2. Monten

02-01-2020

Het weer was uitzonderlijk goed en het was ne keer koers in Stillegem
Het lag afgelegen en gewoonlijk was er hier nooit iets bijzonders te doen
Maar ja he, ze deden het nu toch al lang in het naburige dorp Luidegem
En ze gingen ginder ook altijd gaan kijken. Dus waarom dan ook niet hier
't Was ne keer wat anders en 't bracht meteen wat leven in de brouwerij
De mensen lachten vrolijk op deze gelegenheid en dus maakten ze plezier
Ook de Monten was die dag reuzegoed in zijn sas, een reus van een vent
Wanneer en waar je hem ook zag, altijd liep hij met opgerolde mouwen
Een echt goedaardige kerel, ook altijd behulpzaam vriendelijk en content
En altijd met zijn broekspijpen juist tot onder de knieën omhoog opgerold
En of het nu winter was of zomer altijd had hij zo een gewone strohoed op
Maar pas op! Hij was niet dom hoor en er werd zeker niet met hem gesold
En vandaag was hij aangesteld om de veiligheid in goede banen te leiden
Het verkeer te regelen en de baan helemaal vrij te houden voor de renners
Om ongelukken te vermijden en het volk en renners van elkaar te scheiden
Maar natuurlijk kwamen er onverwachte moeilijkheden zoals het dikwijls is
Zomaar gewoon, door enkele ruziemakers uit de een of andere omstreek
En daardoor liep het hier in het anders stille dorp gauw onbetamelijk mis
Vier kerels bleven met hun auto, in die tijd erg zeldzaam, op de weg staan
En hoe schoon men het hen ook uitlegde of vroeg de baan vrij te maken
Lachten ze het volk doodgewoon uit en weigerden brutaal om weg te gaan
De moeilijkheden bleven duren en toen kwam Monten plots op de proppen
Hij overzag het schouwspel even. Vrienden zei hij heel kalm en bedaard
Ge vormt hier waarlijk een gevaar, ge moogt gij hier helemaal niet stoppen
Ge hebt het nu zeker wel al vernomen he, het is nu koers hier in ons dorp
Wees dus voor één keer eens welwillend en stel u ginder op het grote plein
Je hoeft zelfs maar weinig moeite te doen, vanaf hier is het maar een worp
Maar de kerels trokken hoogmoedig de neus op en lachten hem vierkant uit
Dat is hier een openbare weg zei er een, waar moeit gij u mee onnozelaar
Ga uit de weg, of wild ge misschien een paar schoppen tegen uw blote kuit
Monten kon zich nog beheersen, maar de aderen in zijn nek zwollen al op
Zijn spieren spanden zich en er kwam al een verbeten trek om zijn mond
Hij keek hen kalm maar verbeten aan, maar kreeg toch wel een rode kop
Kijk mensen zei hij, dienen oto moet weg ik ga het u nog éénmaal vragen
Maar dat is dan wel uw laatste kans, anders zet ik hem zelf wel uit de weg
Maar ik waarschuw jullie op voorhand dat ge het u deerlijk zult beklagen
't Baasje gaat onze auto verzetten lachten ze, 'k zou dat maar vermijden
Boerke! Probeer het maar eerst maar een paar keer met uwen kruiwagen
Je hebt het daar al lastig genoeg mee, hoe zoude gij met een auto rijden
Dat was nu net iets te veel voor Monten, deze keer liep zijnen beker over
Mensen! Zei hij, ga opzij, hij spuwde in zijn handen en haalde diep adem
Met gespreide benen stond hij daar en boog zich dan langzaam voorover
Hij zocht een geschikt plaatsje en plaatste zijn handen onder het portier
Toen richtte hij zich ineens met een ruk zonder veel zichtbare moeite op
En keerde zo de spottende kerels hun auto ondersteboven met een zwier
Monten klopte het stof van zijn broek en zei, zo die is nu dus van de baan
Dienen afval is nu van de weg, we zijn weer zonder verdere hindernissen
En zo kunnen we nu toch op ons gemak weer met onze koers verder gaan
De kerels stonden zich daar eerst overdonderd en verstomd af te vragen
Of ze misschien soms droomden en hoe zo iets onwaarschijnlijks wel kon
Maar toen het tot hen doordrong schreeuwden ze, dat zult ge u beklagen
Gij lelijke stomme boerenpummel, we zullen u eens een rammeling geven
Dat ge nooit meer in uw onnozel en achterlijk boerenbestaan zult vergeten
Dat gaat ge bekopen lomperik, ge gaat het onthouden de rest van uw leven
De grootste, blijkbaar de chauffeur, vloog met de autozwingel op Monten af
Kom hier stinkende koewachter riep hij, ik sla u de poten van uw stom lijf
Hij schuimbekte van woede, ik maak appelmoes van jou ik sla je tot kaf
Maar Monten was niet onder de indruk en gaf de man een ferme savelet
De kerel vloog als een voddepop opzij draaide tweemaal ondersteboven
En donderde enkele meters verder op zijn mooie splinternieuwe witte pet
Een tweede kwam echter al aangestormd met een autosleutel in de hand
Maar ook deze ruziemaker kreeg op zijn beurt een ferme dreun om de oren
En vloog twee meter verder heftig klapwiekend in vogelvlucht aan de kant
De laatste twee avonturiers bundelden hun krachten en vielen aan tegaar
Maar Monten greep ze in de nek grijnsde ze eens heel vriendelijk tegen
En sloeg ze gewoon een paar keren met hun verschrikte kop tegen elkaar
Het spel is afgelopen zei hij en toen raapte het kreunende gezelschap op
Gooide ze dan boven op de omgekeerde auto nogal onzacht op een hoop
Als ge nu nog één kik geeft zei hij, krijgt ge der nog een paar op uwen kop
De Champetter kwam plots aangelopen, hij had het rumoer gelijk gehoord
En na een zeer uitgebreide uitleg in geuren en kleuren van de dorpelingen
Was de nochtans anders goedhartige en brave man ten zeerste verstoord
Hij greep zijn matrak en schreeuwde, vooruit bandieten allemaal in 't kot
Uitschot! Snauwde hij tot de kerels, jullie streken zullen hier niet pakken
Ge gaat hier voor boeten mannekens, van jullie soort zitten wij hier niet zot
En nog een beetje rap of 'k zal u een beetje helpen als het niet goed gaat
En hij meende het deze keer want hij had meteen zijn matrak al in zijn hand
Allee vooruit boeventronies maak voort riep hij, en zonder verder gepraat
Wacht toch eens even Champetter, kwam Monten tussen, met deze heren
Misschien zijn zij heel haastig en willen ze wel zo vlug mogelijk vertrekken
Om hier dan nooit meer, en daar druk ik dan ten zeerste op, terug te keren
Het viertal stond daar druk, ja zelfs met zeer veel overtuiging ja te knikken
Allee voor ene keer zei de Champetter, schijnbaar heel vergevingsgezind
Maar als we u hier nog één keer zien mannekes doen we u nagels inslikken
De omstanders applaudisseerden en lachten toen heel geamuseerd en luid
Het volk kantelde de auto gezamenlijk weer om. Kies nu zelf zei Monten
Het viertal moest niet lang nadenken en vertrokken met een lange snuit
Zo zei Monten die zaak is weer opgelost de koers kan nu eindelijk beginnen
Maar 't is warm weer en nu gaan we eerst eens onze dorst gaan lessen
Kom vent Champetter we hebben nog tijd, we pakken er eentje daarbinnen
De Champetter was een nogal stevige kerel met een vriendelijk gezicht
Hij was wel een kopje kleiner dan Monten, maar toch nog ne ferme vent
Een zachtaardige kerel, maar die toch voor geen enkele moeilijkheid zwicht
Als 't nodig was stond hij zijn man, al was hij dan eigenlijk ook geen reus
Toch stak hij hier eigenlijk nog wat boven de meeste gewone mensen uit
Een eerlijk en rechtschapen ambtenaar, met een zware snor onder de neus.
Maar een koel biertje ja hoor dat lustte hij wel, en zeker met dat warm weer
Daarom nam hij Monten's vriendelijke uitnodiging heel genoegzaam aan
'k Heb echt dorst ook zei hij, het zal werkelijk heel goed smaken deze keer

Louis Victor

© 2018-2021 Louis Victor. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin