36. Kinderloopkoers te Stillegem

15-12-2021

Kinderloopkoers te Stillegem 14-10-2005
Bertje en Jan waren gezellig wat aan het babbelen over de ekster van Jan
Jan jong zei Bertje, da beest zit daar te blinken gelijk nen hovaardige pauw
Jan lachte blij, dat is niets jong, ge moet ne keer kijken ziede wat dat hij kan
Kijk he ik heb mijn zondagse schoenen aan he, kijk nui maar ne keer goed
Jan knoopte zijn veters mooi met een strikje, en de ekster keek goed toe
Zie Bertje nui gaat hij die knoop openmaken, en dan nog met grote spoed
Jan strekte zijn been uit, en de ekster viel vol overgave op de knoop aan
Sjonge zei Bertje, da krijgt dat beest zeker nog in geen halve maand open
Maar de behendigheid van de ekster deed Bertje met verstomming slaan
Nog geen minuut later sleurde de vogel de veter er heel triomfantelijk uit
Toen liet hij een luid opgewekt geschetter horen die eksters zo eigen zijn
Het is niet vergelijkbaar met met roep der kraaien en nog minder op gefluit
Jan greep de veter met een vlugge beweging vast, anders ben ik hem kwijt
Alle mensen! Zei Bertje, wa nen artist, dat had ik nu toch echt niet verwacht
Wat een prachtbeest, ik wou dat ik er ook zo een had, zei hij met wat spijt
A jamaar zei Jan, ge moet er ook maar enen opkweken en temmen newaar
Der wonen er alle jaren in de sparren allee ge weet wel in het sparrenbos
Ja maar zei Bertje, die wonen nogal hoog he vent, en dat is toch vol gevaar
Weet je nog toen Fons die ekster wou roven, hij viel toen zomaar in de wal
Nog sjanse dat de Champetter daar juist was, of Fons was nog verdronken
Jamaar Bert sparrentakken breken niet gewillig hoor, Dat is een ander geval
Ge moet natuurlijk niet op droge takken gaan staan he, die breken ook wel
En 't is nog een jong bos met geen te grote sparren he, dus ook niet te dik
Als jongen pas uit het nest zijn, schudden he jong, 't is een heel ander spel
Vader heeft de mijne ook uit de sparren geschut! Hebben wij gelachen toen
Jongen bert je moest erbij geweest zijn, ik achter diene vogel aan he vent
Door de bramen en struiken he man, ik heb er nogal wat moeten voor doen
Mijn vader lachte zich haast krom als hij mij zo wild over en weer zag lopen
'k Had overal schrammen he vent en mijn broek was dan nog gescheurd
Maar als ik thuiskwam was het wat anders, ik heb ze mij niet moeten kopen
Allee de reclamatie's he vent, sjonge moeder was nogal kwaad zulle man
Ze was geschrokken omdat ik vol schrammen zat en omdat ik wat bloede
Maar da was maar een klein beetje he vent, mijn vader schrok daar niet van
Daar moet een jongen tegen kunnen he moeder zei hij, 't is geen papkind
Jamaar zei moeder zie eens dat bloed, allee dat kan toch niet goed zijn
Zo een schrammetjes zei vader, maar moeder dat geneest gelijk de wind
Ja en zijn broek dan zei moeder, die zal zeker ook vanzelf aaneengroeien
Och moeder jong was zijn antwoord, alle kinderen komen dat eens tegen
Is het niet door vogels te vangen, dan misschien door met elkaar te stoeien
Dat was in mijnen tijd ook zo hoor, dat zijn nu eenmaal jongens newaar
Ik geloof zei moeder dat gij nog het grootste kind zijt, daarmee nog lachen
Vader trok een oogje naar mij, toe moeder zei hij, til daaraan niet zo zwaar
En even later toen ik met mijn ekster aan het spelen was lachtte ze al weer
Ze stond daar te glunderen aan vaders arm, en ik was natuurlijk ook blij
Ik zie moeder graag lachen, ik hou van hen allebei steeds meer en meer
A jamaar zei Bertje, dat is normaal he jong, iedereen houd van toch van hen
Allee ik bedoel, elk houd van zijn vader en moeder, dat is toch normaal he
Allee toch alle kinderen ! Allee zeg toch alleszins al de kinderen die ik ken
Natuurlijk he Bert jong, wa peinsde gij, elk houd van zijn vader en moeder
E be ja ! Zei Bertje, da kan toch niet anders he, zij houden zoveel van ons
En als er toch enen is die dat niet doet, awel dat is dan ne stomme loeder
Juist ! Zei Jan met overtuiging, want ik heb de lieste ouders die er bestaan
En ik ook zei Bertje, ik denk dat ik doodga als er hen iets moest overkomen
Praat zo niet Bert zei Jan, laat zo iets vreselijk toch niet uit uw mond gaan
Ik krijg er kiekenvel van ! ik wil zoiets niet denken ! Ze zijn gezond en blij
En dat moet zo blijven voor altijd, en ik wil niet dat dit ooit eens veranderd
Daar heb je gelijk in jong Jan zei Bertje, en dat is dezelfde wens van mij
De moeder van Bertje, was juist eens gezellig bij Jan zijn moeder op bezoek
Ongewild hadden de beide moeders het gesprek van de kinderen gehoord
Ze waren juist koffie aan het drinken op het brede plankier juist om de hoek
Zwijgend en nogal erg aangedaan zaten zij elkaar een poosje aan te kijken
Toen kwamen ineens de tranen, ach die lieve schatten van kinderen toch
Ze wilden hun tranen inhouden maar moesten uiteindelijk toch bezwijken
Ze zaten daar te snotteren gelijk kleine kinderen van puur geluk dan wel
Omdat hun kinderen zoveel van hen hielden, ach wat ne schonen dag toch
Kom ! zei Jan zijn moeder, we bakken pannekoeken voor ze, en nog snel
Ho ja ! Zei Bertjes moeder, ze verdienen dat ! kom we gaan aan de slag
Na een tijdje zei Bertje, wat gerieke 'k ik toch, jongens dat riekt toch goed
Awel zei Jan ik he dat ook al geroken, ik ben benieuwd wat dat wezen mag
Je zou er mee lachen zei Bertje maar 't is de geur gelijk van pannekoeken
Jan snoof nog eens speciaal met zijn neus in de lucht, e vent he gij gelijk
Da moet uit ons huis komen he zei Jan, we gaan dat ne keer onderzoeken
Nieuwsgierig kwamen ze dan ook polshoogte nemen door het open raam
Maar 't is echt jong Bert zei Jan, er zijn pannekoeken ! Heb je van ze leven
En der zijn der al veel zulle ! Sjonge ! Het is hier prescies een kermiskraam
Ze stormden enthousiast naar binnen, waarom doen jullie dat nu zomaar
Zo zonder het ons te zeggen ! hebben jullie daar een speciale reden voor
Allee zomaar ineens ! zonder verwitiging ! we vinden dat en beetje raar
A jamaar zeiden de vrouwen, als jullie ze niet hoeven geven we ze wel weg
Nee nee nee neen riepen de knapen, wat peisde gij wel, dat weggeven
Zo een lekkere pannekoeken ! dat zal ons smaken geloof maar wat ik zeg
We doen dat eenvoudig zei Bertjes moeder omdat we jullie zo gaarne zien
De moeders kregen direct een luide klinkende en heel welgemeende zoen
Wij hebben de liefste moeders zeiden Bertje en Jan zo zijn er geen tien
De vrouwen moesten hun tranen bedwingen en lachten tevreden en blij
En kwam honing op tafel en jam en bruine suiker en echte boerenboter
Allee zeiden de moeders de koffie is gereed zetten jullie zich nu maar bij
Dat moesten ze nu geen tweemaal zeggen, want de knapen schoven aan
Eerst eentje met honing en dan eentje met jam en dan met bruine suiker
Nee ! Ze waren absoluut nog niet van plan om vlug weer van tafel te gaan
Hohoho lachte Jan, nu moesten Tistje en Mantje ons ne keer bezig zien
Ja zei Bertje en den Toon en de Fons, die zouden nogal eens waterbekken
En de Champetter lachte Jan, en ze noemden er nog zo een stuk of tien
De moeders aanhoorden hun blijde telgen en sloegen hen lachend gade
Ik roep jullie vader nu ook maar meteen binnen zei jan zijn moeder toen
Ze zijn bezig daar samen een boomstronk aan het uitgraven met de spade
Hoho zeiden de mannen toen ze binnenkwamen, waaraan is dat te danken
't Is hier volop kermis, we gaan maar rap bijschuiven voor alles hier op is
Ze lachten er allemaal heel hartelijk om en alom klonken vrolijk klanken
De vrouwen fluisterden stil de reden van de koekebak in hun man zijn oor
Die nu zo fier als een gieter naar hun nietsvermoedende kinderen keken
Het zijn goede kinderen fluisterden de mannen, daar werk je graag voor
Bertje en Jan merkten van dat alles niets, en lieten het zich goed smaken
Zo'n lekkere pannekoeken zeg, da hedde nui ooki nie alle dagen he vent
En voordat hun buikje goed vol was zouden ze niet met smullen staken
Zeg! Zei Jan plots, morgen komt er een nieuwe jongen naar onze school
A ja 't is nog waar ook zei Bertje, ne Chinees of ne Japanner of toch zo iets
Jaa! Ik heb er iets van gehoord zei Jan's vader, het zoontje Jozef Denpool
Hoe! Zei Bertje, hedde gij die misschien gekend, was die soms van hier
Da geloof ik nogal zei Jan zijn vader, ik heb er vroeger nog mee gebold
Dat is de zoon van Piëro Denpool, maar de mensen noemden hem de pier
Jozef droomde van reizen naar het verre streken, en vertrok op zekere dag
Af en toe kwam bij de een of ander een brief toe, met een beetje nieuws
Hij verbleef zelfs een tijd in de Hymalaja waar dat ook ergens wezen mag
Maar hij schijnt terug te zijn, met zijn Japanse vrouw en ja met zijn zoon
Die jongen moet natuurlijk naar school, die nieuwe zal dus zijn zoon zijn
Hij was ook in China hoor en ja in Japan, naar 't schijnt is het daar schoon
Ja hij heeft heel wat beleefd die kerel, ik ontmoet hem nog wel een keer
Sjonge zei Bertje, ik heb er al moed op om eens kennis met hem te maken
Ik ook zei Jan, hoe meer zielen hoe meer vreugd, nog een vriendje meer
Hij kan dan maar meteen ook ne keer naar mijnen ekster komen kijken
Misschien heeft hij er zelfs nog nooit een gezien als hij van zover komt
Dat is heel goed mogelijk zei Jan's vader, dat zal later dan nog wel blijken
Hij mag er alleszins toch wel ne keer komen naar kijken he vader vroeg jan
Maar natuurlijk jongen lachte vader, uw vriendjes zijn hier toch altijd welkom
Laat gij hem maar gerust eens komen jongen van zodra uw vriendje kan
Ik ga het hem alleszins vragen zei jan, ik zou hem graag mijn ekster tonen
En misschien mag ik dan ook wel ne keer bij hem gaan kijken he, wie weet
Jamaar zei Bertje, daarvoor zal je toch eerst moeten weten waar ze wonen
A maar dat vraag ik hem gewoon he jong zei Jan, zo moeilijk is dat nu niet
Gij he een makkeliojk praten zei Bertje, verstaat die jongen wel onze taal
Bert jong zei Jan, ik geloof dat gij al de dingen toch een beetje zwart inziet
De ouders moesten lachten om deze conversatie die de jongens voerden
Ze kwamen echter niet tussenbeide en lieten de twee maar lustig begaan
Het waren echter de lekkere pannekoeken die hen rap de mond snoerden
Tenslotte wreef Betje op zijn buik, jongens jongens heeft dat gesmaakt zeg
Nu gaf ook Jan het op, het waren precies de lekkerste die ik al gegeten heb
Jan's moeder Zei, dit zijn er een pakje die ik voor Tistje en Mantje opzij leg
Straks kunnen jullie ze hen misschien gaan dragen, die zullen ook blij zijn
Ha ja lachten de jongens enthousiast, die twee kunnen er ook weg mee
De wildebras niet uithangen he onderweg anders doen jullie zich nog pijn
Maar be nee moeder, wa peisde gij wij zijn geen kleine kinderen meer hoor
Oeioei lachte moeder hoor eens naar die grote mannen, pas toch maar op
Zijt gerust moeder zei Jan, en ze waren er met de pannekoeken vandoor
Tistje en Mantje, kwamen terug van een lange wandeling langs de vaart
Sjonge zei Mantje, zie ne keer daar, Jan en Bert hebben nogal haast zeg
Ik heb honger als een wolf zei Tistje, misschien brengen ze ons wel taart
Ze lachten allebei hartelijk om die uitspraak, ja zei Mantje je wilt wel veel
Maar 'k he ook honger jong, zelfs ne drogen boterham zou mij al smaken
Ik zou een stuk taart natuurlijk niet weigeren, dat glijd zo door mijn keel
Zwijg toch vent zei Tistje, of ik bijt hier zo subiet nog een stuk uit die boom
Mantje schaterde het uit, pak dan maar beter zo een mals jong boompje he
Ge zult het nog wat moeten afstaan jong, houd u nog maar wat in toom
Hei gasten riep Jan reeds van ver, Bert en ik waren juist naar jullie op weg
O ja vroeg Tistje, en waren jullie daarom zo haastig, jullie liepen zo rap
We hebben iets mee zei jan, jullie zullen allicht wel blij zijn als ik het zeg
Hier een pakje van ons moeder, we haastten ons om het warm zou blijven
Tistje nam het pakje aan, hohoho zei hij dat is warm, wat zit er eigenlijk in
Hij opende onderwijl het papier, pannekoeken! Waar gaan we dat schrijven
Hij en Mantje schoten in een daverende lach, mens toch we zeiden het nog
Hoe zei Bertje, wisten jullie het dan dat wij met pannekoeken gingen komen
We zeiden zo omtrent iets om te lachen zei Tistje, en het gebeurd alsnog
Hoe is het mogelijk lachten ze nu tegader, allee zei Jan eet ze nu maar op
Dat moest hij geen tweemaal zeggen, en ze beten er in tot achter hun oren
Dat smaakt he mens zei Mantje, ze moeten op, denk niet dat ik eerder stop
Er werd luid gelachen, ha nee he antwoorde Tistje, eerder stoppen we niet
En de kinderen genoten met volle mond van deze onverwachte heerlijkheid
Heerlijk he vent Tistje lachte Mantje we eten tot er niets meer overschiet
Ons moeder erg zal blij zijn zei Bertje dat het jullie zo goed heeft gesmaakt
Wij hebben natuurlijk thuis ons goesting gegeten, en ze dachten aan jullie
Jan's moeder en mijn moeder hebben er speciaal ook wat voor u gemaakt
Wat vriendelijk van hen zei Tistje, zeg namens ons dat ze erg bedankt zijn
De pannekeoeken zijn erg lekker, we hadden honger en zijn er heel blij mee
Zullen we zeker doen zei Bertje, en wees er zeker van ze vinden dat fijn
Maar wij vinden het nog fijner flapte Mantje er uit terwijl hij flink toebeet
't Is natuurlijk wel spijtig zei Jan dat ze al zo veel zijn afgekoeld, maar ja he
Het kon nu niet anders newaar, maar bij ons waren ze nog helemaal heet
Maak je daar maar geen zorgen over zei Tistje, ze doen toch zo'n deugd
En we hadden juist zo nen honger he, zei Mantje 't kon niet beter passen
We zijn blij dat we op het goede moment gekomen zijn zei jan verheugd
Ja wij ook zulle lachte Bertje luid, volgens mij zijn wij nog het blijst van al
Ge moogt gerust zijn jong viel Tistje volmondig bij, we waren uitgehongerd
Jonge dat heeft gesmaakt zei Mantje, bedankt ulder moeder in ieder geval
Alleszins zei Jan, maar zeg hebben jullie de nieuwe soms al ne keer gezien
Aja 't is waar ook zei Tistje, ho nee jong maar ik heb wel gehoord over hem
Maar ja dat is normaal he Jan, die mensen zijn hier amper een dag of tien
Het zou wel moeten lukken dat we hem op die korte tijd zouden tegekomen
Het zal ook niet gemakkelijk zijn voor die jongen om zich hier aan te passen
Zijn ouders zullen hem allicht eerst nog een beetje klaar moeten stomen
Ja, dan zal het zijn vader wel moeten doen, zijn moeder is een niet van hier
Naar het schijnt is het een Japanse, ik ben wel benieuwd hoe die er uit ziet
Ik ook zei Bertje, ik hoorde zeggen dat japanners zo scheel zijn als een pier
Och gij zot lachte Tistje, dat zijn al fabels man! Ze zien zij zo goed als wij
O ja zei Bertje! Ze zijn bovendien helemaal geel, Fons heeft het mij verteld
Maar Bert jong ge kent Fons toch, die weet dat niet hij was er ook niet bij
Die is er op uit om u te foppen jong, 't is waar ze hebben een ander kleur
Maar zoveel anders dan ons is het niet zulle, ge ziet haast geen verschil
E die lelijken ezel van ne Fons zei Bertje, altijd met dat gefop en dom gezeur
Fons is geen onaardige jongen zei Tistje, maar hij fopt nu eenmaal graag
En ik geloofde dat dan nog allemaal zei Bertje gestoord, die lelijken ezel
Dat zal hij niet voor niets gedaan hebben, morgen stek ik hem bij de kraag
De anderen moesten er hartelijk om lachen, Fons is wel een kopje groter
't Ja! Zei Bertje, ik had daar niet zo direct aan gedacht, toen lachte hij ook
Ik peize dat ik toch beter ne keer zou vechten tegen een pakske koeboter
Toen schaterden de bengels het allemaal luidkeels uit, Bert gij stomme uil
Als Fons nu een kopje kleiner geweest zei Jan dat greep je hem wel vast
Dan wel gekscheerde Bertje, maar ik heb geen zin in een dikke lip of buil
Luid gejoel en gelach, Fons is geen vechter zei Tistje, hij is veel te goed
Hij heeft een hart van koekebrood, die steekt nog geen vinger naar je uit
't Is toch maar om te lachen he zei Bertje, ik weet wel dat hij dat niet doet
Zou je nu niet omver vallen zei Jan, zie ne keer wie komt daar nu juist aan
Alle koppen draaiden naar de aangewezen richting, 't is toch geen waar ?
Maar het was wel degelijk waar, Fons kwam aangeslenterd langs de baan
Zeg! Riep Bertje, gij lelijken ezel! Je hebt mij daar nogal wat wijsgemaakt
Gij met uw schele japanners, ge hebt er nog nooit een gezien, gij kieken!
