelukkig, ik voel me zo fijn
Allee zoveel te beter zei Stoferus, kom we gaan nu ook maar koffie drinken
En! Doet het geen pijn, vroeg Stoferus, waar ge door Kwispel gebeten zijt
Neen 't is niemandal zei Kasper, uw hond is klein maar 't is wel ne flinken
't Was eigenlijk meer een ferme neep, 't is er waarschijnlijk zelfs niet door
Twintig minuutjes later werd afscheid genomen 't was tijd om te werken
De hondenkar vertrok en Vera controleerde en reed er met de fiets voor
Des anderendaags reed de kar voorbij maar er gebeurde helemaal niets
De tweede dag stond Kwispeltje al weer heel luid aan het hek te blaffen
Geen reactie van de honden, die loerden bang naar Vera met haar fiets
Zeg Stoferus zei ze, stuur als test uwen Kwispel er maar ne keer op af
Ze zijn vroeger daarvoor speciaal opgeleid en mogen er op niet reageren
Ze zijn het blijkbaar in de loop der tijd vergeten en dat vind ik nogal straf
Jamaar Vera mens zei Stoferus, zijt ge soms niet bang voor de gevolgen
Nee zei ze, we hebben nu als maatregel een speciale lijn aangebracht
Als ze reageren, zullen ze die deze keer wel voelen, zei Vera verbolgen
Dus stuurde Stoferus zijn Kwispeltje er maar met een bang hart naartoe
Maar de honden keurden Kwispeltje deze keer geen enkele blik waardig
Nee! Geen beest reageerde, echt waar! Geen hond! Zelfs nog geen koe
En Kwispeltje zelf zag er dan verder blijkbaar ook geen plezier meer in
Hij draaide zich simpelweg om en wandelde dan doodleuk weer naar huis
Allee! Dacht Stoferus blij, die rammeling door Vera had dan toch nog zin
Zo keerde de rust terug en Stoferus was Content het gevaar was geweerd
En de twee gezinnen bleven gelukkig verder voor altijd goede vrienden
'k Ben algelijk toch blij zei Kasper, dat Vera de honden dat heeft afgeleerd
Ik ook zei Stoferus da was geen doeninge, we hebben nu toch weer rust
En ze wandelden voortaan dikwijls samen langs de velden en de weiden
Kasper met zijn Goli en Ath. Stoferus met zijn Kwispeltje een was ware lust
De honden groot en klein, ongelooflijk! Kwamen als nooit tevoren overeen
'k Zal nog meer zeggen! Ze verlangden gewoon naar dat kleine Kwispeltje
Blij en ongeduldig wachtten ze aan het hek. Wat onmogelijk was voorheen
En die grote loeders speelden waarlijk met hem en nog met veel plezier
Kijk nu toch zei Stoferus, zo kan men daar toch vreugde aan beleven hé
Ja dat is waar zei Kasper glunderend, ze komen nu nog liever langs hier
En 't leven ging weer gewoon door, en den boer ging weer rustig melken
En een koe loeide boe en er huppelde een lijster over de wei, vrank en vrij
Ginder verder bloeiden nog steeds, ja hoor! De bloemen met blauwe kelken
En de koekoek riep weer en den boer melkte maar door rustig ongestoord
Kwispeltje kwam goeiendag zeggen tegen de honden en wandelde terug
De koekoek riep ginder weer van ver en den boer melkte maar rustig voort
En Stoferus stond met een glimlach op de mond over zijn haag te kijken
Hoe rustig, hoe mooi, hoe heerlijk is het hier toch, zo op onze wijdse buiten
Ik wou, zei Stoferus stil in zichzelf, dat die rust en vrede nooit zou wijken
Louis Victor