5. De zelfmoord van Nolle
Awel awel zei Fientje vrolijk lachend, in het Café Den Bok binnenkomend
Ik kom nog maar binnen en wa ziene' k ik hiere weeral aan dienen toog
Al dat goudgele bier zomaar door mijne vent zijn dorstige kele stromend
Ik peinsde 'k ik nochtans dadde gij genen voet van den koers zou wijken
Jamaar Fientje, lachte Pere blij dat hij haar zag, dat is een lastig werk zulle
Daar krijgde groten dorst van zulle van naar die bezwete mensen te kijken
Van er naar te kijken! 't Ja dat kan ik wel geloven giechelde Fientje terug
'k Heb mij nog maar ne keer omgedraaid of ge hebt natuurlijk weer dorst
En twee minuten later zit ge al aan de pinten, zo stiekem achter mijne rug
Dag mannen allemaal vervolgde ze opgwekt, dag Mientje ge zijt hier ook
Ja jaja Fientje natuurlijk he ja ja, antwoordde Mientje nogal wat verstrooit
Want ze was nog niet helemaal bekomen en nog een beetje van de kook
Ineens kwam de Nolle wild binnenstormen met zijn tweeloop in de hand
Luid tierend en roepend iedereen uit de weg 'k maak er hier een eind aan
'k Wil geen jaren den bak gaan zitten in, ik maak me hier liever van kant
Ik ben voor de Champetter en jullie allen toch maar ne groten vagebond
't Is mij hier toch het leven niet meer waard zonder mijn trouwe vrienden
Dat is het einde Ik schiet hier zowaar subiet mijnen kop tegen het plafond
En hij maakte daarbij met zijn tweeloop klare en veelzeggende gebaren
Ik wil dood! En het Is allemaal de Champetter en de Mette hunne schuld
Het zijn twee vreselijke grote egoïsten ja zelfs twee enorm grote barbaren
Allé allé Nolle jong zo' n vaart zal dat nu ook niet gaan doe nu niet dom
Ge doet gij ons allemaal nogal verschieten hoor vent, zei de Champetter
Hang de zot niet uit hé, kom geef dat geweer maar aliere manneke toe
Stop schreeuwde nolle nog éénen stap hé en ' t is hier meteen gebeurd
'k Schiet dat geweer af in mijnen buik als ge nog één stap durft naderen
En dan is het te laat en lig ik hier straks op de vloer gans opengescheurd
Ineens kwam Fientje traag vastberaden en onverschrokken naar voren
Geef dat geweer af Nolle, zei ze kordaat, denk aan Maartje en uw kind
En het moet nu gedaan zijn, ik wil dienen domme zever niet meer horen
Nolle wou haar nog ontwijken, sprong achteruit en verloor zijn evenwicht
Hij stootte tegen de deur en het geweer viel uit zijn handen op een stoel
Met de vervaarlijke loop zo ongelukkig recht op Fientje haar hart gericht
Door de val en de schok ging het vervaarlijke wapen ongecontroleerd af
Fientje greep verschrikt naar haar hart en gaf toen nog een diepe zucht
Ze zeeg daar voor Pere zijn ogen neer, waarna ze geen geluid meer gaf
Iedereen in het Café stond als aan de grond genageld van het verschot
Pere zijn hoofd bonsde en hij boog zich spierwit over zijn vrouwtje heen
Mijn Fientje, mijn lieve kleine Fientje kreunde hij, och mijn God, mijn God
Maar Pere, riep Nolle, dat is een misverstand uw Fientje is zij niet dood
De Champetter greep zijn matrak en schreeuwde, maar gij zo subiet wel
Hij was verbeten van pijn en onmacht en woede met zijne kop gans rood
Gans overmant sprong hij naar Nolle toe en schreeuwde, ik sla je tot kaf
Nolle wou uitleg geven, maar zag in dat er voor uitleg geen tijd meer was
En' t flitste door zijn hoofd, de Champetter is te kwaad, ik trap het hier af
Maar de Champetter was een vlugge vent, en Nolle net een beetje te laat
Toen ging het ineens allemaal zo snel. En een tel en een ogenblik later
Rolde Nolle samen met de Champetter juist buiten het Café over de straat
De Champetter greep Nolle met zo een van zijn grote klauwen bij de keel
En zwaaide toen buiten zichzelf vervaarlijk en veelzeggend met zijn matrak
Wat dadde gij Fientje nu gelapt hebt Nolle, snauwde hij, dat is wat te veel
Toen sprong een kleine jongen scharlewiep op de Champetter zijn armen
Hij klemde zijn beentjes rond zijn arm en smeekte, niet slaan Champetter
Mijn vadertje is toch zo goed voor ons, heb toch als' t u beliefd erbarmen
Op hetzefde ogenblik wierp Maartje zich voor de Champetter op haar man
Ze drukte zich stevig tegen de Champetter haar beide armen rond zijn nek
Vastbesloten handelend en ze kneep zo hard als zo' n vrouwtje knijpen kan
Stop Champetter stop onmiddellijk ophouden! Schreeuwde Maartje schel
Dat was niet echt, 't was maar een streek, een opgezette val van de Nolle
't Was allemaal gespeeld van Nolle,' t was maar gewoon een stom spel
't Waren alleen losse flodders, nolle wou zich op u en de Mette wreken
Om dat schijnproces dat gij en de Mette hem ginder samen hebt gelapt
Maar ikzelf moest zwijgen, en ik mocht er met niemand niet over spreken
De Champetter was perplex schudde traag en ongelovig met zijn hoofd
We laten u niet los riep Maartje, voor ge zegt dat ge Nolle niet zult slaan
Vooruit Champetter laat het nu horen zeg me nu direct dat ge het belooft
Allee 't is al goed zei de Champetter nog nijdig, ge moogt gulder mij lossen
Jamaar pas op hé Arthur zei Maartje, met opgeheven vinger voor zijn ogen
Woord houden hé man, ge hebt het beloofd mijne man niet af te rossen
Maartje en Mantje losten behoedzaam en voorzichtig en hun vaste greep
Ze stonden langzaam recht en gingen toen rap uit de Champetter zijn weg
Terwijl de Champetter zijn klauw nog altijd stevig rond Nolle zijn kele neep
Ze sprongen allebei tegelijk weer toe en rukten verwoed hard aan zijn hand
Lossen Champetter lossen zeg ik, ge hebt het beloofd riep Maartje luid
Lossen! Riep ze echt gloeiend kwaad, ge maakt mijnen vent nog van kant
De Champetter loste eindelijk en Nolle snakte naar adem voor zijn leven
De Champetter stond langzaam duidelijk nog twijfelend en tegen zijn zin op
Maar hief zijn matrak toch op om Nolle toch nog een klein klopke te geven
Maartje had het echter op tijd zien aankomen en sprong er net op tijd voor
Neen! Champetter ge hebt me uw erewoord gegeven, bestrafte ze hem
Vooruit jong Nolle zei ze toen, ga er nu maar vlug te vierklauwen vandoor
Maar Nolle bleef daar staan en nam liefdevol vrouw en kind elk in een arm
Waren Jullie hier nu niet geweest dan blies ik hier straks nog mijn pijp uit
Ze zullen kwaad zijn. Maar we hebben elkaar, en we houden elkaar warm
Het is allemaal mijn eigen schuld, ik kan de Champetter heel goed verstaan
Hij handelde uit wanhoop en uit pure frustratie maar, 't is een goede man
Ik wilde absoluut niet terugvechten, en zeker in geen enkel geval slaan
Zo samen tegen die woedende Champetter vechten als kind en vrouw
Met zo' n onbevreesde furie, de kleine voor zijn vader en gij voor uw man
Mijn jongen wat hou ik toch van je, hij kuste Maartje en ook zoveel van jou
Maar! Riep hij ineens, waarom is Fientje nu eigenlijk zo ineens neergevallen
Waarop Maartje antwoordde, flauwgevallen van' t verschieten natuurlijk
Allé hoe zou je zelf zijn Nolle als ge plots zo' n geweer op u ziet afknallen
Maartje zei Nolle ik durf ginder nu zeker in geen geval meer binnengaan
Ik ben te ver gegaan. Nu heb ik toch een heel stomme stoot uitgehaald
Ge ziet dat van hier. Pere zal mij zeker en vast niet meer willen zien staan
Kom Nolle, zei Maartje zachtjes aanmanend, we gaan samen naar huis
We zijn nu allemaal veel te opgewonden om helder na te kunnen denken
We praten daar verder, en we overleggen alles samen nog eens, 't huis
Intussen zat Pere daar nog te schreien met Fientjes hoofd in zijn handen
Ach Fientje, was ik dat toch maar in uw plaats geweest mijn lieve kleine
Wat een ramp, mijn kleine meid, en knarste onmachtig hij met zijn tanden
Pere, zei Monten, wat is dat nu er klopt hier toch iets niet, kijk ne keer goed
Fientje haar kleren zijn nergens gescheurd of geen klein plekje is kapot
En zie maar ne keer goed, er is nergens ook maar een spatteken bloed
Monten voelde aan Fientje' s pols, en zei, haar pols die klopt hij normaal
Pere keek verstomt toe, en inderdaad haar borst ging rustig op en neer
Ze mankeerd zij precies niets, zei hij opgewonden, wat is hier dat allemaal
Ineens deed Fientje haar ogen open en vroeg, benne 'k ik nu echt dood
Pere zijn ogen werden groot en hij verschoot zich bijna een formidabele bult
E maar ventje zei Fientje, ge hebt precies geweend uw ogen zijn zo rood
Loos alarm! zei de Champetter, 't waren maar losse patronen in dat geweer
Diene stomme schavuit van een Nolle, moest weer eens de zot uithangen
Die ezel stoofde ons hier allemaal in het openbaar een ferme lelijke peer
De Champetter was er nog steeds niet gans goed van en balde zijn vuisten
Dat luizig scharminkel van nen onnozelaar houd gewoon met ons de zot
Wacht maar eens af ik krijg dat kereltje ooit nog wel eens in mijn knuisten
Pere sloeg zijn armen om Fientje en drukte zijn hoofd tegen haar wang
Hij zei niets, hij zat daar vol van emotie, stil gelukkig dat hij haar nog had
Met Fientje in zijn armen. Zo zat hij daar voorzeker wel tien minuten lang
En Fientje genoot van zijn tederheid en liet hem maar al te graag begaan
Alleen fluisterde ze toen heimelijk heel liefdevol en stil in hare Pere zijn oor
Wat is het heerlijk om met zo' n lieve getrouwe man door het leven te gaan
De mensen rondom hen zagen alles zwijgend aan en werden zo ontroerd
Dat als er zich ook maar eentje een vin roerde of zich maar even liet horen
Hij onmiddellijk met klare veelzeggende gebaren de mond werd gesnoerd
Stil! Klonk het dan, of zie je dan niet wat die mensen hebben doorgemaakt
Laat ze nu tenminste stilletjes genieten en weer op hun positieven komen
Nu alles in het leven voor hen gelukkig toch weer in de plooien is geraakt
Pere nam zijn Fientje op zette haar heel zacht en voorzichtig op een stoel
Ik ben niet van porselein hoor ventje zei Fientje lachend, 't verschot is over
Toen pas verscheen Pere zijne blije schalkse glimlach weer op zijn smoel
Mijn Fientje is terug! Een pintje op mijn kosten, riep Pere, voor gans 't Café
Een pintje voor al die goede lieve medelevende mensen en mijn vrienden
En natuurlijk drinkt onze beste waard Amedee er zelf ook eentje ook mee
Maar de waard was zelf zo overgelukkig dat alles toch goed was afgelopen
Ha nee hé Pere, riep hij opgelucht, dat word een gratis rondje van het huis
Dit keer is het een rondje van mij, laat je dat maar eens in je oren knopen
En de mensen lieten hun pinten maar klinken van gezondheid en santé
Op de gezondheid van Pere en zijn Fientje. Ge weet hoe de mensen zijn
En Pere en zijn Fientje lachten weer gelukkig, en dronken er eentje mee
En nu Monten en Champetter, gaat ge met ons naar de koers gaan kijken
Zo troonde Fientje, de drie makkers en Mientje stilletjes naar buiten mee
Het Is veel te mooi weer om uw broek hier gans de dag te zitten verslijten
Die avond bij het slapen gaan, trok Pere zijn Fientje dicht tegen zich aan
En hij keek haar diep in de ogen en naar haar ondeugend lachende snuit
Toen zei hij, hoe graag dat ik u zie he Fientje, dat kunde gij niet verstaan
EL TRAM