Hoe zoude dat dan kunnen weten, 't word tijd dat ge met die zever staakt
Japanners zijn helemaal niet scheel, Tistje zegt dat zij zo goed zien als wij
Jamaar Bert jong zei Fons, ik heb gezegt sommigen he vent, niet allemaal
Ze zijn daar zo geel als de dooier van een ei, dat zei je er dan ook nog bij
Als een heel bleke dooier he Bertje, en alleen diegenen met de geelzucht
Vent Fons ge zijt ne zeveraar, mij zoiets wijsmaken zijde niet beschaamd
Zeg Bert jong zijt zo lichtgelovig niet he, gij gelooft ook eender welk gerucht
Ik verwacht van mijn vrienden niet dat ze mij beliegen zei Bertje kwaad
Allee toe Bert zei Fons, dat was maar een grap he jong, wees nu niet boos
't Is gelijk zei Bertje, ik geloof u niet meer en vraag u nooit meer om raad
Maar Bertje allee toe jong, ge moet dat zo hoog niet opnemen, allee kom
't Is gelijk Fons ge moet dat maar niet doen ik vind dat niet schoon van u
En ik geloofde u nog wel, ik ben beschaamd om mezelf, ik voel mij zo dom
Maar allee Bertje, dat was toch heel doorzichtig, dat moest je toch weten
Zie je wel zei Bertje, je vind me ook dom, wat moeten zij van mij denken
En hij wees naar zijn vrienden, och mens ik had beter op mijn tong gebeten
Toe te toe jong kwam Tistje tussenbeide, hij heeft ons ook al beet gehad
Fons is van de slechtste niet he, hij is nu eenmaal nen kluitspeler newaar
Fons stond er beteuterd bij, het speet hem dat het bij Bertje zo hoog zat
Zijt ge nu kwaad op mij vroeg hij aan Bertje, voor zo een kleine bagatel
Da was toch maar om te lachen he, allee Betje zijde gij nu echt zo kwaad
Ja! Flapte Bertje er uit, ge moet gij dat maar niet doen, wat peisde gij wel
Fons stond erbij alsof hij pas een schop onder zijn achterste had gekregen
Tistje had dat in de gaten en trachte Bertje's woede een beetje te milderen
A maar allee toe vent Bertje, zoveel is daar nu toch ook niet aan gelegen
't Is gelijk zei Bertje nogmaals, allee Tistje wat zijn dat nu voor manieren
Maar bij mij moet hij niet meer afkomen zulle, ik zie hem niet meer staan
Ik moet het niet meer weten, 't is genoeg! Mij neemt hij niet meer te pieren
Hoe! Vroeg Fons geslagen, allee liggen we nu echt in ruzie Bertje ik en gij
Bertje weigerde nog verder te antwoorden en draaide zijn rug naar Fons toe
Bertje zei Fons nog eens, zeg Bertje, zijt ge nu geen vriend meer van mij
Maar Bertje antwoorde niet, en Fons ging dan met gebogen hoofd heen
Zo kwaad was Bertje nog nooit op hem geweest, zijn best vriendje nog wel
Maar ja hij was zijn vriendje nu kwijt en hij voelde zich zo heel erg alleen
Bertje hoorde hem heel traag wegslenteren, en kreeg meteen al erg spijt
Jong Bert zei Mantje, hoe kan je zo hard zijn, het spijt hem dat zie je toch
Ik weet het jong zei Bertje, ik weet het wel ik maak mezelf ook al verwijt
Hei Fons riep Bertje, ik meende het zo erg niet hoor, het is alweer voorbij
Fons zijn ogen lichtten weer op, is 't waar Bertje, zijn we nu weer vrienden
Maar ba ja zei Bertje, ik kan niet lang kwaad zijn dat weet ge toch van mij
De jongens uitten een zucht van verlichting, het liep gelukkig nog goed af
Hja Bertje was ook rap op zijn teen getorten, en Fons grapte nogal graag
Toch konden die twee karakters elkaar niet missen allijkt dat nog zo straf
Ik ben zo blij he jong zei Fons, ik heb eens een vriend gehad he, hij was
Ha nee he Fons viel Tistje hem in de rede, begin nu niet opnieuw he vent
Ze schoten daarop allemaal in een luide lach, en vleiden zich in het gras
Allee goed dan he zei Fons, maar ik weet wel die nieuwe jongen wonen
Wadde? was de gemeenschappelijke vraag, ge zijt zeker weer bezig he
Nee nee zei Fons echt waar, en als ge wilt zal het jullie zelfs eens tonen
A ja natuurlijk! Was het antwoord, maar deze keer geen streken uithalen
Maar ba nee zei Fons, als 't nodig is kanne 'k ik ook wel serieus zijn zulle
Als ge ons weer voor de aap houd he zei Jan dan gaat ge dat duur betalen
Dat is toch wreed he zei Fons, nu gelooft ge de waarheid ook al niet meer
Dat is uw eigen schuld he zei Mantje, gij altijd met uw domme vertelsels
Als ge niet oplet met u he stooft gij ons negen op de tien een ferme peer
Fons gierde het uit, Ikke! Hoe durfde da zeggen ik! Uldere beste vriend
't Is al goed, 't is al goed zei Tistje, allee toon ons nu dan maar het adres
En als ge liegt he manneken, dan heb je een ferme rammeling verdiend
Nee nee zei Fons 't is serieus zulle, ik he zijn adres hier zelfs op papier
Kijk 'k zal het jullie ne keer voorlezen anders geloven jullie mij weer niet
Hij haalde een verfrommeld papiertje uit, ha eindelijk zei hij ik heb het hier
Goed luisteren he ik lees voor : hionasmolinvia nesimoza, goed gehoord?
Wa voor ne zever is dat nu zei Mantje, edde gulder daar iets van verstaan
A jamaar zei Fons dat is in 't Japans he, ge weet toch dat het daar zo hoort
Gij lelijken ezel riepen de jongens, maar da gade gij bekopen zulle baas
En tezamen kwamen zij op hem af, vooruit we gaan hem gras doen eten
Fons draaide zich en wilde zich uit de voeten maken als een bange haas
Maar die kans kreeg hij niet ze sleurden hem omver en hielden hem vast
Jan trok een plukje gras af en riep allee ui muile open en allemaal opeten
Da zal ui leren ons voor de aap te houden, alles opeten gij gemene gast
Help! Tierde Fons luid, ze willenn mij vergiftigen, help! Ze vermoorden mij
Jan stopte meteen wat gras in zijn mond en Fons spuwde zoveel hij kon
Allee toe jongens zei Tistje 't is genoeg geweest laat hem maar alweer vrij
De jongens losten hun greep en Fons krabbelde spuwend en lachend recht
't Was allemaal maar een onschuldig lachespel, ook Fons begreep dat wel
't Is goed 't is goed! Allee kom ik toon jullie hun huis, nu ben ik wel oprecht
Dat was nog gevaarlijk zulle zei Tistje dat gras zo in zijn open mond steken
Als hij zo aan het roepen was kon zo een grassprietje in zij luchtpijp komen
't Is toch maar nen ezel zei Bertje, dat hij zich niet verslikte is juist het teken
De bengels schaterden het uit en Fons liet zich nog het luidst van al horen
Maar nu geen streken meer he Fons zei Tistje, gebruik eens uw verstand
Oeioei zei Bertje maar dat zal pijn doen, dat zal al zijn hersenen verstoren
Pas op he Bert zei Fons, als mijnen kop ontploft krijgt gij al dat water op u
Er werd nu nog harder gelachen, Fons zei Mantje gij zult nooit veranderen
Toe toet Mantje zei Fons kijk we gaan direct gaan kijken, allee mannen nu
Wonen ze in het dorp Fons vroeg Tistje, of wonen ze aan de buitenkant
In het dorp! Nee hoor zei Fons, die mensen houden veel van de natuur
't Is hier zelfs vlakbij dat zal je straks wel zien als we daar zijn aanbeland
Allee gasten je kent toch dat verlaten huisje, hier achter deze dennenbos
De eigenaar heeft dat onlangs opgeknapt, wel daar woont de nieuwe dan
Ach daar was hun verraste antwoord, en hoe wete gij dat al gij sluwe vos
A van de Champetter he jong zei Fons, dat is nu mijnen besten kameraad
Ik ben daar altijd welkom en als ik iets wil weten dan ga ik ne keer bij hem
En de Champetter is ne slimme, en 't is prettig als ge daar goed mee staat
Ja dat was vroeger wel even anders he lachte Bertje, weet je het nog wel
Ja! Lachte Fons, je bedoeld dat geval met die ladder he, ja ik weet het nog
Maar toen ik uit die boom in het water van de wal viel, redde hij mijn vel
Nu zijn we echter goede maatjes hoor, en zo ben ik dat te weten gekomen
Ze draaiden om de hoek van het dennebos en zagen het huis toen staan
Kijk zie zei Fons, ze zijn daar aan het wandelen, kijk ginder aan die bomen
Zouden we dichterbij durven gaan vroeg Jan, ze vinden dat misschien raar
We mogen wij toch gaan waar we willen zei Bertje, we zijn ons eigen baas
Ge moet dat zo niet zien he Bertje zei Fons, het gaat hier om het gebaar
We moeten ons niet onbeleeft aanstellen, we gaan geen voliëre bekijken
Het gaat hier wel over mensen, en ieder mens is toch op wat prive gesteld
Als we ons daar nu naar hen zouden stellen kijken zou dat toch raar lijken
A jamaar dadde wel zei Bertje, maar we kunnen toch zo eens voorbij lopen
En dat zou niet opvallen zeker zei Fons, allee zo naar hen te lopen gapen
Ik zal dat sebiet ne keer oplossen ziede en zonder te veel dei te verkopen
Ja! Zei Tistje en hoe gade gij dat dan wel doen, geen fratsen he zeg Fons
Die mensen kennen u niet en kunnen misschien zo geen lolletjes verteren
Als gij hier dommigheden uithaald, is het ook allemaal verkorven voor ons
Maar be nee jong zei Fons, allee kom we zeggen ze gewoon goendendag
We heten hen welkom in ons dorp Stillegem, ze zullen ermee gediend zijn
E be ja! Zei Jan, be ja waarom eigenlijk niet, niemand zegt dat het niet mag
Ja waarom niet zei Tistje opgewekt, dat is toch zo simpel als pompwater
Zo leren wij elkaar subiet kennen, kom jongens we draaien niet rond de pot
Voerd gij maar het woord zei Bertje tegen Fons, gij hebt toch ne grote tater
Och daar zitte 'k ik nie mee in zulle vent zei Fons, kom maar allemaal mee
'k Zal ulder eens tonen hoe ge vreemden moet welkome heten in ons land
Allee kom maar niet meer talmenn he gasten we steken meteen in zee
Zo gingen de jongens met een ietwat beklempt hart de nieuwe tegemoed
De zogenaamde nieuwen hadden hen reeds van in de verte zien komen
Dag lieve mensen zei Fons onbevreesd, we brengen jullie onze beste groet
Daar jullie hier nieuw zijn, komen wij u welkom heten in ons dorp stillegem
We wilden meteen ook graag eens kennis maken met onze schoolvriend
En vanzelfsprekend ook met zijn ouders, declareerde fons met vaste stem
O maar dat is heel vriendelijk zei de vrouw zoiets hadden wij niet verwacht
Hoe Flapte Bertje er uit, madam ge spreekt gij precies gelijk wij allemaal
En ge kunt gij ons zelfs goed verstaan! Dat had ik helemaal niet verwacht
De vrouw lachte minzaam, we passen ons steeds aan het nieuwe land aan
Jullie taal heb ik geleerd van mijn man, je hoeft dus niet verwonderd te zijn
Hoch! Wat een geluk zei Bertje, ik dacht dat het veel moeilijker zou gaan
En! Vroeg de man ineens, zijn jullie zomaar uit je zelf naar hier gekomen
Wel! Zei Tistje, we waren aan het wandelen, en kwamen op dat gedacht
En toen we naderbij kwamen zagen we jullie daar kuieren onder de bomen
We dachten eerst dat het mischien wat onbeleefd was om jullie te storen
Ik zag het zei de man dat jullie weifelden, maar jullie zijn heel welkom hoor
Jullie waren dus benieuwd naar uw nieuwe schoolkameraad, zo te horen
Hech jaaa! Lachten de jongens onbeholpen, we waren nieuwsgierig newaar
We hebben nog nooit een Japanner gezien, jullie zijn toch niet boos op ons
De man en de vrouw lachtten, nee hoor ziemaar onze lieve zoon staat daar
Ze hadden de jongen al zien staan, maar konden hem nu aandacht geven
Zo vreselijk geel is hij niet he flapte Bertje er uit zijn vel is bijna gelijk 't onze
Bert! Zei Fons bestraffend, houd toch uw manieren, allee edde van ze leven
Ik bedoel daar geen kwaad mee verontschuldigde Bert zich, allee vent Fons
't Is toch de waarheid, en hij is niet scheel hij heeft zelfs mooie bruine ogen
Tistje heeft toch gelijk he manneken, diene jongen ziet hij evengoed als ons
Maar zwijg nu toch Bert zei Fons, kijk ik zal er eens japans tegen spreken
Hij keek de jongen aan en zei, hiowagoza lonawitserinaha sablominovlazo
Dan keerde hij zich tot zijn vrienden, da verstade gulder niet, jullie zijn leken
Ik ook niet zei de jongen, wil je mij daar misschien eens de uitleg van geven
Ach! Zei Fons helemaal verrast, is me dat verschieten, ge spreekt gelijk wij
Den dienen verstaat zelfs geen japans meer, allee vent edde van ze leven
De ouders hadden heel de tijd lachend staan toekijken, en gierden het uit
Japans hahahahaaa bracht de man met moeite uit, hahahahaaa jong toch
De moeder lachte al even luid, lieve jongen zei ze je bent een plezante guit
Daarmee was het ijs gebroken, en de jongens dromden om de nieuwe heen
Hoe heet je eigenlijk vroeg Jan, we zouden dat wel heel graag willen weten
Arnolt! Zei de jongen, ik heb geen broer of zuster ik ben hier dus alleen
Hoe Arnolt! Zei Fons, zo gewoon, ik dacht dat het zoiets als Piong zou zijn
De jongen schaterde het uit, nee hoor gewoon Arnolt! Al gans mijn leven
De jongens moesten nu ook lachen, een loliggaard zei Jan, ik vind dat fijn
Bertje kon toch niet nalaten om te zeggen, hij heeft wel heel pikzwart haar
En zijn ogen staan toch een beetje anders dan de onze he, vind je dat niet
Dat is waar zei Arnolt, ik ben wel een beetje anders, is dat een bezwaar
Nee hoor zei Bertje ik vind je zelfs knap, en je naam is dus Arnolt Denpool
Ja zei de knaap, ik ben niet in Japan geboren hoor toen waren we in België
Mijn ouders waren zo toevallig hier, maar ik liep wel ergens anders school
Waar dan wel vroeg Bertje je bent maar zo oud als wij 't kan niet veel zijn
Ik begon wel heel vroeg zei Arnolt, ik ben nogal leergierig en doe het graag
Bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk, en Tibet, ik vond het overal even fijn
Hoe? Zei Fons, en Japan? Allee ben je daar dan niet naar school geweest
Tochwel zei Arnolt, het langst van al, maar ik dacht dat jullie het al wisten
Vader en moeder reizen veel en ik mag mee, dus is dat voor mij een feest
Tijdens ons verblijf in die verschillende landen moet ik natuurlijk ook leren
Daardoor zat ik dus op verschillende scholen en dus ook in andere landen
Ik leer goed en heb mij zelfs in die andere talen heel goed kunnen weren
Dan spreekt gij dus verschillende talen zei Tistje, dat maak ik daar uit op
Inderdaad zei Arnolt, maar het Japans van Fons dat versta ik echter niet
Algemeen gelach, Jonge jonge zei Bertje wat ben jij toch een knappe kop
Och zei Arnolt een beetje verlegen, ik pas mij nu eenmaal gemakkelijk aan
Ik zie dat overal de mensen een beetje dezelfde wens hebben gelukkig zijn
En kijk ik maak hier ook weer nieuwe vriendjes het zal hier ook goed gaan
Kom op het terras jongens zei Arnolt's moeder, ik haal intussen wat fruit
Eventjes dan nog zei Tistje, want ik wil moeder niet al te ongerust maken
Anders mag ik voor straf thuisblijven en mag ik er voor een tijd niet meer uit
Dat kan ik goed begrijpen zei Arnolt's moeder, ze is bezorgd om haar zoon
A ja natuurlijk zei Tistje dat is normaal he, aja ze heeft er dan ook maar één
Ik heb wel een lieve moeder en vader hoor, de liefste zei hij op zachte toon
De mijne zijn toch nog een beetje liever zulle zei Bertje, de beste van al
De vrouw lachte geamuserd en zei, voor elk kind zijn zijn ouders de liefste
De jongens dachten daar over na en erkenden dat het zo wel wezen zal
En toch zei Bertje fluisterend vind ik dat mijn ouders de allerliefsten zijn
Toen de vrouw een knipoogje naar de anderen gaf, gaven zij het maar op
Ge zijt ne stijkop zei Fons, ge wilt altijd beter zijn, gij zijt een Bertje venijn
Pas op he Fons zei Bertje op zijn teen getrapt, of ik maak mij eens kwaad
En dan! Zei Fons, wat gade gij wel doen dan, gade mij misschien opeten
Ge gaat toch geen ruzie maken he Fons zei Tistje tegen uwen kameraad
A jamaar Tistje hij wil altijd de beste zijn ook, wie is dat manneke wel dan
Vrienden moeten toch iets van elkaar kunnen verdragen, allee toe Fons
't Is nu al jullie tweede ruzie vandaag, ge weet tochwel dat zoiets niet kan
Wie kan er nu overeenkomen mee zo nen koerskemel, zei Fons nog stuur
Wadde? Schoot Bertje uit, ne koerskemel! Edde gulder da allen gehoord
Maar dat is wat te vele he manneke, de maat is vol, dat is olie op het vuur
Ik spreke van mijn leven geen woord meer tegen u, edde da goe verstaan
E zwijgt gij tons he brulaap, zei Fons, wa kan mij da nui schelen, allee zeg
A 't kan ui nie schelen zei Bertje, a goed dan he, dan is 't voor goed gedaan
Loop gij naar de mane vent Bert, der zal ui hier alleszins niemand missen
Wadde! Riep Bertje, maar nui is't zeker gedaan ik spreke geen woord meer
Odde gij nog spreekt of zwijgt he vent Bert da meugde gij zelf beslissen
Algemene stilte! Ooo luister naar de stilte declareerde Fons, stille natuur
Stille velden en bossen, en boeren die blijmoedig ploegen met hun ossen
Stille Bert die plotseling zo woedent werd, met een azijngezicht zo zuur
Bertje schaterde het ineens uit, Fons gij kieken, kunde gij nooit serieus zijn
Moeilijk vent Bertje bekende Fons eerlijk, het zit hier ergens in mijn bloed
Wees nu niet altijd zo boos op mij Bertje ik ben soms zo zot als een konijn
Wadde! Zei Bertje gij zo zot als een konijn, ik wil dat van niemand horen
Vestaede gij dadde!, of hij zal der nie goe van zijn zelfs nie voor te lachen
Azu es dadde, we laten wij hier onze vriendschap door niemnd verstoren
Of ik zalle da maneke azo diecct ne keer goed bij zijjn ezelsoren stekken
Wadde mijne beste kameraad verwijten, azo gaat dat hier nie gaan zulle
De anderen hadden zich zeer wijselijk niet in hun getwist laten betrekken
Want als ze iemand er zich mee bemoeid trekken ze zo partij voor mekaar
Ze kenden die twee kornuiten, twee minuten nadien komen ze overeen
Onderwijl hadden ze wel grimassen oogjes zitten trekken en naar elkaar
Arnolt fluisterde stilletjes tegen zijn ouders, wauw! Wat een leuke bende
Die hielden hard de hand voor hun mond om niet in lachen uit te barsten
Arnolt barste in lachen uit, dat is nu wel de leukste groep die ik ooit kende
Nu gierden de jongens het ook uit, 't is altijd wat zei Mantje, met die twee
Ze liggen meer in ruzie dan ze overeenkomen en kunnen elkaar niet missen
Nu konden de ouders zich ook eindelijk laten gaan en ze lachten luid mee
Maar de vrede was weer getekend, en elk nam een stuk fruit in de hand
Fons keek er eens naar en beet er zo diep in dat het sap langs zijn kin liep
Hummm liet hij horen, zo sappig en zoet maar dat is iets naar mijnen tand
Zie nu ne keer naar Fons zei Bertje, ik zei toch al dat het ne zeveraar was
En gij dan repliceerde Fons, zie ne keer het sap loopt achter uw dom smoel
Wadde! Zei Bertje, herhaal dat nog eens ik geef u ne schop onder uw kas
Zeg Bert! Zei Tistje 't is genoeg geweest he voor vandaag, stop nu maar
En de Fons dan, daar zegde gij niets tegen he 't is altijd tegen mij alleen
Dat is voor alle twee bedoelt zei Tistje, allee vent dat is toch zonneklaar
Ge zei wel Bert he Tistje, maar de Fons noemde gij daar alleszins niet bij
Moet ik er soms ook nog een tekeningske bij maken misschien vroeg Tistje
We zijn allemaal vrienden onder elkaar Bertje, wees nu toch ne keer blij
Hij moet mij maar niet verwijten he Tistje, ik vind dat niet zo plezierig hoor
Jamaar zei Jan je hebt eerst gezegd dat Fons ne zeveraar was he Bertje
Ja zeg schoot Bertje uit als jullie allemaal tegen mij zijn ga ik er vandoor
Doe niet dun he Bertje zei Fons, ik loop toch ook niet weg als gij mij verwijt
Ach mens kwam Mantje tussenbeide, dat is hier precies een bende mussen
Hou nu toch eens op met ruziën, twee minuten nadien hebt ge alweer spijt
Dat is heel onbeleefd tegenover die mensen, we zijn hier wel te gast he zeg
Dat is waar zei Jan, allee kom toe jongens laat die tweestrijd nu toch varen
Fons moet zich nog eerst verontschuldigen zei Bertje of anders ben ik weg
Da ziedde van hier zei Fons, jong Bert gij zijt nog te dom om hooi te eten
Wadde! Maar dat is te veel he, mij azo verwijten, dan nog uw beste vriend
Ik ga der hier direct vandeure ziedde, allee vent hedde dat nu al geweten
En hij maakten inderdaad aanstalten om standepede naar huis te gaan
Gij he zei Fons, gij kunt van niemand iets verdragen ge zijt een klein kind
Wadde ik niets kunnen verdragen, ik kan alles verdragen edde da verstaan
E 'k zie het zei Fons, ge zijt altijd subiet weg en ge schiet direct in uw wiek
'k Schiede 'k ik toch in mijn wiek als ik wil zeker, da zijn ui zaken niet he
Ge zijt veel te licht geraakt zei Fons, vent Bert gij zijt zeker een beetje ziek
'k Benne 'k ik juste nie ziek onnozele draaier, ik ben veel gezonder dan ui
Toet toet Bert dat is niet normaal dadde gij altijd zo uit ui krammen schiet
Dat is geen ziek zijn zei Bertje, ik benne gewoon maar in een kwade bui
Awel Bertje zei Tistje ge moet dat leren overwinnen, dan zijt ge ne man
Zo altijd toegeven aan elke gril of u zo kwaad maken om een niemandal
Dat is voor kleine kientjes en niets voor u, toon nu ne keer dat ge dat kan
Natuurlijk kan ik dat zei Bertje, en in een oogwenk sloeg zijn humeur om
't Is waar ook he zei hij vrienden moet iets van elkaar kunnen verdragen
Jamaar ook van andere mensen zei Tistje, en daarbij ruzie maken is dom
Fons lei zijn arm op Bertje's schouder, Bertje meende dat niet zo erg hoor
We kibbelen wel ne keer maar dat duurt niet lang, we zijn echte vrienden
En hij drukte op echte, wees nu maar gerust hij gaat er echt niet vandoor
Maar be nee vent zei Bertje, zulke onnozelheden zijn voor kleine kinderen
Haja grote mensen kibbelen toch ook ne keer vaders en moeders toch ook
Maar da gaat rap weer over dat gaat hun liefde toch ook niet verhinderen
Ah! Zei Tistje allee dan is alles goed he, maar zeg het wordt stillaan laat
Lieve mensen! Erg bedankt voor het fruit het was ons heel aangenaam
Tot op school he Arnolt, we hopen dat het hier verder goed met jullie gaat
Zelf bedankt jongens zeiden de ouders om eens kennis te komen maken
En ons zo vriendelijk welkom te komen heten, wij zijn er echt heel blij mee
Het zal onze Arnolt zeker helpen om vlug op school ingeburgerd te raken
En de jongens vertrokken weer, want nu wisten ze hoe de nieuwe er uit zag
Allee een leuke jongen zei Mantje, en zijn ouders zijn ook heel vriendelijk
Hij valt mij wel in de smaak, ik moet oprecht zeggen dat ik hem gaarne mag
De anderen vielen dat volmondig bij, ja voor een Japanner valt hij best mee
Alleen Fons bleef ietwat stil, Jaa hij mag er zijn zei hij de zwijns zijn der wel
Toen hij hun verontwaardigde gezichten zag gierde hij het uit, maar be nee
Ik zeg dat immers om te lachen he zeg, ge moet niet zo boos staan kijken
He sjanse zulle Fons zei Jan, we willen geen kretiek op die jongen horen
't Is een aardige knaap, hij wordt een goede vriend dat zal later wel blijken
Ik ben het daar volkomen mee eens zei Fons dat hij mijn vriendje zal zijn
Jamaar dien van ons ook zulle zei Jan, niet die van u alleen hoor manneke
Anders vertellen we hem rechtuit dat je hem hebt verweten voor een zwijn
Odde dat durft doen he verschoot Fons dan gade ne keer wa meemaken
O ja zei Jan, ik ben Bertje niet zulle manneke, mee mij doede niet wat je wilt
Begint gulder nu niet he zei Tistje, wilde diene prietpraat nu haast staken
Zeg Jan zei Bertje wat wilde gij daar eigenlijk mee zeggen, zeg dat ne keer
O! Verschoot Jan, dat hij niet altijd ruzie moet maken met mij gelijk met u
Aja zei Bertje nadenkend, haja 't is waar Fons is zo hij begint telkens weer
Zeg mannen zei Tistje ik denk dat die jongen zelf zijn vrienden zal kiezen
Als jullie zo altijd lopen te kibbelen, denk ik dat hij jullie niet zal zien staan
't Is toch waar he gasten zei Mandje, jullie lopen al gans de tijd te kniezen
Kunde gulde ulder niet als grote mensen gedragen, allee toe jongens kom
Als ge zo ruzie maakt he, aja dan ziede dat natuurlijk van ulder eigen niet
Maar als een buitenstaander dat ziet he, ge moogt zeker zijn, dat ziet dom
Wel! Als Arnolt dat ziet he, denkt hij daar ook zo over, geen prettig gedacht
Als hij zo iemand als vriend zal kiezen valt toch te betwijfelen volgens mij
Wel Mantje! Zei fons, ik denk dat ik van u zo geen redenatie had verwacht
Maar ge hebt gelijk jong, we moeten ons verstandiger gedragen vooral ik
Wij allen zei Tistje, de één moet niet denken dat hij beter is dan de ander
We zijn al verschillend dat wel, de een is groot en mager de ander dan dik
Het is vooral de hartetoestand die teld, dat maakt van u een goed mens
Niet de kleinte of welke lichaamsafmetingen je ook hebt of je mooie ogen
Maar een meelevend hart hebben dat telt, en dat is nu toch ieders wens
Jamaar zeg Tistje zei Bertje, we moeten nu ook geen droogstoppels zijn
Daar hedde glijk in Bertje zei Tistje, we moeten wij ne keer kunnen lachen
Maar ruzie maken draagt toch niet tot blijheid bij, dat brengt alleen maar pijn
Dat is juist zei Jan, maar laten we niet overdrijven he, we zijn nog kinderen
En we moeten ons ook als kinderen kunnen gedragen de ernst komt later
Als we nu de problemen wille oplossen kan dat onze vreugde verhinderen
Tistje schoot in een luide lach, je hebt gelijk Jan wij horen eigenlijk te spelen
Kom laten we koersen! Wie het eerst aan de grote eik is heeft gewonnen
En de bende zette het op een lopen en een gejoel ontsnapte aan hun kelen
Onderweg schopte bertje in een molshoop en tuimelde onderste boven
Waarschijnlijk van ne nieuwsgierige mol die ook naar de koers kwam kijken
Oeioeioei jammerde Bertje mijnen groten teen is ne centimeter verschoven
Hij grabbelde vlug recht en hinkelde er grommend en verwijtend achteraan
Gij lelijken blinde mol moede gij nu juist daar nen hoop maken, zwart kieken
Maar inmiddels waren den jongens aangekomen en de koers was gedaan
Fons was eerst. Ik heb gewonnen triomfeerde hij met zijn armen omhoog
Ja natuurlijk zei Mantje gij met uw langen benen he Fons dat is normaal
Maar ik heb toch algelijk gewonnen he zei Fons, zeg nu niet dat ik loog
Dat zeg ik ook niet zei Mantje maar ge zijt natuurlijk wel in het voordeel
Ik kan mezelf toch niet inkrimpen he zei Fons, ik ben nu eenmaal groter
Ge kunt dat niet verdragen he Mantje zei Fons, ge bekijkt mij precies scheel
Dat is geen waar jong Fons ik gun u deze overwinning met heel mijn hart
A dan is het goed lachte Fons ik heb er dan ook hard moeten voor lopen
En daarbij he Mantje, ik ben zelfs een ietje later dan jullie allemaal, gestart
Ja dat is waar zei Tistje ik heb het opgemerkt, al was het niet zo heel veel
Idere centimeter teld he bij ne wedstrijd, maar je haalde ons wel heel snel in
Maar 't toch gelijk he achter is achter we waren toch ietsken in het voordeel
Ik was wel een meter achter he zei Fons en ik moest dat algelijk inhalen
He gij eerlijk gewonnen zei Bertje, eer dadde gij nu wat groter zijt of niet
Ha dat hore 'k ik gairen zei zei Fons, en waarmee gaan jullie mij betalen
Hoe! Betalen zei Jan, mee niet he vent wat edde gij eigenlijk wel gedacht
A nee he treiterde Fons hen, ik he gewonnen en ik wil hiervoor een prijs
De jongens lachten luidkeels, nee dat hadden ze nu echt niet verwacht
Wacht eens zei Tistje, zeg Mantje herrinnerd gij u nog die speld van Han
Hoch ja lachte Mantje, hij had die zelf gemaakt, en ze was nog mooi ook
Het spijt me anders wel hoor Tistje dat ik ze helaas niet meer vinden kan
Die ligt nog altijd bij mij thuis jong zei Tistje, hij graveerde er een loper op
Dat kon hij wel goed, hij heeft ze jaren gedragen, tot hij wat ouder werd
Toen was hij ze beu, en zwierde ze op een keer in onze hof op vaders kop
Die kon er niet om lachen, ook al gooide hij ze nu niet expres naar hem
Vader stond daar wat op zijn kop te wrijven en wist eerst niet wat het was
Maar toen hij het eindelijk ontdekte verhief hij toch wel eventjes zijn stem
Han stoof er als de bliksem vandoor, en die speld ligt nu nog altijd bij mij
Hoch zei Mantje, ze heeft ook een tijdje bij mij gelegen weet je dat niet
Dat kan wel zijn maar ik zag ze verleden week thuis liggen zei Tistje blij
Ik ga ze direct halen en we gaan Fons decoreren, houd hem even in toom
Fons heeft de eerste koers met glans gewonnen, hij krijgt dus die speld
En we gaan nu elk jaar die koers blijven doen, het eerst aan de eikeboom
Ik ben direct terug jongens, rust intussen wat uit en praat over onze koers
't Is maar een stapje meer naar mijn huis op vijf minuten ben ik hier terug
En weg was hij in volle vaart, denkend! Hopelijk zijn de anderen niet jaloers
Maar dat viel wonderwel mee, ze planden al al een nieuwe koers vol vuur
Da gaat veel te rap voorbij zijn he ze Jan op één minuut is het al gedaan
De mensen moeten komen voor een minutje koers, en hij keek nogal zuur
Wacht zei Mantje, Tistje komt ginder al weer aangelopen hij weet wel wat
Hei zei Tistje toen hij ariveerde, mensen wat een neerslachtige gezichten
Allee ge gaat mij toch niet vertellen dat jullie alweer ruzie hebben gehad
Nee nee nee nee zei Bertje dat niet jong, 't gaat over diene koers newaar
Hoe diene koers herhaalde Tistje, vinden jullie dat dan geen goed idee
Ja dadde wel zei Jan, maar er is volgens mij toch nog een klein gevaar
Wa gevaar zou daar nu kunnen aan zijn zei Tistje, om een eindje te lopen
Ja zei Jan, de koers duurd maar één minuut de mensen gaan niet komen
We wisten ons verder geen raad daarvoor en wij zaten wij op u te hopen
Één koers zei Tistje! Nee hoor we gaan wij meerdere koersen orgeniseren
De sprintkoers zoals daarnet dat is de bijzonderste en die komt dus laatst
Maar we gaan dan natuurlijk ook koersen van meerdere ronden proberen
We spreiden die dan van twee uur in de namiddag tot zo ongeveer zes uur
Daar tussen ook prijsuitreikingen he we maken er zo een feestje van he
Misschien met pannekoekenbak of wafels, dat lukt ons wel op den duur
We moeten ons moeders maar zover trachten te krijgen dat ze meedoen
Jonge jonge zeiden de jongens, Tistje jong ge zijt een genie, dat is het
Maar ons moeder zover krijgen zei Bertje, daar wringt nu juist de schoen
Ik zal Vera daar ne keer over aanspreken zie, zei Jan, die regeld dat wel
Dat is een uitstekend idee vent Jan zei Mantje, dat is de juiste persoon
En ik zei Tistje zal meester Boone wel proberen te betrekken bij ons spel
En hij kan ons tevens helpen om regels op te stellen, dat alles goed gaat
Dat we nu eens bij de winkeliers om prijzen vroegen zei Maantje opeens
Aja om reclame te maken he zei Tistje, dat is goede inval beste kameraad
De knapen maakten vreugdesprongen van enthousiasme, lieve mensen
Dat wordt een feest lachten ze, dat moeten we nu thuis allemaal vertellen
Alle schoolkinderen mogen meedoen, ook die van Luidegem als ze wensen
Maar nu eerst Fons zijnen prijs opspelden he zei Mantje, allee kom hier
Wij Tistje en Mantje en Bertje en Jan schenken u dat ereteken als prijs
Fons stond daar lachend met opgeheven hoofd klaarsrecht en bijzonder fier
Dit is de geboorten zei Tistje van een nieuw gebeuren in ons dorp Stillegem
Uw naam zal voor altijd gekent blijven omdat gij de allereerste winnaar bent
De anderen aplaudiseerden en Fons zei, dank u wel met aangedane stem
Toen bekeek hij zijn speld en zei ze is mooi heel mooi zelfs ik ben er fier op
En ik zal mij deze dag heel mijn leven blijven herinneren mannen echt waar
En hij wandelde rond zo fier als een pauw glimlachend en opgeheven kop
Oeieoei! Zei Tistje opeens, zeg jongens het wordt laat we moeten naar huis
Moeder zal al uitzien waar ik zolang blijf, allee gasten dan maar tot morgen
Maar de anderen stoven ook naar huis, toe gasten anders zit het niet pluis
Toen Jan met hun speciaal plan bij Vera aanklopte was ze er mee opgezet
Maar jongens toch zei ze, waar hebben jullie als kinderen dat uitgehaald
Ik help jullie wel hoor, ik maak jullie moeders wel warm, het wordt dolle pret
Jan was zo blij dat hij Vera meteen een klinkende zoen gaf, o dank u wel
Vera was er zo van aangedaan dat ze nog bijna tranen in haar ogen kreeg
Ze hield nu eenmaal van kinderen, allee zei ze vertel het uw vriendjes snel
En meester Boone! Wat een idee zei hij verrast, daar ga ik werk van maken
Zelfs de winkeliers waren er mee gediend, aja jong voor de reclame newaar
Pere en Nolle hoorden nu natuurlijk ook het verhaal van hun jonge snaken
En dat kwam tijdens een van hun bijeenkomsten zo heel toevallig naar voor
Jonge jongen zei Florre wat die gastjes in hun hoofd halen, koersen lopen
'k Moet wel zeggen zei Berta, er komt wel iets nieuws in Stillegem daardoor
De mensen hebben al niet veel te vieren en dat brengt toch zo wat plezier
Ja dat is waar zei Monten, loopkoersen is nog gezond voor de kinderen ook
Ik wil wel een oogje in 't zeil houden zei de Champetter da ziede van hier
We zullen ook ons duitje in het zakje moeten doen he zei Florre naderhand
Heeft iemand soms een idee hoe we die knapen wat kunnen ondersteunen
Jaach zei Monten, ik weet niet, maar! Een paar kraampjes is altijd plezand
Hoe bedoel je? Vroeg Kluis, wat voor kraampjes zouden dat moeten zijn
Awel zei Monten met wat versnaperingen he, maar heel goedkoop houden
Dan kunnen de mensen toch iets kopen en doen hun geldbeugel geen pijn
En van die snuisterijen gelijk in de stad he ringetjes armbandjes en zo meer
Maar bijna voor niets! Het moeten natuurlijk geen te dure dingen zijn ook
Bij deze gelegenheid profiteren onze mensen van die dingen ook een keer
Dat is geen slecht gedacht zei Piere, en wat speelgoed voor de kinderen
Ja ik zie het wel zitten, dat kan in Stillegem nog een heerlijke dag worden
Ik zorg voor de orde zei de Champetter dat niets de vreugde kan hinderen
Ja, lachte Monten, ons Vera is ook al druk bezig de vrouwen aan te sporen
Hoedadde? Vroeg Piere, hoe kunnen die nu nen koers helpen organiseren
Door pannekoen te bakken he jong, ze zullen daar zelfs hoog mee schoren
Holala zei Piere dat is wat anders, ik zal der ook enige van binnenlappen
En wij niet zeker lachten de anderen, aan een zacht prijsje he voor de kas
Ter ondersteuing van de lopers, en ook de noodzakelijke boodschappen
Ik heb al gehoord zei Nolle, dat alle de winkeliers prijzen willen schenken
Allee dan zei Florre wij geven gratis koffietafel voor alle deelnemende lopers
Met koeken en rozijnebrood en koekebrood en wat ge zou kunnen denken
Dat zal menigeen aansporen om mee te doen, al was het maar om te eten
Maar leuk zal het alleszins worden, en daar gaat het tenslotte om newaar
Waar de eerste prijs van elke koers vandaan komt hoeven zij niet te weten
En 't moeten prijzen zijn waar ze iets aan hebben he aja ge ziet dat van hier
Want die gaan wij ook geven, van een onbekende weldoener zeg maar
De mensen zullen er verder geen vragen naar stellen, 't is voor 't plezier
En mocht er verder nog iets nodig zijn, kunnen wij altijd nog wat bijdragen
We zorgen alleszins dat er niets tekort es he, het moet iets moois worden
Het moet alleszins goed georganiseerd worden opdat het wel zou slagen
We zullen meester Boone wel met een brief of zo moeten verwittigen hoor
Wat een onbekende weldoener zoal zal bijdragen, want hij regeld alles
De kinderen hebben hem dat gevraagd, hij is de geknipte persoon daarvoor
Dat is geen toch probleem zei Piere, we vragen de Notaris om dat te doen
Die zal meewerken zonder ook maar één naam te noemen dat is onze man
Hoe dat ik daar niet aan had gedacht zei Florre, hij zorgd wel voor de poen
We geven hem onze plannen door en hij moet Boone vragen wat het kost
Die moet dat berekenen en dan stellen we het nodige geld ter beschikking
De notaris geeft het geld gewoon aan Boone en de zaak is weer opgelost
De mannen stonden elkaar glunderend aan te kijken, dat wordt een feest
't Is wel spijtig dat we daar nog een jaar moeten op wachten, zei Monten
Ik zou liever gehad hebben dat het nog van de zomer zou hebben geweest
De mannen lachten, je hebt gelijk jong Monten zeiden ze, wij eigenlijk ook
Maar ja de kinderen hebben de eerste koers al gelopen, dat is dus voorbij
Misschien willen ze er nog wel een zei Nolle als ik hen een beetje opstook
De eerste is gelopen en de winnaar blijft Fons daar veranderd er niets aan
Maar om het officieel te maken dat de koers alle jaren zal worden gelopen
En om daar ook een vaste datum op te stellen, ik denk wel dat het zal gaan
Jamaar lachte Kluis, het is wel voor de kinderen he zeg, vergeet dat niet
Natuurlijk! Natuurlijk! Zei Monten, we zijn ons daar ten zeerste van bewust
Maar dat verhinderd toch niet dat de grote mens daar ook wat van geniet
Ja ja lachte Kluis, 't is al goed, genieten jullie er gerust ook maar wat van
Juicht echter niet te vroeg mannen hoe graag jullie dat ook zouden willen
Want het valt af te wachten of de kinderen willen en of Boone dat nog kan
Er moet dan veel gebeuren op een korte tijd, en daar gaat het allemaal om
Och zei Monten we geven ons als vrijwilligers op om hem wat bij te staan
Dat mag toch geen probleem zijn, we zetten ons er voor in allee toe kom
Jamaar voor ons is het goed hoor lachten de anderen, het zal wel gaan
En het ging inderdaad want Nolle wist de kinderen heel slim te overtuigen
Want iets fout lopen op die dag, da kan niet he, dan mocht niet bestaan
Zeg Mantje die koers van jullie zou je toch beter een vaste datum geven
Dan kunnen de mensen die datum expres reserveren om te komen kijken
Anders vergeten zij dat he, aja de mensen leiden allemaal hun eigen leven
Zoiets moet officieel gemaakt worden he, ze moeten ook zien hoe dat gaat
Jamaar zei Mantje, de eerste koers is al gelopen, hoe moet dat dan gaan
Ja! Zei Nolle zo veelbetekenend, ze moeten toch weten dat koers bestaat
Wij vertellen dat nu rond he zei Mantje, allee dan weten zij daar toch van
Dat is niet genoeg denk ik zei Nolle, ze zouden een voorbeeld moeten zien
Bijvoorbeeld nog dit jaar iets organiseren, ja! Als dat voor uw vrienden kan
Dat zou toch een geweldige stimulans zijn he Mantje voor het volgende jaar
Spreek er eens over met uw vrienden he, die koers moet bekentheid krijgen
Ik en Pere en Monten en Piere helpen dan dan werken wij allemaal tegaar
O ja! Zei Mantje zouden zij dat willen doen, en Kluis helpt die dan ook mee
Haja hij kan dan voor degenen zorgen die zich zouden kunnen bezeren
Der kan toch altijd een ongeluksken gebeuren he, dat es ne slimme pee
Natuurlijk! Zei Nolle ge kent Kluis toch wel he Mantje, die wil overal bij zijn
Sjonge! Zei Mantje, als de anderen dat zullen horen dat jullie willen helpen
Dat ga ik hen vertellen zei Mantje, en holde weg als een jong zot wild konijn
Hij vond de vriendjes aan de eikeboom, zeg jongens moet je nu eens horen
Ze zagen aan Mantjes manier van handelen dat er iet bijzonders op til was
en bijzonder benieuwd als ze waren spitsten dan ook afwachtend hun oren
Vader zei!....En hij vertelde zijn wedervaren, awel wat zeggen jullie daarvan
De gastjes zaten elkaar stomverbaast aan te kijken, allee edde van ze leven
Wij zijn wel bereid zei Tistje maar we moeten eerst Boone vragen of dat kan
Jamaar vroeg Fons, ben ik dan weer kampioen af, tel ik dan niet meer mee
Gij zijt en blijft onze kampioen zeiden de jongens, gij hebt eerst gewonnen
En als zij daar niet mee accoord gaan, spijtig maar dan zitten zij in de Puree
Het is onze koers en wij staan onze eerste kampioen niet af en daarmee uit
Haa! Zei Fons gelukkig lachend en wreef nog ne keer fier over zijn speld
Hier staat de kampioen van de eerste loopkoers van Stillegem riep hij luid
Hij stak zegevierend zijn armen omhoog en het schalde ver over het veld
De jongens lachten en Tistje zei, kom we gaan uw vader ne keer spreken
We willen nog meer weten over hetgeen gij ons daar allemall over verteld
We willen weten of ze het kapioenschap van Fons wel aanemen als echt
Anders doen wij niet mee, het moet wel voor kinderen blijven, of niet soms
Absoluut Tistje, anders is het niet leuk meer zeiden de anderen oprecht
Het moet nu toch wel lukken, de vrienden waren daar juist allemaal bijeen
Kijk ze zijn daar al fluisterde Nolle, we zullen het al rap weten hoe het zit
Ha! Riep monten, dat is wel toevallig, heel de bende is precies op de been
Vader zei Mantje de jongens willen eerst nog een paar dingen voorstellen
Ze maken zich namelijk ongerust of jullie Fons echt als kampioen willen
Natuurlijk Mantje zei Nolle, dat is hij ook, dat mag je aan iedereen vertellen
Er onsnapte de knapen een diepe zucht van verlichting, ha dan is het goed
Voor de rest zijn wij natuurlijk dolgelukkig, dat jullie ons willen ondersteunen
Maar we willen ook eerst meester Boone vragen hoe het nu verder moet
De mannen wisten ondertussen al dat de Notaris al bij Boone was geweest
En Monten zei dan ook, awel kom we zullen wij allen tezamen maar gaan
Dan kunnen wij ons als vrijwilliger helpers aanbieden, dat wordt een feest
Allee de Koers he lachte hij dan, en iedereen lachte maar zo gezellig mee
Toen ze bij meester Boone aanklopten kwam zijn kleine de deur openen
Kom maar binnen mensen riep Boone van ver we zitten juist aan de thee
Zet jullie maar, dan kunnen jullie ook een potje thee of koffie meedrinken
Mijn vrouw heeft zopas nog verse gezet, wat hebben jullie eigenlijk liefst
Of, vroeg zijn vrouw, hebben jullie liever een fris glas bier om te klinken
Nee nee Meester zei Kluis we komen eigenlijk over de loopkoers spreken
Ach dat! Zei Boone, 't is spijtig dat we daarop nog zolang moeten wachten
De jongens hebben mij gevraagd of ik daar ook wat energie in wou steken
Ik doe dat met plezier, maar ik persoonlijk had het liever nog dit jaar gedaan
De bezoekers keken elkaar verbaast aan, e maar daar kwamen juist voor
Ja ja voor de koers zei Boone, dat hoorde ik al, 't is helaas nog lang te gaan
En we hebben nu juist zo ne prachtige zomer, en 't is goed voor de kinderen
Lag het aan mij he, ik dan begon ik er nog van de zomer aan, zeker weten!
Jamaar zei Monten, doe het dan he er is niemand die u dat zal verhinderen
Wat bedoel je daarmee vroeg Boone, 't was toch bedoeld voor volgend jaar
Dat wel zei Kluis, maar door omstandigheden, zou het beter dit jaar al zijn
En we dachten zo, Meester Boone es ne speialist die speeld zoiets wel klaar
Volgend jaar weten de mensen dat dan al, en ze hebben dat meegemaakt
Ze zullen er volgend jaar des te liever bij zijn, dan komt er veel volk op af
't Is op die manier dat het gebeuren dan ook tot in Stillegem bekend geraakt
En dat kwamen wij u juist vragen zei Pere, in samenwerking met de gasten
Wij doen dat voor onze kinderen he het moet iets mooi worden voor hen
Maar ja wij hebben u nodig he, 't is op hun vraag dat we u kwamen aftasten
En daar bedoelde hij de jongens mee, die ijverig van ja stonden te knikken
't Is toch geen waar zeker zei Meester Boone verrast, in volledig accoord
Wel als dat zo is jongens, zal ik mij met alle kracht naar jullie wil schikken
De jongens sprongen op van dolle pret en de groten waren ook gelukkig
Maar zei Boone, Fons moet de kampioen blijven van de allereerste koers
Daar zijn we het mee eens zei Nolle, de kinderen waren daarover al nukkig
Anders zei Boone heb ik geweldig nieuws, iemand schenkt mooie prijzen
En de deelnemers mogen gratis hun goesting eten, na afloop dan natuurlijk
Van koeken en rozijnebrood en koekebrood, dat zullen ze ook niet afwijzen
Ja wade! Klonk het uit de kindermonden je zou meedoen alleen daarvoor
En wij! Zei Pere, komen ons aanbieden om waar u ook wilt bij te springen
Hola zei Boone, veel helpers! Nu zitten we tenminste op het goede spoor
Aja zeg er is ook geld voorzien voor kraampjes met van allerlei snuisterijen
En voor snoep en kramen voor de pannekoekenbak, wat denk je daarvan
Sjong zeiden de jongens het wordt nog het grootste feest in onze contrijen
Ik spreek er nu over met mijn colega's zei Boone en ook die van Luidegem
Omdat de jongens van Luidegem ook mogen meedoen aan de loopkoers
Geloof me mensen daar zal over gesproken worden tot buiten Stillegem
Allee zei Kluis dan gaan we maar, en laat ons dan op tijd maar iets horen
Dank u mannen zei Boonen maar nu moet ik het nog helemaal uitwerken
En als ik jullie nodig heb, zal ik op u rekenen en laat ik jullie wel opsporen
Toen ze weer buiten waren dansten de kinderen opgewonde in het rond
Edde van ze leven juichten ze, edde da ghoord? 't is haast niet te geloven
Onze loopkoers wordt een echt feest zei Tistje, ik zak bijna door de grond
En ze joelden en lachten en liepen wilt van vreugde om de groten heen
Die dan op hun beurt gelukkig waren om de vreugde van het jonge volk
Niet zo wilt riep Kluis, straks trappen jullie in uw zottigheid op mijnen teen
Kom riep Fons we gaan de nieuwe ook maar gaan vragen om mee te doen
Nee nee zei Pere 't is al te laat Tistje moet naar huis, wacht nu tot morgen
En 't is voor jullie ook tijd zei Nolle, Mantje moet ook mee, toe kom kapoen
Allee tot morgen dan he riepen de jongens nog, en elk trok naar zijn huis
We zijn toch zo blije zei Tistje, dat gulder allemale ons azu ondersteund
Die loopkoers is een heel goed idee en jullie verdienen onze hulp zei Kluis
Het zal een beetje plezier en verstrooing brengen in de mensen hun leven
De volgende dag op school gingen de gesprekken natuurlijk over de koers
't Schijnt zei Bertje dat een soort weldoener al de eerste prijzen zal geven
Da moe ne goeie mens zijn zei Jan, want er zullen vershillende koersen zijn
Verdeeld over de ganse namiddag, ja het zal echt een mooie dag worden
En na de koers he mannen gratis eten voor de koerslopers, wat een festijn
Hé zei Tistje de nieuwe is er ook al, allee kom we zeggen he ne goeiendag
Maar de nieuwe had hen ook al rap opgemerkt en kwam lachend op hen af
Goedemorgen jongens, ik zou me graag bij jullie groepje voegen als ik mag
Maar vaneigens jong Arnolt zei Tistje, we kwamen trouwens zelf naar je toe
Kom der dus maar bij je bent zelfs heel welkom van ons allen bij onze groep,
Hoe meer vrienden hoe meer vreugde vrienden maken worden we nooit moe
Het voeld vreemd aan voor u zeker weeral naar een andere school te gaan
Eigenlijk wel zei Arnolt, ik heb wel al naar verschillende scholen geweest
Maar het is altijd weer een beetje een aanpassing dat kan je wel verstaan
Daarom ben ik blij dat ik jullie al heb ontmoet, ik heb meteen een houvast
Echt! Bij jullie voel ik mij meteen op mijn gemak, ik ben blij jullie te kennen
Op sommige scholen sturen ze nieuwelingen van het muurtje naar de kast
Tja zei Mantje er zitten hier ook wel een paar engerlingen hoor, dadde wel
Maar wij laten ons niet doen zulle, he Tistje en Bertje wij weren ons goed
Oei zei Bertje, Blok en zijn handlangers komen er aan, daar begint het spel
Heidaar gele! Riep Blok, ge ziet er zo pips uit, edde de geelzucht misschien
Zijn vrienden lachten dan luid en spottend om hun leider een plezier te doen
Kijk eens naar zijn piepogen ging Blok verder, edde dat al ne keer gezien
Blok hete niet echt zo, hij kwam aan naam omdat hij een stevig kereltje was
Hij was eigenlijk ook niet een slechterik, de anderen hemelden hem wat op
En hij werd zo een beetje hun leider, jaa! Dat beviel hem het kwam van pas
Daarom moest hij dus ook laten zien dat hij de baas was en zeker niet bang
En om dat te handhaven kon hij wel eens heel gemeen uit de hoek komen
Zeg Blok zei Jan kwaad moei u met uw eigen zaken, dat duurd mij te lang
Hoho zei Blok, meneerke durft nogal stout spreken, herhaal dat nog ne keer
Ik zeg gele en piepoog als ik daar zin in heb, hebde gij dat begrepen ventje
Gij moet ui muile houden zei Blok, of ik geef u straks nog ne keer een peer
Met een peer bedoelde hij klappen tegen zijn kop,hij wou dat niet verbergen
Hou hou hou riep Tistje, geen ruzie maken jongens dat lost toch niets op
Laat ons gewoon gerust he zeg blok, wij komen jullie toch ook niet tergen
Wadde! Riep Blok, gij ook al worm! En hij greep Tistje gemeen stevig vast
Arnolt kwam naar voor, laat mijn vriend onmiddellijk los zei hij, begrepen!
Ah! Zei Blok, meneerke durft voor zichzelf opkomen, wel dat is just gepast
Ik kan toch op ui muile nie kijken, ik zal ui maar meteen wa manieren leren
Pas op! Waarschuwde Arnolt, het is een grote fout uzelf te overschatten
Ik wil niet vechten! Maar ik zal mij ook niet laten vernederen of koeieneren
Blok was een ogenblik uit zijn lood geslagen en keek Arnolt wijfelend aan
Allee Blok jong moedigden de anderen hem aan, laat niet op uw kop zitten
Wadde! Riep Blok toen, gij gele Piepoog ik zal ne keer op ui bakkes slaan
Wat is hier aan de hand! Kwam Boone plots tussenbeide, is er weer spel?
Ha! De nieuwe verwonderde Boone zich, ik dacht eerst dat er hier ruzie was
Maar ja de jongens zijn wat nieusgierig, maar dat begrijpt gij natuurlijk wel
Arnolt knikte een beetje verlegen maar was er toch niet volledig gerust in
Want de ander stond hem vanachter meester Boone te loens te bekijken
En maakt zo een onheilspellend gebaar met een grote vuist onder de kin
Zo! Zei Meester Boone, gij zijt dus Arnolt Denpool, welkom op onze school
Het is mij een eer zei Arnolt om kennis met u te maken meester Boone
Ho ho zei Boone, wat een mooie manieren van de zoon van Jozef Denpool
Uw vader was een speciaal geval, hij droomde van verre reizen te maken
Nog steeds zei Arnolt, maar ik denk dat we hier nu een tijdje zullen blijven
Een Speciale man herhaalde Boone, ik dacht niet dat hij zover zou geraken
Blok stond met zijn vuist over zijn blote tanden te vrijven ten teken van strijd
Maar hij paste er wel voor op dat Boone het niet zag, zo slim was hij nu wel
Boone was wel een ander mens geworden en maakte niet meer zulk lawijt
Maar een echt onverbeterlijke kwajongen kon nog altijd een oorvijg krijgen
Blok was nu juist als zulk een brute knaap gekend, en dat wist hij ook wel
Hij rekende er stellig op dat de anderen bang waren en wel zouden zwijgen
Arnolt zag de bedreiging wel maar deed toch gewoon alsof hij dat niet zag
Allee zei Boone nog tot straks dan in de klas, maak nu maar verder kennis
Boone draaide zich om en zag nog net wat Blok deed, Ah! vijandig gedrag
Kom ventje ik zal u leren uw manieren te gebruiken, allee naar binnen gij
Honderd keer schrijven, ik mag geen ruzie maken met kinderen op school
Ik ben niet begonnen hoor meester protesteerde Blok, ik begon niet maar hij
Ik ken uw streken manneken zei Boone, bij mij helpenn uw verhalen niet
Blok liep dan langs Arnolt voorbij, en zei fluiterend, daar zult gij voor boeten
Ge moogt u aan een ferme rammeling verwachten lelijke gele schele piet
Arnolt regeerde daar niet op en deed precies alsof hij niets had gehoord
Alsof Blok lucht voor hem was en niet eens een weerwoord waardig was
Hij praatte tegen zijn vrienden verder, en Blok was nu nog meer gestoord
Inmiddels stond de directeur reeds met de klingelende bel in de handen
Allee gedaan met spelen vooruit in de rij nu, geen gedrum he en zwijgen
Een vriend van Blok zei tegen Arnolt na school klopt hij tegen uw tanden
Arnolt lachte hem vriendelijk toe, en zei leren vriend, er valt veel te leren
Hoedadde vroeg de ander, wa wilde daar mee zeggen, leg nu ne keer uit
Uw vriend zal ooit wel eens les krijgen die hij moeilijk zal kunnen verteren
Ten eerste, de groten zijn niet gemaakt om zomaar op de kleintjes te slaan
Ten tweedde, niemand is de sterkste, elkeen komt eens een sterkere tegen
Ten derde, denk maar niet dat ik hem zo zonder verweer zal laten begaan
Hoho zei de ander, ge hebt gij nog een grote muil ook ventje, wacht maar
Ge zult na de school zo geen grote mond opzetten, ge kent Blok nog niet
Hij mij ook niet zei Arnolt en wuifde de bedreiging weg met een kort gebaar
Zwijgen daar! Riep Meester Boone kort, en nu vooruit in stilte naar binnen
De jongens schuifeldenschoorvoetend en in volledige stilde het klaslokaal in
Allee riep Boone ga maar zitten, dan kunnen we zo meteen maar beginnen
Arnolt ga maar naast Bertje zitten die plaats is was tot nu toe nog niet bezet
Het toeval was dat Blok nu juist achter Bertje zat, en die trok nu een grijns
Boone had het al gezien, weet! Zei hij tegen Blok dat ik speciaal op u let
Blok trok een onschuldig gezicht, ik doe niets meester zei hij ik let toch op
Hang de simpelaar maar niet uit zei Boone, mij leid je niet meer om de tuin
Ge zijt nu verwittigd he ventje, bij de minste fout stek ik je bij je kloddekop
Blok wist wel wat dat betekende en hield zich verder dan ook wijselijk stil
Vandaag zei Boone gaan we geschiedenis doornemen over een ver land
Ter verwelkoming van onze nieuwe leerling, je kan veel bijleren als je wil
En meester Boone haalde een boek met prenten over Japan te voorschijn
Natuurljk ook met veel tekst, en hij las veel voor en vertelde er ook nog uit
En over de vele sierkerselaars, die daar elk jaar bloeiden in de zonneschijn
De jongens zaten met open mond te luisteren, zoiets wisten zij nu echt niet
Hij vertelde over de schoonheid van dat land, maar ook over twist en strijd
Straks stel ik daar vragen over zei Boone zeg dan wat u te binnen schiet
Dat zette de kinderen tot nog meer opletten aan, alleen Blok lette niet op
Die zat stil met wraakgevoelens, plannen te maken tegen Arnolt na school
Wacht maar manneke dacht hij, straks krijg je wat lappen rond uwen kop
Zo! Dromer! Rukte meester Boone, Blok uit zijn onheilspellende dromen
Beantwoord gij nu ook maar eens een vraag, hoe heten die vechters toen
Blok stond recht, heu heu dinges heu heu ik kan er niet zo direct opkomen
O nee vroeg Boone streng, wel ik wacht nog even, ik geef je nog wat tijd
Heu heu allee dinges stotterde Blok, allee zeg hoe heetten die nu ook weer
Ge hebt natuurlijk niet opgelet he zei Boone en in zijn stem klonk verwijt
Arnolt had compassie met Blok en zei stil, Samoerai! Van achter zijn hand
Blok wist niet wat te doen, die piepoog geloven of niet, Samoerai! Zei hij
Proficiat! Zei Boone, maar hij had het wel door, dat was even op de rand
Blok slaakte een diepe zucht van verlichting en voelde gelijk wat sympathie
Allee voor die gele piepoog, maar ja hij moest aan toch zijn status denken
Da zal niet helpen hoor gele piepoog, wacht maar tot ik je na schooltijd zie
Arnolt gebaarde van niets en liet de zaken op hun beloop, alles op zijn tijd
Hij had zijn best gedaan om vrienden te worden, het hing van de ander af
Strijd wilde hij niet, doch als het niet anders kon maakte hij zich geen verwijt
Toen de schoolbel klingelde maakten de jongens zich gereed om te gaan
Ze werden tot aan de schoolpoort begeleid en Boone keek of het veilig was
Toen mochten ze weg, maar meester Boone bleef nog wat oplettend staan
Tistje, Mantje, Bertje, Jan en Arnolt liepen rustig babbelend naast elkaar
Een eindje achter hen volgden Blok en zijn companen lachend en uitdagend
Vooral jongens kalm blijven zei Tistje, we blijven alleszins allemaal tegaar
Dat hielp niet veel want in het veld werden ze door de anderen ingehaald
Blok en zijn bondgenoten gingen voor hen staan en spotten grof met hen
Blok greep Arnolt vast en grijnsde je kan niet weg, nu ik zet het je betaald
Tistje sprong met zulk een kracht tussen beiden in dat Blok moest lossen
Laat hem met rust Blok! Riep Tistje, allee wat heeft die jongen u misdaan
Zijn muile staat mij niet aan zei Blok en daarom ga ik hem eens afrossen
Dat laat ik niet toe zei Tistje, je blijft er af of je krijgt eerst met mij te doen
Wadde? Lachte Blok, gij snotneus, en wie gaat gij daar voor meebrengen
Ik heb daar niemand voor nodig zei Tistje. Ik help ook wel zei Mantje toen
Nee nee Mantje zei Tistje, anders moeien zijn handlangers zich er ook mee
Blok greep Tistje beet en hield dreigend zijn gebalde vuist voor zijn neus
Uit mijn weg worm zei hij of je krijgt eerst een pak slag. Maar Tistje zei nee!
Blok maakte kwaad aanstalten om Tistje een paar klappen te verkopen
Laat die jongen los! Zei Arnolt kort, loslaten zeg ik, en nogwel nu meteen
Blok verschoot daar daar zo van dat hij loste, goed zei hij, ik laat hem lopen
Maar dan moet jij in zijn plaats komen, tenminste als ge geen lafaard zijt
Arnolt zijn ogen schoten bijna vuur, een lafaard! Zei hij jij hoeft eens een les
Durf je met mij alléén meegaan daar achter dit bos, of ben je bang dat ik bijt
Ikke! Bang! Riep Blok, van zo een gele piepoog zeker, kom we zijn al weg
De twee stapten naast elkaar weg en verdwenen weldra achter de struiken
Één van Blok's vrienden lachte luid, die krijgt klop, geloof maar wat ik zeg
Zo! Zei Bloc als ze alléén waren, geen uitvluchten meer, nu krijg je slaag
Je wilt niet doorgaan voor een lafaard, wel toon nu eens wat je waard bent
Luister eerst een ogenblik naar mij zei Arnolt, en daarna doe ik het graag
Wel laat dan ne keer horen wat je te zeggen hebt ventje, maar haast je wat
Ik heb er echt zin in om eens een gele piepoog wat flinke meppen te geven
Je krijgt hier de grootste rammeling die je ooit in je hele leven hebt gehad
Waarom zei Arnolt, ben je zo boos op mij, en wat heb ik u toch misdaan
Kunnen we niet gewoon vrienden zijn, ik zie in u echt geen slechte jongen
Toe kom Blok jong, laat ons toch liever als vrienden door het leven gaan
Blok stond Arnolt weifelend te bekijken en scheen even te willen toegeven
Maar ja! Wat zouden de anderen zeggen, zou hij hun leider nog wel zijn
Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd, nee nee! Dat niet! Nooit van ze leven
Vooruit gele piepoog weer u snauwde hij, en viel meteen wild op Arnolt aan
Deze ontweek de eerst slag en zei, denk er aan je hebt het zelf zo gewilt
Het is niet mijn wens om te vechten maar ik laat mij niet nodeloos slaan
Blok sloeg weer toe, maar Arnolt greep zijn arm en keilde hem over zijn rug
Blok sloeg tegen de grond als een zak meel, dat heeft geen zin zei Arnolt
Maar blok was woester dan ooit, hij grabbelde recht en was daar al terug
Zijn rechtse schoot vooruit, maar opnieuw maakten hij reisje door de lucht
Hij rolde holder de bolder over het zachte mos en keek verdwaasd rond
Bij een derde slagpoging hobbelde hij daar weer, het leek bijna een klucht
Helaas was het niet om te lachen, Blok gaf het niet op en viel opnieuw aan
Ditmaal met wijdopen klauwen in een poging om Arnolt goed vast te krijgen
Deze week opzij, stak zij voet voor Blok's benen, en die tuimelde spontaan
Voor Blok weer kon rechtveren zei Arnolt, ge leerd niet bij he, wacht even
Stomverbaast zag Blok hoe Arnolt zijn schoenen uittrok, wat was dat weer
Ik wil u niet te veel pijn doen zei Arnolt, maar u toch een rammeling geven
Dat getreiter ben ik beu, ge kunt kiezen, vriendschap ofwel een pak slaag
Ge zult dat al rap gaan ondervinden ziedde schreeuwde Blok weer woest
Da zal u niet altijd lukken hoor manneken eens heb ik u toch bij uw kraag
Met vastberadenheid stormde hij op Arnolt af en kreeg trap in zijn gezicht
Hij draaide een ganse toer om en kreeg er meteen nog een te incaseren
Toen hij nog een toertje draaide ontving hij er nog een die juist was gericht
't Is een rare woordspeling maar Blok sloeg als een blok tegen de grond
Hij lag daar op zijn rug wat te kikkebelen, allee te suffen ge verstaat dat wel
Eigen Stillegem's taaltje he. Maar Blok voelde zich helemaal niet gezond
Echter eventjes maar, hij was een doorzetter, doch Arnolt trad nu zelf op
Met een stevige armklem hield hij Blok in bedwang, moet ik uw arm breken?
