6. Echte vrienden blijven vrienden
ECHTE VRIENDEN BLIJVEN VRIENDEN
't Was zondagnamiddag en de Champetter zat een kopje koffie te drenken
Wel Arthur ge zijt zo stil vandaag, voelt ge u niet goed scheelt er soms iets
Nee nee en toch ja,' k zit me hier zo gelijk een beetje in mezelf na te denken
Allee 't is nu al meer dan drie weken dat ik Nolle of Maartje nog heb gezien
Zou er hen misschien iets schelen, een zieke of wat anders 'k weet niet wat
Maar dat is toch niet meer normaal he zeg, hebt gij iets gehoord misschien
Ach jamaar zei Mientje, die stroper is nu toch uwen grootste tegenstander
Ge hebt toch zelf gezegd dat hij een schurk is een bandiet en zelfs crapuul
Ge waart over nog geen maand geleden ferm aan' t vechten met elkander
Jamaar zeg Mientje dat was wat anders hé, 'k had ik vreselijk verschoten
Gebaard u niet dom ge weet heel goed wat daar toen allemaal is gebeurd
Echt he mens Ik dacht werkelijk dat hij Pere zijn Fientje had doodgeschoten
Maar Mientje wou hare Champetter op zo een listige manier fijntjes plagen
Want eigenlijk wou ze hen als vrienden zo vlug als mogelijk bijeenbrengen
Ze moest dus eens iets ergs uitvinden die hij niet zou kunnen verdragen
Och, zei ze, 't zijn eigenlijk toch maar gemene armoezaaiers van mensen
Als ik er eens over nadenk, we zouden daar beter niet meer mee omgaan
't Is toch waar he, we kunnen wij ons toch wel veel betere vrienden wensen
Arthur had tot nu toe gezwegen maar nu was hij in zijn achterste gebeten
Maar Mientje toch allee jong dadde gij nu zoiets zegt, daar verschiet ik van
Zo ne gemene praat over uw vriendin, dat heb ik van u nog nooit geweten
Bach, zei Mientje, 'k heb die rare mensen toch nooit goed kunnen uitstaan
Armoezaaiers ja luizenkoppen en stropers zijn het en ook lelijke bedriegers
Ik kan me als Champettersvrouw niet veroorloven nog met hen om te gaan
En dan diene geniepige zoon 't is ne valsaard en luiaard gelijk zijn moeder
Zo ne ruziemaker dat da is, onbetrouwbaar en nog ne gierigaard daarbij he
Hij wordt net als zijn vader, ne grote leegloper dat is ook zo ne grote loeder
De Champetter zijnen kop begon stilaan te zwellen en kleurde gans rood
Maar Mientje dramde gestatig voort en vond dat hij het nog erg lang uithield
En zelfs lang kalm bleef voordat hij uit zijn Champetterskrammen schoot
En! Vervolgde ze, en dat mens van een Maartje is nog zo vals als een kat
En liegen dat ze kan, ze weet van iedereen toch zoveel kwaad te vertellen
Geld voor eten hebben ze niet, maar drinken wel, dat loopt ganse dagen zat
Mens toch waar haalt ze dat uit, om zo vreselijk vals en schijnheilig te zijn
Maar ja ze is ter ook overal voor gekend he, en ook zo bemoeiziek dat ze is
Maar allee kan dat anders, ze zit van smorgens vroeg al aan de fles wijn
Al die vuile valse beschuldigingen waren voor de Champetter iets te veel
Hij deed nog eventjes zijn uiterste best om zich te beheersen en te zwijgen
Maar toen zijn Mientje maar doorging met lasteren, zette hij een luide keel
Mientje, protesteerde hij, dat is niet waar he ge weet gij dat maar al te goed
Wat een naarstig kereltje, Mantje hun jongen is en 't is ook een lieve jongen
En ge weet gij zeer goed met hoeveel ijver Maartje haar huishouden doet
Nolle loopt hij helemaal niet zat, hij doet zijn best dat is ne hele goeie man
Wel! Antwoordde Mientje lachend zoek uwen vriend dan eindelijk eens op
Hoe is het mogelijk! Zei Arthur, dat ik zo in uw listige gemene val lopen kan
Maar Mientje toch zei hij nog, wat kunde gij toch een echt vals meiske zijn
't Was de beste manier om u te laten inzien, dat ge er iets moest aan doen
Allee ga ze toch eens opzoeken toe, ik ben er zeker van ze vinden het fijn
Ik moest wel kwaad over hen spreken om u ne keer klaar wakker te maken
Om u te laten inzien dat Nolle nog steeds een heel goede vriend van u is
Dat ge hem moet opzoeken en vrede sluiten inplaats van zuchten te slaken
En uwen vriend Pere zit ook met hetzelfde nodeloos probleem in zijne kop
Zie Ook Monten! Die loopt daar al tijden onrustig door het dorp te ijsberen
Vooruit Arthur zet nu toch eindelijk aan, en haal eerst Pere en Monten op
Je hebt gelijk Mientje, wat heb ik toch een verstandige lieve fijne vrouw
Hij liefkoosde teder zijn kleine Mientje en zei, daarom zie ik je zo gaarne
't Is al goed 't is al goed gij zotteken zei Mientje blij, vertrek nu maar gauw
Dat doe ik Subiet zie, zei de Champetter en zoals gezegd zo ook gedaan
De Champetter ging zonder verder dralen Monten gaan zoeken in het dorp
En heeft daar tegen Monten alles uitgelegd da kan zo dat niet verder gaan
Champetter jongen toch wat een opluchting, mens toch wat benne 'k ik blij
Allé gauw, niet meer uitstellen zulle, we gaan wij subiet ook om den Pere
Want die zit ginder thuis ook met hetzelfde ongelukkig gevoel juist gelijk wij
Ondertussen zei Pere tegen Fientje, 'k zou iets willen bespreken met jou
Kwete alleen niet goed hoe dat ik er over moet beginnen 't is nogal delikaat
Maar Fientje had al lang geraden wat hem kwelde, als opmerkzame vrouw
Goed hoor ventje zei Fientje, maar eerst zou ik u ne keer iets willen zeggen
Ga gij nu eerst eens uw vrienden Monten en de Champetter gaan ophalen
En ga dan toch samen naar Nolle om dat stomme stilzwijgen bij te leggen
Dat is toch te al te gek he Pere, ik mis al weken onze goede vrienden hier
Allee! Het ging toch allemaal maar een mislukte grap van Nolle uw vriend
Ga dat nu toch bijleggen zeg, we hadden samen altijd toch zoveel plezier
E maar Fientje mens toch, dat is nu precies wat ik u al zo lang wilde vragen
Juichte Pere, maar ik durfde niet dacht dat je erg wel boos op hem zou zijn
Nee zei Fientje, dat stilzwijgen, tussen vrienden zit me al zo lang te knagen
En kijk ziedde wat een toeval, daar komen de Champetter en Monten aan
Oeioei ze kijken gelijk zo ernstig zeg, zou er wat aan de hand kunnen zijn?
Pere we komen wij u vragen zei de Champetter, om met ons mee te gaan
Zo? zei Pere verwonderd, en waar gaat het naartoe als ik het vragen mag
Wel heu, zei Monten, ja zie je, we dachten dat we, nou ja kijk, allee kom
Naar Nolle natuurlijk zei Fientje, die de spanning niet lager meer aanzag
Echt? Vroeg Pere, hebben jullie Maartje, Nolle en Mantje ook zo gemist
En of jongen Pere, allee en dan nog voor zo' n simpel stom misverstand
Vervolgde Monten, 'k zou alleen willen dat Nolle da nui natuurlijk ook wist
Toen Nolle het drietal zag komen, ging hij vlug aan de achterdeur staan
Ga eens horen Maartje wat ze van mij willen ze zien er lijk zo ernstig uit
Dat als het nodig is, ik er misschien beter toch maar vandoor kan gaan
Pere begroete Maartje heel hartelijk en zei, is hier iemand ziek misschien
Monten, de Champetter, ik en Fientje en Mientje en ook Monten zijn Fientje
We maken ons ongerust, opdat we jullie al lang niet meer hebben gezien
E maar, maar, hakkelde Maartje, zijt ge dan niet vreselijk kwaad op ons
Voor wadde zei de Champetter, allee kom voor zo' n stom misverstand
En Nolle luisterde heel stil mee met in zijn voorhoofd, een bezorgde frons
We kwamen eens horen we dachten wij dat er hier misschien iets scheelt
En we misten jullie allemaal, vooral Fientje maakt zich zo' n zorgen over u
Dat we u al een lange tijd niet meer zagen vonden we wel heel verveeld
Fientje? Vroeg Maartje, maakt zij zich zorgen over Nolle en Mantje en mij
Zij nog het meest, zei Pere, ze begrijpt in 't geheel niet waar jullie blijven
Ik wist, zei Maartje, dat zij een echte vriendin is, en dat maakt me zo blij
Vrienden! Zei Nolle, de keuken binnenkomend, jullie zijn echte vrienden
Ach daar is hij zei Pere, ze schudden elkaar allemaal hartelijk de hand
Jullie zijn al zolang onze vrienden, zei Monten, omdat jullie dat verdienden
Sjonge mens ik heb dar zo mee ingezeten zei Nolle dat ik jullie kwijt was
Be nee jong zei Monten, da was een schrikreactie een stom misverstand
Maar we kunnen wij ulder nie missen jong dat is toch zo helder als glas
Allee kom zei Pere allemaal mee naar mijnend, Fientje zal toch zo blij zijn
Maartje weende van emotie, ach mens toch, 't is nu gelukkig weer voorbij
Ga julie vrouwen halen Champetter en Monten we drinken een glas wijn
Fientje vloog Maartje meteen in de armen. Maartje waar bleef je zo lang
Ik heb je zo gemist jong, ik heb er Pere op af gestuurd ik was zo ongerust
'k Was bang jong Fientje, dat je mijn niet meer wou zien ik was echt bang
Maar Maartje toch, we zijn vriendinnen! Zoiets haalt ons nu niet uit elkaar
Ik had dat moeten weten Fientje, dat je mij daarvoor niet zou laten vallen
Neeeje hoor Maartje wat denk je wel, goede vriendinnen blijven bij mekaar
Wat traantjes en kusjes en een warme omarming en alles was weer goed
De twee andere vrouwen weenden en omarmden natuurlijk hartelijk mee
De vrede was hersteld en de mannen lachten blij, het gaf hen goede moed
Wat denk je vroeg Fientje, we zijn hier nu toch allemaal tesaam, koekebak?
E waeromme niet haaste Monten zich, da es toch een goede gelegenheid
We maken er een feestje van zeiden de vrouwen zo gewoon op ons gemak
En zoals gewoonlijk werd het daar erg gezellig zo onder vrienden tegaar
Het ongelukkig voorval was vergeten en de vrede was helemaal hersteld
Ze genoten van de pannekoeken en hun glaasje wijn de vrienden bij elkaar
Louis Victor