Auw auw schreeuwde Blok, ik geef mij niet over nog niet voor mijnen kop
Stommerik! Zei Arnolt, iemand anders zou uw arm breken, ik doe dat niet
Zijt toch niet zo trots jong, iedereen moet eens het onderspit delven, ook ik
Ik ben ook maar een knaap als gij hoor, ik ben geen vechter noch bandiet
Maar als ik mij moet weren dan doe ik dat, ook al krijg ik misschien klop
Mij nodeloos laten slaan vertik ik echter, ik wou echt liever je vriend zijn
Maar ja jij vocht liever, en ik verdedigde mij, hou nu liever op jong en stop
Arnolt loste zijn greep en Blok kroop met een pijnlijk gezicht recht, goed dan
Maar denk niet dat we vrienden worden zulle manneken, ge kent mij niet
Gij mij ook niet zei Arnolt, en mijn vrienden! Daar blijf je maar beter van
Even later kwamen ze van achter het bos gezamenlijk weer tevoorschijn
Blok zijn lip bloede zijn gezicht zag nogal rood en hij had een blauw oog
Zijn kameraden stonden versteld, awel Blok wat is dat hedde gij soms pijn
Wat is er gebeurd jong, ge ziet er echt niet op uw best uit, vertel nu ne keer
We waren eerst wat aan het overleggen zei Arnolt en hij valt over nen tak
Vlak tegen nen boomwortel, ik schrok nogal mens, was me dat een peer
Ik dacht die tierd het hier uit, maar nee hoor, hij heeft geen krimp gegeven
Een taaie kerel die Blok, we hebben daar even gewacht om wat te bekomen
Dat vechten zal voor ne andere keer zijn, er is nog tijd genoeg in het leven
Ja, zei Blok stil zo is het ongeveer gegaan, kom gasten we gaan naar huis
Blok jong zei Tistje, dat is een ferm blauw oog, ge moet dat doen verzorgen
't Is toch maar een kleine moeite en niet ver, loop eerst ne keer tot bij kluis
Gaan jullie maar naar huis zei Blok tegen zijn vrienden ik kom dan later wel
Hij sloeg de weg naar Kluis in en dacht, die gele heeft mij toch niet veraden
Een raar kereltje, hij had mij belachelijk kunnen maken, met spotten en spel
Maar toch zet ik hem dat ne keer betaald, zo komt die kerel niet van me af
Wat! Zei Kluis, is dat van te vallen? Zomaar gewoon tegen een boomwortel
Een blauw oog en een gespleten lip en al die rode plekken maar dat is straf
Blok zag aan zijn gezicht dat hij er niets van geloofde doch hij bleef zwijgen
Kluis haalde wat potjes bij elkaar en verzorgde voorzichtig Blok's gezicht
Blok zon innerlijk op wraak, wacht manneken dacht hij, ik zal je wel krijgen
Hij werd uit zijn gedachten opgeschrikt door Kluis die hem vroeg, alles goed
Jajaja, zei Blok waarom vraag je dat? Zie ik er dan zo vreselijk uit misschien
Nee nee nee! Lachte Kluis, maar ge zit zo stil, ik dacht hij verliest zijn moed
Nee hoor zei Blok, ik was alleen maar gewoon wat in gedachten verzonken
En ik moet toch stil zitten he terwijl gij mijn gezicht aan het verzorgen zijt
Dat is waar jongen, nog een beetje laten indrogen en de zaak is geklonken
Hoe? Vroeg Blok, moet ik nu met al die zalf op mijn gezicht rondlopen zeg
Nee hoor lachte Kluis, dat zou geen zicht zijn, maar het moed wat intrekken
Straks mag je alles afvegen, en je zal zien al die rode vlekken zijn dan weg
Oef zuchte Blok, ik zag me daar al rondlopen met al die zalf op mijn wezen
Ik zou in de grond zinken van schaamte, ik zou niet buiten durven komen
Die vlekken zullen weg zijn zei Kluis maar de rest moet echter nog genezen
Maar wees gerust door die kruiden zal het snel gaan en zelfs zonder pijn
Allee dan zei Blok, 't is toch nog best dat ik direct naar hier ben gekomen
Iemand stuurde mij naar hier, wel zei kluis die mag je er dankbaar voor zijn
U ben ik danbaar zei Blok, gij alleen hebt mij geholpenen anders niemand
Hoor ik daar wat bitterheid in je stem zei Kluis, is dit wel door te vallen Blok
Er is vijandschap in je stem, ik ben haast zeker, dat houd hiermee verband
Aja zeg Kluis hoeveel moet ik je hievoor betalen haaste blok zich te vragen
Ik betaal u wel van mijn spaargeld hoor, ik heb genoeg, ik betaal dat zelf
Geen sprake van beste jongen lachte Kluis, die last kan ik zelf wel dragen
Voor zo een kleinigheid zeker, ga nu maar rap naar huis het wordt al laat
Allee bedankt dan he zei Blok opgelucht, en Kluis ik vind je een goeie vent
En Blok ging heen terwijl Kluis hem glimlachend nakeek tot aan de straat
Als we even terugkeren naar het tijdstip toen Arnolt en Blok terugkwamen
Allee vanachter het bos na het gevecht, waren de jongens erg benieuwd
Ze omsingelden Arnolt dan ook en stonden er allerlei vragen uit te kramen
Jullie hebben toch gehoord wat ik daarnet vertelde zei Arnolt, wel dat is al
Ik geloof daar niets van zei Bertje, jullie hebben daar gevochten he jong
Stel daar verder geen vragen over jong zei Arnolt, wat dat betreft sta ik pal
Dag jongens ik sla hier af en tot morgen op school en doe de groeten thuis
En daarmee was de kous af voor Arnolt, hij wou zo de held niet uithangen
Hij was eerder zachtaardig, en dat vechten? nee hoor dat vond hij niet pluis
Des anderendaags stevende Blok op de koer van de school op Arnolt af
Kom ne keer mee met mij ik moet je even spreken, maar wij twee alleen
De jongens keken hen na, en Bertje zei, die twee praten? Wel dat is straf
Luister eens he ventje zei Blok stuur, probeer mij niet belachelijk te maken
Ik versta trouwens niet ook waarom gij mij al niet belachelijk hebt gemaakt
En 't is mij gelijk ook, moest je die gedachte koesteren, ik zou ze staken
Want dan breek ik je aan stukken ventje, het zal je niet altijd lukken zulle
Ik wil je niet belachelijk maken jong zei Arnolt, dat nu iets dat ik niet kan
Gij met uw rare gedachten, geef jij dan nooit op, ge zijt gij toch nen dulle
Waarop zou ik nu roemen, bij een volgende keer krijg ik er misschien van
Niemand in de hele wereld is de sterkste, er komt altijd een ander sterkere
Of een slimmere met fijne kneepjes of misschien overmeester jij me dan
A ge weet het zette Blok een grote borst op, dus pas maar op he piepoog
Zijt maar gerust jong Blok, van mij komen ze niets te weten, ik kan zwijgen
Als jij maar beseft dat ik in geen geval een aanval op mijn vrienden gedoog
Blok grommelde nog iets binnenmonds, en liet Arnolt daar dan alleen staan
Arnolt liep terug naar zijn vrienden, en werd natuurlijk met vragen overstelpt
Het gevecht is uitgesteld zei Arnold, hij zal ons nu voorlopig toch niet slaan
Zeg Arnolt vroeg Bertje, gade gij ook meedoen aan de volgende koers hier
Natuurlijk! Tenminste als ik mag he Bertje, ik ben tenslotte een buitenlander
Gij zijt een leerling van onze school zei Tistje, wij willen u met veel plezier
Als het zo zit zei Arnolt zal ik graag meedoen, ik loop trouwens niet slecht
Hoor ne keer daar zie klonk het achter hen, piepoog is ferm aan het stoefen
Ik ben hier de beste loper jong gele, en dat is van mij geen bluf maar echt
Tja zei Arnolt, dat zal dan maar moeten blijken he, ik zal mij alleszins weren
Kijk zei Blok, als je mij kan verslaan trek ik mij volledig uit de groep terug
Dan ben ik niet meer waardig hun leider te zijn, ge moogt ne keer proberen
Goed zei Arnolt, we zullen zien op de koers he, als gij daar zo zeker van zijt
Maar dan geen wraakgevoelens koesteren als ik win, het is een eerlijk spel
Ge gaat niet winnen gij gele zei een handlanger van Blok, heb maar al spijt
Afwachten zei Bertje, verkoop het vel van de beer niet voor hij is geschoten
Hoor ne keer daar naar dat ukje zei de ander, onze leider kan niet verliezen
Wij willen geen verliezer als leider, niemand kan hem als de eerste afstoten
Arnolt zag het gelaat van Blok betrekken, en bemerkte twijfel in zijn ogen
Innerlijk heeft hij spijt van de uitdaging dacht hij, hij is niet echt heel zeker
Blok steld ons niet teleur zei de ander, we waren nog nooit in hem bedrogen
Het moet eens de eerste keer zijn zei Bertje, wees daar niet zo zeker van
Ge peist toch niet da Blok ne speciale mens es zeker ne grootspreker da wel
Maar 't es ook maar ne gewone jongen hoor denk maar niet dat hij alles kan
Ik zal winnen en ik moet winnen zei Blok, en wees gerust het zal ook zo zijn
Kom mannen laat die snotneuzen maar alleen, we kunnen ze verder missen
Maar in zijn hart was hij er niet gerust in, de gedachte te verliezen deed pijn
In Stillegem en op de speelplaats was de loopkoers het gesprek van de dag
Zondag was het de grote dag, Boone was dan toch op tijd klaargekomen
De Champetter was druk in de weer, ja hij was immers de man van gezag
En er was dan ook niemand die hem dat betwiste, hij werd graag gezien
Hun Champetter waakte over hun welzijn, ze zouden hier geen ander willen
't Is een eerlijke vent zei men, en hij staat zonodig zijn mannetje voor tien
De vrienden waren kraampjes aan het timmeren en de Champetter zei waar
Monten sleepte de zwaarste stukken aan en zo verliep alles volgens plan
De vrouwen waren inkopen aan het doen voor de pannekoekebak newaar
Het was een drukte van jewelste, zelfs de kinderen liepen al onrustig rond
Maar meester Boone straalde, hij had bijna de hele organisatie gedaan
En! Verkondigde hij luid, ik doe het voor de kinderen, lopen is heel gezond
Gelijk had hij, want de jongens waren al duchtig aan het oefenen overal
Alleen Fons wou niet meedoen, ik ben kampioen en ik laat mij niet verslaan
Dan kan niemand zeggen dat hij mij heeft veslagen, en kampioen ben ik al
Die speld blijft van mij ik geef die nooit meer af, ik ben daar veel te fier op
Ja! Iedereen verstond dat ergens wel, maar toch er waren mooie prijzen
Maar Fons wou van geen rede weten, nee hoor dat kreeg je niet in zijn kop
Als ik niet koers kunnen ze ook niet tegen mij winnen, en mij niet verslaan
Ik blijf dus de onverslagen kampioen, ook al kan ik geen mooie prijs winnen
Dat kan mij geen sikkepit schelen, ik blijf als kampioen voor altijd bestaan
Een grotere prijs bestaat er voor mij niet, ik blijf voor eeuwig een kampioen
Deze speld is daar het bewijs van, en ik zal ze steeds met fierheid dragen
En hoe men hem ook trachte te overhalen, der was echt niets aan te doen
Arnolt had zijn wedervaren en het gevecht met Blok, aan zijn ouders verteld
't Is raar, er is nog niets veranderd zei Jozef, sedert dat ik hier school liep
Toen was er ook zo een groepje met een leider die zich zo heeft aangesteld
Het was eigenlijk geen slechte jongen hoor, maar opgemaakt door zijn kliek
Ze zijn nu eenmaal de leider he, en wat wil je dat streeld natuurlijk hun ego
De schrik om die plaats te behouden zit heel diep, het maakt hen soms ziek
Daardoor gaan ze zich dan ook tegenover anderen hoogmoedig gedragen
Op een keer, werd een jongen plots aangevallen door een verdwaalde hond
De jongen schreeuwde het uit van schrik, dat moet je natuurlijk niet vragen
Die leider van toen zag het gebeuren, en vloog er zonder aarzelen op af
Hij schreeuwde en tierde en schopte en sloeg de hond met blote handen
Alhoewel het een grote hond was schrik hij ervan en liep heen op een draf
Het was nu echter zo, dat die twee eigenlijk een soort tegenstrevers waren
Dat had die leider van toen echter niet belet om de jongen ter hulp te komen
Nu stonden ze allebei gebeten door de hond, elkaar bezorgd aan te staren
Heb je veel pijn vroeg de leider, niet zo erg zei de ander, en gij hebt gij pijn
Dat gaat nogal zei de leider, kom jong direct naar de school bij de meester
Die gaat dat eerst wat verzorgen, ge zult zien daarna zal het al beter zijn
De meester ging direct met hen naar de dokter, zo kwam alles weer goed
Die twee werden van dan af aan onafscheidelijke vrienden. Zo zie je maar
Het was eigenlijk geen slechte jongen, nee hoor die jongen bezat moed
Maar ja he, opstokerij kan ook een leider parten spelen soms buiten zijn wil
Het zijn ook maar gewone jongens, die door omstandigheden zo werden
Terwijl Jozef zo praatte wende Arnolt zijn blik niet af en luisterde heel stil
Wel jongen zei jozef ineens, je zit mij zo aan te staren en zegt geen woord
't is zo precies of je in je gedachten met iets anders bezig zijt, waar of niet?
Je zit daar maar te kijken jongen, 't is net of je mij niet eens hebt gehoord
Nee nee zei Arnolt ik heb je heel goed gehoord, daar wordt ik zo stil van
Ik heb ook het gevoel dat Blok geen slechte jongen is, ik weet niet waarom
Maar ik zie soms twijfel in zijn ogen, ik zeg niet dat ik mij niet vergissen kan
Toen ik hem ginder voorstelde om vrienden te worden, zag ik dat ook even
Ik meend zelfs een ogenblik dat hij het ernstig overwoog, eventjes maar
Hij schudde plots zijn kop alsof hij zich moest weren om niet toe te geven
Wie weet zei Jozef komt hij nog eens tot inkeer, tracht hem niet te tarten
Ja! Zei Arnolt, dat wordt wel een moeilijke opgave, straks is het loopkoers
Hij heeft mij uitgedaagd het zal dus al moeilijk worden vanaf we starten
Kan hij het halen tegen u vroeg Jozef, dan vormd het zo geen probleem
Maar als jij sneller bent en hij verliest zal hij je nog vijandiger gezind zijn
Hij loopt goed zei Arnolt, maar ik loop hem zo voorbij als ik een sprint neem
Dat dacht ik al zei Jozef, je zal dus een erg moeilijke keus moeten maken
Win je de koers? of tracht je Blok te winnen door deze koers te verliezen
Al is dat ook geen zekerheid of jullie daardoor ooit bevriend zullen raken
Aan de andere kant zul je uw vrienden teleurstellen als ge de strijd verliest
En helemaal eerlijk is het ook niet, hoewel het toch maar een kinderspel is
Denk er nog eens goed over na mijn jongen, en doe dan wat je zelf verkiest
Arnolt keek bedeesd, Ik zou er met de vrienden eens kunnen over spreken
Ze kennen de situatie, ik zou eens kunnen horen hoe zij daar over denken
Dat kan je zei Jozef, maar ik vrees dat ze het niet weg zullen kunnen steken
En 't ook nog te zien zei Jozef, hoe belagrijk die overwinning voor u zelf is
Ge moet niet alleen aan anderen denken, ge moet alles goed overwegen
De overwinning is niet alles overheersend zei Arnolt, maar ja, ook niet mis
't Is een moeilijke beslissing he jongen, maar Ja! Toch zal je moeten kiezen
Arnolt keek heel sip, wat moet ik nu doen? Het is echt een moeilijke keuze
Ach mijn jongen zei Jozef, zo erg is het ook niet, zit niet te veel te kniezen
't Is toch allemaal maar kinderspel, je zal zien, later lach je daar nog mee
Jaja glimlachte Arnolt, maar nu is het echter nog heden met dat probleem
Zijn moeder lei haar arm om hem heen, kom lieverd drink een kopje thee
Zo belangrijk is die wedstrijd niet dat ge u daar veel zorgen om moet maken
Uw vader heeft nooit een wetstrijd gewonnen, en toch hou ik veel van hem
Vastberadenheid en geduld jongen, daar zul je een heel eind mee geraken
Zeg dat nog ne keer zei Jozef plagend tegen zijn vrouw, wat je zei van mij
Hoe? Wat? Vroeg zijn vrouw verwonderd, heb ik iets verkeerds gezegd
Van dat je me graag ziet zei Jozef lachend, och gij deugniet zei ze toen blij
Arnolt schaterde het uit, die vader van mij he zei hij, ik hou zoveel van hem
Vader lei zijn hand op de schouder van zijn zoon, en wij van u mijn jongen
Moeder lei haar hand op die van vader en zei, jij lieverd, met bevende stem
En ze kuste haar zoon op zijn voorhoofd, en vader streelde door zijn haar
Jozef lei zijn arm om het middel van zijn vrouw, en kuste haar heel teder
Wat zijn wij bofkonten he zeg, wij hier zo met zijn drieën gezellig tegaar
Zijn vrouw knikte zonder woorden en vreugdetranen blonken in haar ogen
Langzaam liepen ze langs haar wangen, en Jozef kuste ze vlug weer weg
Zo mijn schat glimlachte hij haar toe, nu hoef je ze niet meer af te drogen
Minzaam kuste ze hem op zijn mond, ik zou niet zonder jou kunnen leven
Wees gerust lachte Jozef, ik loop niet weg want ik kan u ook niet missen
Arnolt keek glimlachend toe en dacht stil, voor hen zou ik mijn leven geven
Het was dan toch eindelijk zondagmorgen geworden, en het was tijd ook
Heel het dorp stond onder spanning, 't was al loopkoers wat de klok sloeg
En als je voorbij de bakker passeerde was het heerlijk wat je daar al rook
Heel zijn etalage lag vol met krakend vers gebak koeke en rozijnenbrood
De bel van zijn winkel stond niet stil en zijn gezicht straalde vergenoegd
Ha Monten riep hij, ge zijt daar ook ne keer, ge ziet gelijk een beetje rood
Ja! Da gelove k' ik nogal zei Monten, ik heb haast een verschot opgedaan
Hoedadde vroeg de bakker nieuwsgierig, allee jong 't is toch niet erg zeker
Toe vertel het me ne keer zeg ik ben benieuwd, hoe is dat eigenlijk gegaan
Vanmorgen he vent zei Monten, Trientje was bezig met haar dagelijks werk
Ze had de meiden verlof gegeven, en ik ging dan op het erf gaan wandelen
Als ze zelf iets wil gereed maken moet ik uit de weg, dan voelt ze zich sterk
Hoor ik daar plots een geschreeuw en gekrijs dat horen en zien verging
Ik schrik me halfdood he vent, aja Trientje was daar maar gans alleen in huis
En dat krijsen ging maar door he jong, ik dacht 't is toch niet mijn lieveling
Mijn haar ging rechtop staan van dat geschreeuw, en ik stormde erheen
O mens toch dacht ik onder het lopen, is ze gevallen? Wat is er gebeurd
Zo schreeuwen jong, misschien brak ze wel een arm of anders een been
De deur stond wijd open toen ik binnenliep en Trientje stond daar zo bleek
Wat scheeld er toch meiske riep ik bang, hebt gij u misschien pijn gedaan
Och Monten toch kloeg ze, en ik werd nog banger toen ze mij zo bekeek
Maar Trientje toch zei ik zeg nu toch vlug wat er scheelt, je maakt mij bang
Och Monten mijn hart! Oeijejoeiejoei och mens toch, mijn hart, mijn hart
Ik sloeg bijna achterover van de schrik, maar schatje voelde gij dat al lang
Watte! Vroeg ze ineens verwonderd, awel zei ik die grote pijn in uw hart
Ge schreewd gij hier heel den boel omver en ge ziet zo bleek van de pijn
Ziet ui daar nui azo ne keer staan allee Trientje ge zijt helemaal verward
Hoe grote pijn? Zei ze Ik heb geen pijn! Ik heb alleen vreselijk verschoten
Verschoten vroeg ik, en maakte jij daarom zo een verschrikkelijk kabaal
Maar dat was de kat zei ze, ze zat tussen de deur met haar achterpoten
Kijk vent! Ik zonk bijna door de grond van koleire, maar heb toch gezwegen
Ik was niet zozeer kwaad op mijn Trientje zulle, maar meer op die kat he jong
Had ik ze toen moeten vastkrijgen, ze had een goede schudding gekregen
De bakker schaterde het uit, jonge jonge jonge zei hij toen wat een verhaal
Gij he een gemakkelijk lachen zei Monten, het bloed stolde in mijn aderen
Dat kan ik mij wel inbeelden jong zei de bakker, zelfs al was je van staal
Staal! Staal! Zei Monten, op zo'n momenten he vent voelt ge u maar klein
Ge hoort da lawaai, uw vrouw staat daar zo bleek, ik dacht dat ze doodging
Je hebt meer goesting om te snotteren ik verzeker u man dat is geen gein
Ja! Als het voorbij is zei de bakker kan je daar mee lachen, maar niet ervoor
Tot nu toe heb ik daar niet om gelachen zei Monten, 't zit nog in mijn benen
De bakker schaterde het weer uit, moed jong je geraakt er heus wel door
En waarmee kan ik u van dienst zijn jong Monten, je kwam allicht iets halen
Aja zei Monten 't is waar ook, twee dweilen een emmer en ne schuurborstel
De bakker gierde het uit, Monten ge zijt in de war, die grap is niet te betalen
Daarvoor moet ge bij Kolenman zijn jong, bij mij kan je dat echt niet krijgen
Zoede daar niets van krijgen brieste Monten, ik ben nog helemaal van slag
Je zou van minder jong lachte de bakker, wees gerust ik zal dat verzwijgen
Vertel gij dat maar gerust hoor lachte Monten nu zelf, ik lach toch ook graag
Als het zo is zei de bakker, ik vind het echt een goeie, als gij er niet mee zit
Be nee zei Monten, maar wat moest ik van hier meebrengen dat is de vraag
En ge zult zien he vent 't zal tons nog juste iets zijn da ze nodig heeft waar
Weet je wat vent Monten zei de bakker, ga een pintje pakken op mijn kosten
't Za lui wel invallen bij ui pintje in Den Bok jong da komt vanzelf wel klaar
Een fris pintje zal u wat verkoeling geven en ge zult zien het valt u wel in
Dat is nu eens een goed idee zie zei Monten, allee bedankt op voorhand he
De bakker keek Monten glimlachend na en wreef nadenkend over zijn kin
Wat moet die kerel erg geschrokken zijn om er zo ondersteboven van te zijn
Zo een reus van ne vent, maar met een hart zo zacht als een koekebrood
Ik heb echt met hem te doen, hij dacht waarschijnlijk zijn ientje kwijt te zijn
Haha zei Monten toen hij Den Bok binnen kwam, jullie zijn hier ook juist
Da warm weer he jong zei de Champetter, 't is niet te doen zonder drinken
Ja ja zei Nolle, beken het maar man, je bent er stilletjes vanonder gemuist
De Champetter lachte, zoveel werk heb ik nu ook niet he, alles op zijn tijd
We hadden dorst zei Pere, alle kramen staan nu toch al perfect opgersteld
't Heeft nogal rap gegaan newaar en dat speelde natuurlijk wat in ons profijt
Coureur kwam ineens binnen, zeg! Er staat daar een kraam achterstevoren
Hoedadde zei de Champetter, dat kan niet! Ik heb alles goed gecontroleerd
Ge ziet dubbel jong lachte de Champetter, moede gij ons daarvoor storen
Zeg Champettrer zei Coureur ik ben niet gek hoor, dat kraam staat gedraaid
Dat kan niet jong zei Piere, we waren daarnet nog bezig, ge vergist u man
O jaaa zei Coureur? Allee dan heeft de wind het een halve slag verwaaid
Allee onnozelaar zei de Champetter welk kraam is het, kom laat eens horen
Awel dat kleinste zei Coureur, mee ne man of drie kunt ge het terugdraaien
Als het een babeltje is he Coureur zei de Champetter, trek ik aan uw oren
We zullen eens komen kijken zei Kluis om u gerust te stellen, kom mannen
En de vrienden trokken samen naar de plaats waar al de kramen stonden
Onderweg kwamen ze ook al kramers tegen met allerlei potten en pannen
Het grootste gedeelte van de kramen waren al bezet, en er was al wat volk
Maar het was maar na de middag dat het feest begon, dan gingen ze open
We hebben nogal sjanse mee 't were zei Monten, je ziet echt geen wolk
Sjonge zei Nolle 't volk komt al toe, dat gaat hier een groot succes worden
Kijk daar dat zijn mensen uit Luidegem, en de die daar zie van knesselare
En daar van ursel, sjonge sjonge sjonge, ze komen toe met hele horden
Der zal nog meer volk zijn dan op de velokoers vent, allee komt dat tegen
Ja jong zei Kluis 't gaat om kinderen he, hebt gij daar al ooit van gehoord
Eigenlijk niet zei Nolle, aja he, de mensen zijn kinderen natuurlijk genegen
Dat spreekt de mensen aan zei kluis en ze hebben dat ook nog niet gezien
Hun kinderen hebben daarvan gehoord en zagen natuurlijk om te komen
Kijk daar ziede zei Nolle, de Luidegemse paardenkoopman met zijn Trien
En daarzie, de velomaker van Ursel, en kijk de bezembinder van Malgegem
Ge moet daar ne keer kijken zei Pere, mensen uit de viswinkel van Eeklo
Hebben ze dat van zoverre al gehoord, van de loopkoers in ons Stillegam
Zijde gij wel zeker zei Nolle dat die mensen van Eeklo zijn, allee zoverre
Absoluut zei Pere, ik he over twee jaar naar Eeklo geweest mee de tram
Naar famielde, met hen ben ik in hun winkel geweest, 't zit nog in mijn sterre
Ik zou ze herkennen uit duizend, 'k wede nie waarom, maar ze zijn van daar
Het klinkt een beetje onwaarschijnlijk zei Kluis, maar 't is natuurlijk mogelijk
Ik durf er een paar schoenen op verwedden zei Pere, het is hetzelfde paar
Ha! Riep de Eeklonaar plots tegen Pere, eindelijk toch iemand die ik herken
En hij liep onmiddellijk op hem toe, ik heb je ooit in mijne viswinkel gezien
Dat klopt lachte Pere verrast, weet je werkelijk nogwel na zolang wie ik ben
Ik kan goed gezichten onthouden lachte de man, ge hebt toch famillie daar
Je keek zo verwonderd, en daarom heb ik wellicht uw gezicht onthouden
Dat viel mij direct op toen je binnekwam, ja hoor ik zie het nog heel klaar
Pere moest er om lachen, 'k he 'k ik zo een raar smoel van mijn eigen jong
De ander lachte mee, be nee vent, ge zijt gij nog vriendelijke knappe kerel
En volgens uw famillei ginder zijt ge ook nogal een lolligaard met uw tong
Da moede ons niet vertellen lachte Monten, we kennen hier al zijn streken
De ander lachte hartelijk, allee jong stel het wel he en tot later nog ne keer
Ziedde 't nui zei Pere, nui zulde mij da toch nie meer kunnen deure steken
Odde gelijk hebt hedde gelijk zei Monten, allee dat ze dat al zoverre weten
Kijk zei Coureur, ziedde 't nui, da kraamke hier staat heel achterste voren
Hoe is da nui mogelijk zei de Champetter, hoe konden we dat nui vergeten
Kom mannen we draaien da spel mee ne man of vier, en 't is weeral voorbij
Piere, Peren, Nolle en de Champetter namen elk een hoek, één twee drie
Ze hieven het kraapje op en schuifelden het moeizaam en blazend zo opzij
Beetje voor beetje opheffen neerzetten en weer een beetje en nog en keer
Kluis was richtlijnen aan het geven en Monten stond lachend toe te kijken
Hij stond zich daar zo in zijn eigen te vermaken en verheugde zich zeer
Hij genoot zienderogend en was niet van plan om van zijn plaats te wijken
Zeg groten ezel zei Nolle opeens, zou je ook ne keer een handje helpen
Inplaats van daar op uw gemak met een mond vol tanden te staan prijken
E jamaar zei Monten, der zijn maar vier hoeken aan he, er is geen plaats
Anders zou der wel eenen op mijnen rug moeten zitten, dat is geen gezicht
Ge altijd ergens wat helpen inplaats van alles over te laten aan uw maats
Allee dan zei Monten, ik zal een handje toesteken, ach 't is nu juist gedaan
Nu is het ook de moeite niet meer he lachte hij, het is nu toch al gedraaid
Ach gij kieken zei Nolle, had wat eerder geholpen inplaats van daar te staan
Ja zeg Nolle 't is bij u nooit goed, als ik uw plaats moeten pakken wat dan
't Zou geweest zijn van, zeg Monten ik wil ook wel een handje toesteken he
't Is niet omdat gij zo groot zijt dat ge nu moet denken dat ik hier niets kan
Ja ja 't is al goed zei Nolle lachend, je weet je er altijd goed uit te praten
Kom we gaan nog een pint drinken, dat was een karwei en nu heb ik dorst
Ik kom direct zei Monten, bestel er ondertussen een voor mij zonder graten
De vrienden moesten er hartelijk om lachen en gingen recht naar Den Bok
Monten greep het kraam vast, en draaide het met twee forse rukken om
Het volk die had staan kijken lachte, zwijgen he zei Monten en nu een slok
En hij haaste zich om de vrienden te vervoegen, ha mijn bokske staat klaar
Dat kan deugd doen he Champetter, met zo een wit schuimende kraag
Ge moogt gerust zijn Monten, en hij veegde zijn snor af met groot gebaar
Awel klonk het ineens vanuit het deurgat, wanneer gaat ge dat kraam keren
Ge hebt weest kijken en je hebt het laten staan zoals het stond, wat is dat
Zeg Coureur zei de Champetter, gene zever he of ik geef u eens wat peren
Hoe? Zei Coureur, voor wat? Wat heb ik misdaan? Voor wa zijde gij kwaad
Voor uwe zever zei de Champetter, we hebben dat kraam al goed gezet
O ja? Zei Coureur, en hoe komt het dat het nog steeds achterstevoren staat
Zeg Coureur! Zei de Champetter, nie zagen he, mijne kop staat er niet naar
Goed zei Coureur, laat het dan verkeerd staan he, ze zullen nogal lachen
En hij was weg. Dat hij daar zo zeker van is zei Kluis, ik vind dat toch raar
Allee vent kluis zei Nolle, je was er zelf bij, ge twijfeld nu toch niet zeker
Ik zag aan zijn gezicht zei Kluis dar er iets niet in de haak is, hij meende het
Een wijntje zal je goed doen zei Pere, Amedee breng er eens een beker
Ik voel me uitstekend zei Kluis, en ik zeg dat die jongen de waarheid sprak
Maar allee Kluis vent, je hebt het ons toch zien draaien zei Nolle ontsteld
Zeg dat wordt hier een zottekot he zei de Champetter, om die zotte barak
Coureur wil ons eens op stang jagen, maar da pakt mee mij niet zulle man
Awel dan ga ik zelf gaan kijken zei Kluis, er is daar alleszins iets niet in orde
Ja zeg zei de Champetter, ge moe gij da weten he doe gij wa dadde gij kan
Kluis talmde geen seconde meer en ging meteen op onderzoekingstocht
De anderen stonden hem vierkant uit te lachen, dat is van teveel thee zeker
'k Wil wel een beetje lachte de Champetter, maar dat is toch te ver gezocht
Maar nog geen tien minuten later was Kluis daar weer, edde van ze leven
Da kot staat inderdaad were verkeerd, ge zoe dar toch wel iets van krijgen
Ge zijt aan 't zwanzen he Kluis zei Nolle, wie zoe daar die moeite om geven
't Is mij just gelijk zei Kluis, ze dachten wellicht dat het anders moet staan
En ze hebben dat misschien gedraaid mee de beste bedoelingen he vent
Wiene! Vroeg de Champetter, wie dacht dat, allee wie heeft dat nui gedaan
A jamaar zei Kluis da wete 'k ik nie he, en de mensen die stonden ook niet
Ze stonden zij daar wat te lachen, maar ze hadden daar niemand gezien
Allee wa voor ne zever is da nui zei Nolle, al da volk en dat da niemand ziet
'k Ga zelve gaan kijken zei de Champetter dat hangt mijn keel uit he zeg
De anderen bleven nog even treuzelen, ge zeverd toch niet he zeg Kluis
Kluis schudde nadrukkelijk het hoofd, en toen waren de anderen ook weg
Edde van ze leven foeterde de Champetter, welke kiekens hen dat gedaan
De omstaanders lachten dat ze schokten, maar nee ze hadden niets gezien
Monten stond er glimlachend bij en Pere zei, ge moet ui daar zo zien staan
Zo geestig is da nui ook niet he vent, 't is nu weeral hetzelfde lied, draaien!
De Champetter, Nolle, Piere en pere pakten net als toen elk nen hoek vast
Zoede nui nie zot worden riep Nolle, de groten staat daar weer te kijkgaaien
Allee 'k zal ui plaatse maar innemen zei Monten, allee ga maar uit de weg
Dus sprong hij maar in en nam spontaan Nolle zijn plaats in wat te helpen
Zo duwden en trokken ze om het kraam op zijn plaats te krijgen in overleg
En Monten deed alsof hij net als de anderen veel moeite deed om te keren
Nolle stond opzij belanstellend toe te kijken hoe de werken vooruit gingen
E daar versta ik mij nie aan he Monten, da gij ui nui zo vreselijk moet weren
Ja zeg Nolle, 'k he nog niet gegeten he vent, en tons gaat da nie zo goed
Odde die tafel deure sloeg hadde ook nie gegeten zei Nolle en da ging wel
Jamaar zei Monten, da was maar ne slag he vent, da ging mee veel spoed
Ja hij is weer bezig zei Nolle mee zijne prietpraat, en toen hij lachte vrolijk
Voila zei Monten het kraam is weer gedraaid we drinken ons pint verder uit
Als dat kraam maar niet weer omdraaid lachte iemand tussen de kijkers olijk
Zijt maar gerust zei de Champetter, dat moet ergens een misverstand zijn
Allee jongens het staat weer op zijn plaatse, we zijn der eindelijk toch vanaf
Tenminste dat dachten ze, doch het was maar voolopig en een valse schijn
Want Monten zei ineens, ik moet even naar buiten zulle aja mee al dat bier
Maar even uit het zicht liep hij recht naar het kraam en draaide het weer om
De omstaanders verwachtten hem al en schaterden het ook uit van plezier
Ha ge zijt daar were zeiden de anderen toen Monten terug binnen kwam
We dachten dat ge de weg kwijt waart he Monten je bleef gelijk zo lang weg
O 'k he daar wa staan praten zei Monten, mee ne meneer en zijn madam
Een kwartiertje later kwam Coureur weer binnegstoven, gade da nui doen
Wadde! Vroeg de Champetter nogal geiriteerd, wa ligt der nui op uwen lever
Awel da kraam natuurlijk, 't staat nog altijd verkeerd newaar net gelijk toen
Dat was teveel voor de Champetter, hij stoof met zijn matrak op Coureur af
Maar die was gelukkig toch een beetje vlugger en was er meteen vandoor
Die durft nogal he Brieste de Champetter, da lelijk kieken, is da nui nie straf
Kmeuge genen enen nie meer horen over da kraam he hedde da verstaan
De anderen waren zowel verrast alsook wel vrolijk om wat er zich afspeelde
Kluis lette niet en spoede zich naar buiten, ik zal toch nog maar eens gaan
Toen coureur hem zag komen stond hij al met zijn fiets gereed in de hand
Komt de Champetter ook vroeg hij onzeker, waarom was die nu zo kwaad
Och zei Kluis die kwestie van dat gedraaid kraam vind hij niet zo plezant
Zoede daar nui nie van doodvallen, allee vent da kraan staat weer verkeerd
Der zijn hier plezanten aan het werk, a nee dat es geen misverstand meer
O de Champetter die gasten vastkrijgt he, zij gerust dat hij hen dat afleerd
De omstanders gierden van het lachen, en Kluis haastte zich naar Den Bok
Geloof het of niet gasten zei hij, maar da kraam staat weer achterste voor
Ok de die vaste krijge brieste de Champetter, dan krijgen ze van de stok
En hij meende het want met zijn matrak in de hand liep hij naar het kraam
Awel waar zitten die plezanten daar, allee kom nu tevoorschijn als ge durft
A ge durft niet he, ik moet rechtuit zeggen dat ik mij in jullie plaats schaam
't Volk bulderde van het lachen en de Champetter werd er nog kwader door
Hij zwaaide vervaarlijk met zij matrak om nog wat meer indruk te maken
Allee waar zit dat uitschot, als ge zo plezeant zijt kom dan eens naar voor
Maar niemand kwam tevoorschijn, dus was er maar één oplossing, draaien
Nu moest Monten helpen in de Champetter zij plaats, die was veel te kwaad
Als er nu nog een aan da kraam durft komen zal ik zijn snuit wat verfraaien
Zo! Zei de Champetter, ze zullen er nu wel afblijven, ze hebben mij gehoord
Dat zaakske is opgelost, daar durft nieman meer een poot naar uitsteken
En dat er mij nu niemand meer met zever over dat onnozel kraam stoord
Nu weer vlug naar Den Bok om eindelijk eens rustig hun pintje te drinken
Allee Amedee zei de Champetter, geef er ons nog eentje, dat kalmeerd
En even later stonden daar al verse volle glazen bier op hun tafel te blinken
Zo een tien minuten nadien moest Monten alweer naar buiten, mijn blaas
Monten was amper buiten of Pere zijn blaas begon ook ferm te spannen
Ineens kwam hij binnengstormd, mannen volgens mij doet Monten dwaas
Ik zie hem daar juis wegspurten en wel in de richting dat de kramen staan
Het was als een bom dat insloeg. 't Is toch niet waar zeker, da kan toch niet
Als da waar is zei de Champetter, awel dan ga ik hem in de boeien slaan
En in draf liepen zij naar het kraam en zagen direct Monten aan het werk
Zo zo zei de Champetter ineens achter Monten zijn rug, gij speeld dat spel
Uw vrienden voor de gek houden he, wel ik moet zeggen dat vind ik sterk
Daar krijgt ge spijt van jong, we gaan u kriebbelen tot ge tot ge onnozel zijt
En de vrienden kwamen dreigend op hem af, ge hebt erom gevraagd man
Wacht! Zei Monten, met zij arm omhoog, ik wil eerst zeggen dat het mij spijt
Maar eerst nog iets anders, kijk goed ik moet jullie eerst iets speciaal tonen
Hij ging vlak voor hen staan, goed kijken he, ik moet de juist passen hebben
Mij niet onderbreken he zeg mannen anders zal mijn expiriment niet lonen
Met gemeten grote gelijke passen verwijderde hij zich al tellend van he weg
Maar om zijn mond speelde ondertussen een heel geheimzinnig lachje
Één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien, afwachten tot ik het zeg
Elf twaalf dertien veertien vijftien, zo dat is wel ne nu wel ongeveer genoeg
Voor wadde vroeg de Champetter, allee wat heeft dat nu allemaal voor zin
Dat is ver genog zei Monten om mij niet meer in te halen met uw hele ploeg
En meteen zette hij het op een lopen, de vrienden verbluft achter latend
Een ogenblik keken ze elkaar aan alsof ze het in keulen hoorden donderen
Die lelijke schurk riep de Champetter hij lokte ons mooi in de val al pratend
Uit volle macht zetten ze de achtervolging in maar Monten was al ver voor
De mensen gierden het uit van pret, de meesten kenden de vrienden wel
Stop mannen riep de Champetter, hij is het bos in, nu is hij er toch vandoor
Ze lieten zich in het gras vallen en zaten elkaar daar blazend aan te kijken
Die lelijken grote valsaard zei de Champetter, heeft die ons mooi liggen ja
Toen gierden ook zij het uit en de lach wou een poosje niet van hen wijken
Daar zit toch kracht achter die man zei Piere, in zijn eentje verzet hij dat kot
En ge ziet het aan hem nog niet dat hij krachtinspanningen heeft gedaan
Maar wij met zijn vieren sleuren en trekken en werken er ons aan kapot
Bij hun terugkomst werden ze met aplaus ontvangen en subiet getracteerd
De mensen hadden het kraam zelf al weer gedraaid, het stond op zijn plaats
Ah bedankt he mensen zei de Champetter, dat is heel mooi gepresteerd
He gulder vree ulder beste gedaan hoor nui staan alle kraampjes weer goed
En da Monten daar mee zijn grote poten afbijft he of hij vliegt subiet in 't kot
Best dat we nog kunnen lachen Champetter zei er een met lachende snoet
Die grappenmaker van ne Monten toch he zei de Champetter da groot kalf
Hij he dat al geleerd van Pere natuurlijk, daar moet hij nog voren onderdoen
Dat is nog een groter kieken, de dienen zijn stoten kende nog maar half
Hela hela lachte Pere wat hore 'k ik daere, beledigingen aan mijn adres
Kiekens doen nui eenmaal rare dingen he Champetter ze scharten achteruit
En al die er achter staat krijgt van de brokken, al doen ze dat niet expres
Ja ja 't is al lang goed zei de Champetter, en moeit ui maar mee ui pinte gij
En zie maar daje da schuimend bierke niet achteruit schart gelijk de kiekens
Tergelijkkertijd zette hij zijn pintje aan de mond en de anderen vielen hem bij
Pere lachte hartelijk, en zette meteen zijn witschuimende pint aan de mond
Sjong sjonge dat doet echt deugd zie, zo na al dat geloop in da warm were
Als ge daar geen misbruik van maakt natuurlijk, maar een pintje is gezond
Maar nu is het tijd om te gaan eten, mannen salu he en tot even na de noen
Boone riep juist van in het deurgat, mensen om twee uur de eerste koers
Vergeet niet om te komen kijken he, want de kinderen zullen hun best doen
De vrienden waren na de noen en ook hun vrouwen aan het rondwandelen
De vrouwen naturlijk al babbelend voorop en de mannen er zo achteraan
Ze zijn terug Champetter riep Coureur van ver ge moet nu direct handelen
Zeg Coureuer da kot is toch weer nie gedraaid he, 'k he daar genoeg van
Maar be nee vent zei Coureur, dat het maar dat was, maar ze zijn terug
Ge zijt lijk ne papegaai zei Pere, ze zijn terug, ze zijn terug, is 't al da je kan
Allee zijt nui ne keer kalm zei de Champetter, allee zeg het nui nog ne keer
Awel de die mee ulderen oto newaar, Monten he ze tons nog klop gegeven
Op de velokoers en ulderen oto ommegekeerd, awel ze zijn hier nui weer
't Is geen waar zeker riep Monten, daar gaan die gasten spijt van krijgen
Toet toet zei Ccoureur 't is vaneigens waar en nui mee twee oto's nogwel
Waar zijn ze nui zei Monten, ik verkope die gasten direct wat ferme vijgen
Nee nee nee wachte zei de Champetter, we grijpen ze onverwachts vast
Kijk ze lopen ginder zei Coureur, als ge ze wilt pakken 't is nui ulderen keer
Kom mannen zei de Champetter, nui eerst dan verkopen ze zeker geen last
En voor de kerels zich van enig gevaar bewust waren zaten ze in de schaar
Monten had er twee bij de kraag en de Champetter en pere elk een kerel
Nie slaan nie slaan riepen riepen ze, we moesten meekomen echt waar
He gezeit ontplofte Monten dadde nie meer ging terugkomen, en wat zie ik
De heren komen nui mee twee oto's, he dus nie goed geluisterd newaar
Toe lost als 't u belieft toch een klein beetje zei de grootste voordat ik stik
Ons vrouwen wilden naar de koers komen en wij moesten absoluut mee
Wij bleven liever thuis hoor, de vrouwen werden kwaad, we moesten wel
Ahaaaa lachte de Champetter ge zijt inmiddels getrouwd, een goed idee
Kweet nog zo goed niet zei de grootste, jong blijven lijkt me zo slecht niet
Monten schaterde het uit, acha ge zijt al goe getemd, da doet mij plezier
Laat ons nu als 't u belieft los zei er een, dat ons vrouwke ons zo niet ziet
Monten gierde van he lachen, dat ik dat nog mag meemaken, wat een grap
Hij moest de twee lossen om op zijn billen te slaan van lol, hahahahaaaa
En da zijn die helden van verleden keer, hahahaaa, mensen ik lach mij slap
Wat is dat hier riep plots een forse vrouwenstem, wat hedde nui uitgestoken
Niets vrouwke niets meiske, we kennen wij die mensen van vroeger nog
Ze hen ons op ne koers eens geholpen, toen mijn arm haast was gebroken
Is dat waar Champetter wende ze zich tot de man der wet, is da zo gegaan
De Champetter trok een oogje naar Monten, natuurlijk he Monten, zo is dat
Jajaa hahahaaaa ja ja hahaaaa jongens toch, zie ze daar nui toch staan
Wat bedoelde zei de vrouw, ik begrijp niet waarom je er zo om lachen moet
Och zei de Champetter, Monten is in een goede bui, en dan lacht hij graag
Ah zei de vrouw, allee meekomen allemaal, en trek zo geen domme snoet
Hahahahaaaa gierde Monten luid, domme snoet hahahahaaa, oei mijn hart
Hahahaaa 't is lang geleden dat ik nog zo een leute heb gehad, hahahaaa
De anderen konden niet anders dan meelachen, gij zijt toch een geval apart
Monten! Zei Trientje streng hou daar subiet mee op, straks krijg je nog wat
Ahum ahum ja ja ja Trientje zei Monten en op slag was zijn lachen gedaan
Toen de vrienden zijn beteuterd gezicht zagen, lachten ze zich haast plat
Zeg zeiden de andere vrouwen 't is nu genoeg geweest he, hou nu maar op
Wat moeten de mensen wel denken, dat we hier met gekken op stap zijn
En meteen was het lachen gedaan, en ze keken elkaar eens aan onderop
Hja de vrouwtjes waren zo geen lachebekken als zij he, of soms wel ne keer
Maar niet altijd he, al konden wel vrolijk zijn hoor, maar niet te uitgelaten
Awel zei Monten, ha zo veel leute om mij, ik hoor ulder gelijk ook nie meer
De vrouwen hoorden dat en barsten nu zelf ook in een vrolijke lachbui uit
De mannen stonden hen wat argwanend aan te kijken en lachten dan mee
Gij ezel zei Trientje tegen Monten gij doet de mensen lachen gij stomme tuit
De eerste koers werd nu door Meester Boone uitgeroepen, allee op de lijn
Ze waren in drie leeftijden ingedeelt, en de jongsten mochten nu het eerst
Die waren haast niet te houden, zo enthousiast waren ze, jongens wat fijn
Wie he eerst de grote eik aanraakt is gewonnen he jongens goed verstaan
Ja meester klonk het in koor, alhoewel winnen hen geheel niet kon schelen
Alleen lopen intreseerde hen, met hun hele groepje, nou ja lopen of gaan
Die kleine gasten maakten daar geen punt van 't was maar plezier voor hen
Boone stak zijn hand omhoog en zei als ik die laat zakken moet ge lopen
Dat zal niet veel worden dacht hij, maar wel leuk zoals ik die kleintjes ken
Hij liet zijn hand met een ruk zakken en de kinderen blevern gewoon staan
Awel lopen allee maande Boone hen aan, ginder naar de grote eik allee toe
De omstanders lachten zich bijna een kriek en vuurden de kleintjes luid aan
Die gastjes gingen nog niet naar school maar Boone vond dat toch goed
Onder het luid gejuich van hun ouders en het publiek gingen ze dan lopen
Zonder haast, gewoon omdat het van hen werd verwacht, omdat het moet
Aja anders had het geen zin om mee te doen, dus liepen ze gewoon maar
Halfweg schipte er eentje op een steen en donderde holderdebolder neer
De gense bende stopte en hielp hun vriendje recht, een spontaan gebaar
Het volk gierde het uit, want inplaats van te koersen wachten zij op hem
Met veel zorg veegden ze het stof van hun vriendjes kleren, pijn gedaan?
Nee! Goed dan zetten ze weer aan, aangevuurd door de ouderlijke stem
Aan de eik aangekomen bleven zij triomfantelijk staan, handjes in de lucht
Ze hadden gewonnen want ze waren aangekomen, en ze lachten allen blij
Tot jolijt van de kijkers, de kleinste kwam aan en ging zitten met een zucht
Toen hij tegen de eik leunde om te rusten, gierden de mensen het luid uit
Die had gewonnen want hij alleen raakte de eik aan al was het met zijn rug
De moeder was buiten zichzelf van vreugde, hij heeft gewonnen riep ze luid
Mijne kleine heeft gewonnen, ze liep op de kleine af en omarmde hem teer
Mijn lieve schat fluisterde ze aangedaan, en haar kleine lachte haar blij toe
Nu is het prijsuitreiking voor de kleintjes riep Boone, kom nu allemaal weer
De prijzen voor de kleinen lagen uitstald in een kraam en elk mocht kiezen
Maar elk om beurd en volgens ze aangekomen waren, allee, zo ongeveer
De moeder met de winnaar haaste zich, ze wou absoluut geen tijd verliezen
Hoe klein de prijs misschien ook was ze kon dat alleszins goed gebruiken
Maar ze schrok van de prijs, echte lederen schoenen voor het ganse gezin
Ze duizelde even, en Pere dacht dat ze van aandoening ineen ging stuiken
't Is toch geen grap zeker Pere? 't toch als 't u belieft geen grap, ach mens
Nee hoor lachte Pere, maar ze liggen nog in de winkel, aja om te passen
Nieuwe schoenen lachte de vrouw en ook voor pa, dat is al wat ik wens
Ze nam haar kleine in haar armen en kuste hem herhaaldelijk, ook voor u
Kan ik die vandaag nog krijgen vroeg ze met aandrang, toe Pere allee toe
Dat duurd toch niet lang, ik roep mijn man, allee toe Pere geef ze ons nu
Allee 't is goed zei Pere, we zullen dan maar eerst gaan, roep maar uw man
Maar dat hoefde al niet meer, die stond al dolentousiast achter zijn vrouw
We zullen ons zo vlug mogelijk haasten vent pere, zo rap als het maar kan
Wacht wacht! Zei Monten hierzie nog een konijn voor de kleine, he jongen
Hohoho lachte het ventje, is dat voor mij, kijk ne keer papa, hoho mijn konijn
Voor de kleine was dat de grote prijs, kijk! Mijn konijn riep hij uit volle longen
En het gaat kleintjes krijgen zei Monten, nog wat later, binnen enkele weken
Is dat echt? Vroeg de kleine, zo van die hele kleine dingetjes heu konijntjes
Alleszins lachte Monten, de kleine lachte blij en raakte maar niet uitgekeken
Daar gaan we goed voor zorgen zei Vader, nu kunnen we konijnen houden
Ik he dat al lang gewilt he maar er was nooit geld voor, en nui eindelijk toch
't Es echt he vent zei de man ik he dat altijd al gewilt van als wa trouwden
Gaan we nu om die schoenen drong moeder aan, ik wil ze toch zo graag
We gaan ze meteen aanhouden, dan kunnen we onze oude thuis gebruiken
Bedankt he Monten voor dat konijn, kom zei vader wil je dat ik het draag
En weg waren ze, terwijl de kleine de ganse tijd over het konijn bezig was
Was die kleine blij zei Monten, en zijn vader en moeder om die schoenen
We gaan het een hokje maken he pa en stro geven en een biet en vers gras
Dan gaat ze kleintjes krijgen he, en de jongen maar praten over dat konijn
En vader moest natuurlijk een antwoord geven op al de kleine zijn vragen
Doch moeder was met heel andere dingen bezig, ze kon er op tijd niet zijn
Maar eindelijk stonden ze toch in de winkel en mocht ze zo vrijuit kiezen
Ze wist heel goed wat ze wou, stevig degelijke schoenen maar ook mooi
Zo zei ze die kunnen we ook nog dragen als het eens zal gaan vriezen
Toch zijn ze ook nog geschikt om in de zomer te dragen, vind je het niet
Zeker zei Pere, je bent een verstandige vrouw, je hebt een goede keuze
Nu moeten we niet meer beschaamt zijn he zei ze, als iemand ons nu ziet
Mee zulke schoenen, zei Pere mensen daar moogt ge overal mee komen
Och Pere vent zei de vrouw, ge zijt heel erg bedankt he, ik kan wel wenen
Ik was zo bang tegen de komende winter, ik had dat nooit durven dromen
Ik kon nooit dat geld bijeen brengen tegen dan, en de tranen volgden dan
Toe te toe zei Pere, ge moet nu niet wenen jong, je hebt er nu toch algelijk
De man trok haar tegen zich aan, bedankt he Pere, ge zijt een goede man
A jamaar zei Pere uw zoon heeft ze toch verdient met te koersen he mens
Moeder trok de kleine tegen zich aan, hij beseft het nog niet eens zei ze
Hij is daar te jong voor, het was spelen voor hem, maar ik heb mijn wens
Pere jong ge weet hoeveel vreugde gij ons hebt verschaft, bedankt man
Toe te toe zei Pere weer, genoeg bedankt! Kom laten we vlug terug gaan
De man veegde haar tranen weg met zijn zakdoek, schatje lach als je kan
Dat deed ze, met heel haar hart, een pakje oude schoenen onder de arm
Die dragen we eerst naar huis zei ze, en natuurlijk ook ons mooie konijn
We gaan het eerst stro geven he zei de kleine, dan heeft het mooi warm
Inmiddels stonden de jongsten van de school achter de lijn startensklaar
Die wisten wel al wat van wanten hoor, want hun gezicht stond gespannen
Nie voren kruipen he riep Meester boone, allee allen netjes naast elkaar
Zijn arm ging omhoog, opgelet! En toen ging hij met een ruk weer neer
De bende stoof vooruit alsof hun leven er van afhing, elkeen wilde winnen
Eigenlijk niet zozeer voor de prijzen hoor, kampioen zijn dat was een eer
Elke ouderdomsklasse kon een kapioen voortbrengen, daar liepen ze voor
De mensen riepen en schreeuwden dat horen en zien verging, en met vuur
Opgezweept door de menigte, gaven de kinderen nu nog een slagke door
Het was Wietje zo een middelmatige knaap die het eerst de eik aanraakte
Zegevierend stak hij zijn armen in de lucht, hij was kampioen voor dit jaar
Maar het was wel zijn moeder die triomfantelijk een luide zegekreet slaakte
Mijn zoon heeft gewonnen riep ze luid, mijn Wietje! Mijn zoon is kampioen
Mischien dacht je zo in je eigen, voor de andere kinderen is dat toch sneu
Nee hoor! Luidruchtig omringden zij hun vriendje, want dat vonden zij koen
Moeder moest moeite doen om bij haar spruit te raken, en ze lachte er om
Kom jongen riep ze tenslotte 't is prijsuitreiking, we gaan nu eerst kijken
Voor je vriendjes heb je nog tijd genoeg maar nu eerst gaan kijken, kom
Vanaf die klasse was geen eerste prijs vooropgesteld, de prijzen lagen daar
En de eerste mocht gewoon eerst kiezen, omdat er zoveel variatie was
Alleen de eerste kon een schaap kiezen, of een andere prijs dat was klaar
't Was tenslotte een grote prijs voor die jonge knapen, maar niet verplicht
Zeg ne keer jongen zei Monten, wat wil je nu kiezen voor uwen eerste prijs
Allee jongen zei Moeder, kies! Doch zij hield haar blik op het schaap gericht
Daar! Zei de jongen die wil ik, die mooie dikke prentenboek, deze wil ik echt
Monten zag dat moeder meer goesting had om te wenen dan te lachen
Ach ja zei ze 't is zijn keus, hij heeft er voor gelopen en ze was heel oprecht
Monten zag echter de grote teleurstelling, dan moet het schaap erbij nemen
Hij schrok er zelf van dat hij dat zei, aja dit boek en dat schaap is één prijs
Die Monten toch fluisterde Pere tegen Nolle, hij is weeral aan het zemen
Hij zag dat de vrouw bijna weende en hij kon het naturlijk niet verkroppen
Nolle glimlachte! 't Is nu eenmaal een bovenste beste vent, hij is 't hij zo
Als hij haar dat schaap niet had gegeven was zijnen dag naar de knoppen
Ach zei Boone 't is een arm mens, en ze kan dat schaap goed gebruiken
Ze hebben geen eten tekort, maar nu moeten ze geen melk meer kopen
Is 't waar hebben we een schaap vroeg haar man, dat daar bij die struiken?
Jaaa! Lachte de vrouw, onze Wiet heeft het gewonnen, wat zeg je daarvan
't Is dan toch waar zei de man verrukt ik hoorde dat ginder opeens vertellen
Ik moest het zeker weten en ik dacht daar loop ik naartoe zo snel als ik kan
Zeg Monten zei hij, mogen wij dat schaap nu meenemen, of mag dat niet
Zeker vent zei Monten 't is 't uwe he, pak het maar gerust met ketting en al
Sjonge zei de man, wat een meevaller, dan nog gewonnen door onze wiet
Zonder dralen ging hij het schaap halen, dat beestje moet eerst naar huis
Bedankt he zeg mannen, dat zal een stukske schelen in onze portemonee
Als ge raad nodig hebt moet ge het maar aan den Baard vragen zei kluis
Ik zal het onthouden zei de man, maar vader heeft er ooit ook een gehad
En ik weet nog genoeg hoe er voor te zorgen, maar ja je kan nooit weten
Zoveel te beter zei Kluis, maar ge weet het he, den Baard heeft kennis zat
Ze zwaaiden nog eens en liepen blijgezind naar huis met hun kosbare buit
Hij kon van blijdschap niet laten zijn vrouw rap een klinkende zoen te geven
En Wiet kreeg er ook een op zijn wang, ik ben trots op u mijn kleine guit
Inmiddels hadden de kramen met allerlei snuisterijen ook zeer veel bijval
Dingen die in de stad te koop waren maar hier in Stillegem natuurlijk niet
In stad waren ze duur doch hier waren ze opzettelijk goedkoop in dit geval
Daar hadden de vrienden voor gezorgd, om de mensen dat eens te gunnen
En daar profiteerden ze dan ook van, het was daar een echte overompeling
Florre genoot er van, dat is toch normaal he, voor één keer dat ze kunnen
En de pannekoekenkramen konden het werk bijna niet aan, wat wil je zeg
Pannekoek met koffie voor een spotprijsje, vooral als je dan honger krijgt
En je kon gezellig aan een tafeltje gaan zitten, de pannekoeken vlogen weg
De opbrenst, hadden ze op het laatst toch nog beslist, was voor de school
Aja voor schoolgerief voor de kinderen, leien en griffels en leerboeken ook
Om te leren over andere landen zoals afrika de woestijn en de noordpool
En vaderlandse geschiedenis natuurlijk ook, het geld diende dus daarvoor
Het werk dat de pannekoekenbakkers moesten leveren, deden ze graag
Ten voordele van het welslagen van de koers, lachend werkten ze door
Pere stond bij zijn pannekoekenbakkende vrouwtje zo een koek te eten
Toen plots uit de menigte een meisje van rond de twintig naar Pere riep
Pere! Pere! Ge zijt nog geen haar veranderd, ben je mij soms vergeten
Ze vloog op hem af nam hem in haar armen en kuste hem op de wang
Awel gaan we nu eindelijk trouwen, niet weigeren he, je hebt het beloofd
Ameliatje! Riep Pere verrast, ik herkende u eerst niet, je maakte mij bang
Wat ben jij een grote meid geworden, en hij sloeg zijn armen om haar heen
Fientje haar ogen schoten vuur, en haar reactie bleef dan ook niet lang uit
In twee tellen stond ze naast Pere en hij kreeg een stomp tegen zijn been
Auw riep Pere! Awel wat heb je mij te vertellen zei ze, laat ne keer horen
Ge staat hier zo maar te flikflooien met dat mooie meisje leg dat eens uit
Zie dat het een goede uitleg is he manneke of 'k stek u subiet bij uw oren
Ach, Ameliatje zei Pere kijk dat is mijn lieve vrouwtje Fientje, mijn schat
Ze is nu juist pannekkeoken aan het bakken ten voordele van de school
Ik weet echt niet wat ik met mijn leven zou aanvangen als ik haar niet had
Hoho zei Ameliatje zo een mooie vrouw, en ze nam Fientje in haar armen
Ik ben er zeker van dat ze even lief is als dat ze mooi is, net iets voor u
Zo is dat lachte Pere, ik heb geluk dat ik mij in haar liefde mag verwarmen
Een jongeman kwam glimlachend naderbij, en gaf hen vriendlijk een hand
Dat is mijn verloofde zei Ameliatje, ik heb dikwijls tegen hem over u verteld
Zo zo zei de jongeman, eindelijk leer ik u echt kennen, dat is toch plezant
Ze vertelde mij hoe jij haar op uw knie nam en haar trooste als ze klein was
En hoe je haar geschaafde arm van te vallen verbond, is 't niet Ameliaatje!
Hoe je met haar ronddanste en speelde met haar hondje in het malse gras
Dat je dat nog weet verwonderde Pere zich, je was nog maar een klein kind
Ja kleine meisjes worden groot he lachte de jongeman, en ik ben er blij om
Pas op manneken berispte Pere hem lachend, zie dat je haar altijd bemind
Of anders zei Fientje lachent, en haar gezicht stond al weer op zonneschijn
Zie je nu dat Fientje lief is lachte Ameliatje, ze neemt het subiet op voor mij
Wees gerust lachte de jongeman, ik zal altijd heel lief voor Ameliatje zijn
Daarvoor ontving hij een klinkende zoen op de wang en hij bloosde ervan
't Is een goede jongen hoor nam Ameliatje het voor hem op, hij is altijd lief
Allee 't kan maar goed zijn he zei Pere, ja zeg waar is vader en moeder dan
O doe lopen daar ergens tussen de kramen, wil je hen nu graag ontmoeten
E da gelove 'k ik nogal zei Pere, maar kom vanavond na de koers bij ons
Dan kunnen we na al die tijd eens behoorlijk bijpraten, doe hen de groeten
Weet ge waar ge moet zijn! Jaja zei Ameliatje, we zagen uw winkel al staan
Tot vanavond dan he maar nu moet ik mijn ouders vlug trachten te vinden
En ze verdwenen tussen de menigte, Fientje zei het zal goed met ze gaan
Ik heb ook die indruk zei Pere, ho het hoogtepunt 't is nu tijd voor de groten
En inderdaad het was al tijd voor de laatste koers, achter de lijn riep Boone
Niet aan elkaars kleren trekken he riep hij en ook niet tegen elkaar stoten
Anders wordt de koers afgekeurd, en dan kunt ge herbeginnen he gasten
Arnolt en Blok stonden naast elkaar, ze wisten dat het tussen hen zou gaan
Ze hielden mekaar goed in het oog om hun overwinningskansen af te tasten
Ze stonden onder de grote eik, en Boone riep, rond de kleine eik en terug
Dat was de dubbele afstand van de kleintjes, aja ze waren al wat groter he
Je hebt geen kans zei Blok tegen Arnoplt, zelfs mee ne kleine op mijn rug
Dan moet je wel heel super zijn zei Arnolt, want ik kan dat alleszins niet
A zei Blok je bent ook maar een piepoog he ventje, ge zult ne keer wat zien
Uw piepogen zullen nogal opengaan als ik zo subiet ne keer in gang schiet
Arnolt keek eens naar zijn vader en die knipoogde glimlachend naar hem
Nog steeds twijfelde Arnolt of hij wou winnen of Blok zou laten voor gaan
Maar hij werd opgehitst door de voortdurende vernedring in Blok's stem
Boone zijn arm ging omhoog en de spanning steeg ten top, allee opgelet!
Arnolt en Blok wisselden een laatste veelzeggende blik, en schoorden zich
Nu! Riep Boone luid, zijn arm daalde ineens neer, en daar begonde pret
Blok schoot vooruit meteen iedereen een paar stappen achter zich latend
Zelfs Arnolt was totaal verrast en ging er dan ook heel strijdlustig achteraan
Het volk volgde de koers roepend en tierend en anderen heel druk pratend
Sjonge dacht Arnolt al lopend die gast kan inderdaad nogal uit de voeten
Eerst bleef de afstand tussen hen zowat gelijk en was Blok in het voordeel
Als ik nog een kans wil maken dach Arnolt, zal ik toch wat vlugger moeten
En hij zette nog een tandje bij, hij wou echter nog niet tot het uiterste gaan
Ik denk niet dat Blok die spurt kan volhouden, 't is nog een eind te lopen
Die loopt zich steendood, als we ooit halverwege zijn zal die flimpe slaan
Flimpe wou zeggen dat hij doodop zou zijn en het zou moeten bekopen
Zo ne sprint gelijk Blok nam dat houd niemand vol, wel voor een eindje
Maar die snelheid aanhouden tot het einde ze hard kan niemand lopen
En zo was het ook, bij de draai om de kleine eik had Arnolt hem ingehaalt
Maar Blok was een taaie rat en niet van plan om het zomaar op te geven
Als hij wou winnen moest het vlugger, dus gas geven en nu niet gedraald
Maar Anolt hield gemakkemijk stand en liep hem zelfs een beetje voorbij
Blok beet op zijn tanden en perste nu alles uit zijn kast wat er nog in zat
Maar de gele piepoog begaf niet, slechts even maar liepen ze zij aan zij
Toen stak Arnolt nog een tandje bij en Blok liet hem nu langzaam gaan
Hij kon niet anders, zijn krachten begaven het, hij had zich wat overschat
Arnolt had zijn krachten bij de start wat gespaard en zal nu heel vooraan
Hij keek even om en zag de grote teleurstelling in Blok zijn ogen blinken
En hij had compassie met zijn tegenstrever die het nu bleek op te geven
Als hij verliest dacht Arnolt, zal hij in de ogen van zijn vrienden diep zinken
Onmiddellijk remde hij wat af zonder te laten blijken dat het opzettelijk was
Allee Blok jong nu niet opgeven 't is bijna voorbij, denk aan uw vrienden
Blok vatte moed toen Arnolt over zijn vrienden sprak en gaf weer volle gas
Arnolt volgde hem op de voet en deed alsof hij daar alle moeite mee had
Nog eniger meters zei Arnolt, en we weten dan wie de sterkste van ons is
Maar ge zijt nog niet gewonnen hoor vent hijgde hij, ik kan ook nog wat
En hij kwam weer naast Blok lopen, die haast zo rood werd als een pioen
Een rode Pioen dan wel te verstaan, van de danige inspanning en emotie
In volle vaart naderden ze de streep, nog tien meter, 't was nu om doen
Arnolt moest beslissen! Winnen of verliezen! En er was geen tussenweg
Nog vijf meter! 't is nu of nooit! Maar was het eigenlijk het winnen waard
Hij lied Blok voorgaan! Het was voorbij, Blok jongen, wat kan jij lopen zeg
Maar Blok lag uitgeput op de grond, zwijg zei hij laat mij maar wat gerust
En terwijl gejuich en rumoer opsteeg, zochten Arnolt's ogen die van vader
Zou die wel beseffen dat hij moedwillig verloren had, en heel doelbewust
Maar ja hoor, vader glimlachte hem heel begrijpend en goedkeurend toe
En hij zag ook dat zijn moeder wist wat er zich onzichtbaar had afgespeeld
Toen lachte hij ook gelukkig, ' t was voorbij, en hij was blij, maar ook moe
De vrienden van Blok juichten uitbundig, kampioen! Blok was de kampioen
De gele piepoog heeft zijn lesje gehad zeiden ze, hij was een beetje te licht
Ik wil niet hebben zei Blok dat je hem nog zo noemd, je mag dat niet doen
Hij heeft zijn best gedaan, hij is een waardige tegenstander van gewicht
Dat bedoelde hij niet met kilo's maar wel over de waarde van wat hij kon
Als onze kampioen dat wil zal dat zo zijn zeiden ze, en ze juichten weer
Blok was gelukkkg met zijn overwinning, en zijn gezicht glansde in de zon
Maar iets in zijn binnenste was iets veranderd, hij had piepoog onderschat
Hij heeft mij laten winnen zei hij in gedachten, en ik vraag mij af waarom?
Maar kom nu naar de prijsuitreiking, ik heb het nu al moeilijk genoeg gehad
Blok mocht als eerste kiezen uit de vele prijzen die daar beschikbaar waren
En hij koos een zakhorloge met ketting door een onbekende geschonken
Voor vader zei hij, en die stond al achter hem en streelde door Blok's haren
Dank u mijn jongen zei de man aangedaan, ik verlang daar al jaren naar
En nu heel onverwacht heb ik er toch een, ik had de hoop al opgegeven
Veel te kostelijk he, er zijn in het leven te veel andere dingen nodig newaar
Moeder stond met de tranen in haar ogen, dat ik dat nog mag meemaken
Mijne man heeft eindelijk zijn horloge en mijne jongen heeft die gewonnen
Ik had nooit verwacht dat mijn jongen als eerste over de meet zou geraken
En nu is hij kampioen, ik ben zo blij, 't is alglijk een eer voor arme mensen
A jamaar! Kijk ne keer hier zei Monten, voor u ne mooie nieuwe hoofddoek
Dat was bij de eerste prijs, of zou je misschien liever wat anders wensen
Is dat voor mij vroeg de vrouw ongelovig, zeg Monten meen je dat nu echt
A maar natuurlijk zei Monten, eerste prijs is eerste prijs he, haja dat is zo
Maar mens zei ze dat is de mooiste die ik ooit zag, en ze was heel oprecht
O nee nee, ik wil absoluut niets anders, ik ben daar echt heel gelukkig mee
Wa ne schoone dag dat we mogen meemaken, O mens ik ben toch zo blij
Florre sloeg het gebeuren gade zittend in het prijskraam met een kopje thee
Hij was voor deze speciale gelenheid als een schatbewaarder aangesteld
Zie nu toch naar Monten fluisterde hij tegen Pere, hij is weeral bezig hoor
De vrienden hadden het ook gehoord en lachten zo heimelijk tegen elkaar
Hij kan het niet laten om meer te geven dan de prijs is, hij geeft maar door
Och zei Boone die er ook bijstond, hij doet dat voor de armsten maar alleen
Zie eens hoe hij die mensen gelukkig maakt, en zie eens naar zijn gezicht
Zijn wezen straalt van contentement, het geluk straalt tot in zijn kleine teen
De vrienden lachten er hartelijk om, maar Monten merkte dat niet eens op
Wat opzij stond Arnolt voor zijn vader en moeder glimlachend toe te kijken
Blok kreeg hen in het oog liep direct op Arnolt toe en gaf hem een hand
Dank u zei hij stil, ik heb u nu leren kennen, ik heb heel wat plat te strijken
Toen ging hij weer naar zijn ouders want de Burgemeester was daar nu ook
Kampioen zei de burgemeester, dit is nu uw ereteken voor uw overwinning
Een ziveren medaille aan een blauw lint afgeboord met een gouden strook
Een gulle onbekende schenker gaf mij de opdracht u dit hier om te hangen
Tevens krijgt gij een echt gouden muntstuk, en dat dient niet om te bewaren
Maar om in deze moeilijke tijden te gebruiken voor alle huiselijke belangen
Blok zijn moeder stond te daveren op haar benen, en neep in vaders hand
Ik geloof dat ik ongemakkelijk ga worden fluisterde ze, een goudstuk vent
Die kon ook zijn oren niet geloven, 't is wel geen fortuin, maar wel plezant
Een mooie buitenkans is het natuurlijk wel, en zeker nu heel welgekomen
Ik heb dat nog nooit in mijn hand gehad zei moeder, gij misschien al wel
Een goudstuk! Nee hoor, dat bestond alleen maar in mijn stoutste dromen
Fier als een gieter stond Blok daar met de medaille getooid rond zijn hals
Profitiat jongen zei de burgemeester en veel geluk ermee, salu kampioen
Draag het altijd met fierheid, wees altijd eerlijk jongen, en speel nooit vals
Met zijn borst vooruit trad hij nu zijn ouders tegemoet, overgelukkig en blij
Dat is voor jullie zei hij, en gaf het goudstuk aan vader en die aan moeder
Moeder bekeek het van alle kanten, dank ui weende ze lieve zoon van mij
Toe nu niet wenen moeder zei Blok, daarvoor is het een veel te mooie dag
't Is waar jongen zei moeder, kom vader we gaan samen pannekoeken eten
Om onze jongen zijn overwinning te vieren, nu het eindelijk toch eens mag
En nu gaan we onze eerste ongekroonde kampioen van Stillegem eren
Zo! Riep de burgemeester luid, Fons waar zit ge jongen kom eens rap hier
Wat is me dat nu verschoot Fons, ze gaan mij zeker een grap aansmeren
Schoorvoetend kwam hij naar voren, en keek stomverbaast in het rond
Sjonge al die mensen die hem stonden aan te staren, zo kijken naar hem
Hij werd er niet goed van en zonk van onbehagen haast zo door de grond
Ge moet niet bang zijn hoor zei de Burgemeester, ge zijt ook een kampioen
En dan nog wel de eerste, dat kunnen we niet zomaar laten voorbij gaan
We gaan ook u zo een prijs geven, en we gaan dat met veel plezier doen
Want gij zijt onze eerst kampioen, de allereerste! En dat gaat ge blijven
Daarom krijgt ook gij een zilveren eremedaillon met zo een schoon erelint
En uw naam gaan we zelfs in ons ereregister in het gemeentehuis schrijven
Omdat iedereen zou weten dat gij Fons onze allereerste kampioen was
En de Burgemeester hing Fons het eremedaillon om, gefilisiteerd jongen
Dat is niet alles hoor, je krijgt ook een beloning, dat is zo helder als glas
Omdat gij de allereerste kampieon zijt, krijgt gij twee goudstukken er bij
Fons zijn ouders stonden ook heel verwonderd ge kijken, mens! Onze Fons
Zowel vader als moeder weende voor de eer, ook al waren ze nog zo blij
En dan nog twee goudstukken! Wat een geluk, we zaten juit nogal krap
En Fons! 't Was precies of hij een halve meter groeide, fier als een pauw
Maar wel aangedaan, moest hij lachen of wenen, hij voelde zich wat slap
Toen moeder hem wenend in haar armen sloot voelde hij zich weer goed
Vader lei trots zijn hand op zijn schouder, en streelde zacht door zijn haren
Een traan ontviel vaders oog en plengde neer op Fons zijn rechter voet
Dat was de eerste keer dat Fons zijn vader zag wenen, van fierheid dan
Het zou hem heel zijn leven bijblijven, ja zo fier was hij op zijn zoon Fons
Ja wat wil je he, iedereen had nu algelijk ne keer gezien wat zijn zoon kan
Arnolt mocht intussen natuurlijk ook als tweede gaan kiezen uit de prijzen
En koos een schilderij, Zicht op Stillegem, gemaakt door Stantje slampers
Een mooi aandenken zei Vader, ik zal je er een plaatsje voor aanwijzen
Wij zijn trots op je voor de moed die je opbracht om u te laten verliezen
We zagen duidelijk dat ge u inhield, het was allicht een moeilijke keuze
Wij beseffen, dat er moed voor nodig is om vrijwillig voor verlies te kiezen
Het deed Arnolt goed aan het hart en er verscheen een lach om zijn mond
Ja hij had de goede keuze gemaakt, want Blok had hem een hand gegeven
Mantje, Tistje en Bertje vonden Arnolt eindelijk en schaarden zich er rond
Ik was zevende zei Tistje, en Mantje elfde, en Bertje kwam vijftiende aan
We verstaan der ons niet aan dat je niet gewonnen hebt, je kon het zeker
Ook de mensen dachten dat je zou winnen en kunnen het ook niet verstaan
Maar kom 't is maar een spel he zeg, misschien win je de volgende keer
En een succes dat onze koers heeft he vent, zie ne keer naar al dat volk
Meester Boone is heel fier en zei openbaar, dat doen we nu ieder jaar weer
Kom je mee Arnolt we mogen nu gaan eten en drinken gratis voor niets
Zet u bij ons dan is het nog zo plezierig, en de Fons komt straks ook bij ons
En Jan ook, al hebben wij niet gewonnen, gratis eten is toch ook al iets
Ze lachten vrolijk en Arnolts vader zei ga maar jongen we zien je straks wel
En het feest ging door tot laat in de avond, zo gezellig allemaal ondereen
De Stillegemnaars hielden van dorpsfeesten, het waren zo stille genieters
Ze hadden een zwak voor tafelen, en wat keuvelen zo heel knusjes bijeen
De volgende schooldag gingen alle gesprekken over de koers en het feest
Blok was natuurlijk de held van de dag, maar hij riep Arnolt meteen apart
Ge zijt ne rare zei hij, had je gewild dan was jij nu zelf kampioen geweest
Ik ben niet dom hoor, je kon winnen, waarom heb je dat dan niet gedaan
Ik kon je dat niet aandoen zei Arnolt om u bij uw vrienden omlaag te halen
Ge zijt hun idool en ze zien naar u op, ik wil daar niet tussen komen staan
Daardoor mis je ook ook wel de mooie prijs en de Medaille, zei Blok dan
Och ja zei Arnolt, ik vind dat niet zo belangrijk om u daarvoor te kwetsen
Ik vond uw vriendschap belangrijker, ik vind het erg spijtig dat dit niet kan
Arnolt! Zei Blok, ge zijt een fidele kerel, laten we voortaan vrienden zijn
Als je mij nog als vriend wil natuurlijk, want ik heb erg lelijk tegen u gedaan
Arnolt stak meteen vriendelijk zijn hand uit, heel graag ik vind dat heel fijn
Als er u nog enen iets in de weg legd zei Blok dan heeft hij met mij te doen
Blok lei zijn arm op Arnolt's schouder en lootste hem terug naar de groep
Van nu af zei Blok is Arnolt mijn vriend, en ik aanzie hem als een kampioen
Het scheelde maar een haar of hij had gewonnen, hij had kunnen winnen
De omstandigheden deden het anders verlopen, maar het had wel gekunt
En ik wil niet dat jullie vanaf heden nog vijandigheden tegen hem beginnen
Geen van zijn kornuiten pruttelde tegen en ze verbroederden dan met hem
Heb je van ze leven zei Tistje tegen Mantje en Bertje, wat is er nu gebeurd
Arnolt voegde zich weer bij hen, eindelijk vrienden zei hij met blijde stem
Hoe is dat nu ineens gekomen vroeg Bertje, hij noemde u gele piepoog
Wat hoor ik daar schoot Blok uit, verwijt gij mijn vriend, herhaal da ne keer
Nee nee lachte Arnolt, dat is een misverstand, ik schat mijn vriendje hoog
A zei Blok, dan is het goed maar pas op he zeg ik wil geen verwijten horen
Oeioeioei zei Mantje, den dienen is veel veranderd, daar snap ik niets van
Och zei Arnolt zo onaardig is hij niet ge moet u daar niet te veel aan storen
Toen vielen de gesprekken weer op de koers, 't was toch mooi geweest
Zelfs op de velokoers was er niet zoveel volk, iedereen had er van genoten
En zo had Stillegem een niewe atractie de jaarlijkse koers en kinderfeest
En toen Arnolt van school thuiskwam vertelde hij vlug wat er gebeurd was
Zie zei zijn moeder, je hebt gewonnen door te verliezen, dat is toch mooi
Wat een wijze spreuk zei Jozef, maar ze komt hier wel heel goed van pas
Mag ik naar Jan zijn ekster gaan kijken vroeg Arnolt hij drong er zo op aan
Natuurlijk zei vader, maar niet te laat thuis he, dat we niet ongerust zijn
Jaja, wees maar gerust vader, Bertje en Mantje en Tistje gingen ook gaan
Even later zaten de vrienden te lachen om de vogel die weer te keer ging
En het leven ging weer zijn gewone gangetje, maar men dacht toch terug
Want velen hadden iets gekocht, oorbellen, een mooi kledinstuk of een ring
En zo goedkoop! Dat hadden ze nog niet meegemaakt, een buitenkans
Ja daar hadden de mensen van geprofitreerd, ze praten er nog lang over
Meepakken als je de kans krijgt zeiden ze, we hadden voor één keer sjans
De vrienden waren bijeengekomen bij Florre, wel zei Nolle alles liep goed
Onze kramen hadden overdonderend succes, ze geloofden hun ogen niet
Nu konden ze ook eens profiteren en dat geeft onze mensen ook wat moed
Florre zijn ogen straalden, op die manier kunnen we ook toch nog iets doen
Maar we zagen ook een paar mensen die het lastig hebben, dus uitkijken
Dan spelen wij maar op de een of ander wijze voor die mensen kampioen
En helpen hen zonder dat ze daar iets van weten, onderduiks uit de nood
Ik ben zoveel op de baan zei de Champetter, en ik wist dat van hen niet
We zullen ons aan het werk zetten zei Piere, ze hoeven nu werk en brood
Ge ziet toch zei Florre welk nut de schat heeft, we hebben een edele taak
Alhoewel wij er zelf natuurlijk ook van genieten, en dat mag he mannen
Da zou 'k nogal geloven lachten de anderen, toch dienen we de goede zaak
Zo is dat zei Florre, ik ben content dat we met die kramen hebben gewerkt
Wij dragen de kosten en zo hebben onze mensen hier het grote voordeel
Ze kunnen ze voor een niemandal dingen kopen en zijn erdoor gesterkt
Het is voor herhaling vatbaar volgend jaar, dan organizeren we het weer
Op de tweede kinderloopkoers, de mensen hopen allicht op nog een kans
Het hoeft daarom niet helemaal hetzelfde te zijn, maar toch zo ongeveer
En terwijl de vrienden al volop plannen maakten voor de koers volgend jaar
Vermaakten onze vier jonge vriendjes zich kostelijk bij Jan met zijn ekster
Zo ver vooruit dachten ze nu niet, het was te leuk hier zo gezellig tegaarLouis Victor

© 2018-2021 Louis Victor. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin