2. Monten
Het weer was uitzonderlijk goed en het
was ne keer koers in Stillegem
Het lag afgelegen en gewoonlijk was
er hier nooit iets bijzonders te doen
Maar ja he, ze deden het nu
toch al lang in het naburige dorp Luidegem
En ze gingen ginder ook
altijd gaan kijken. Dus waarom dan ook niet hier
't Was ne keer
wat anders en 't bracht meteen wat leven in de brouwerij
De mensen
lachten vrolijk op deze gelegenheid en dus maakten ze plezier
Ook
de Monten was die dag reuzegoed in zijn sas, een reus van een
vent
Wanneer en waar je hem ook zag, altijd liep hij met opgerolde
mouwen
Een echt goedaardige kerel, ook altijd behulpzaam
vriendelijk en content
En altijd met zijn broekspijpen juist tot
onder de knieën omhoog opgerold
En of het nu winter was of zomer
altijd had hij zo een gewone strohoed op
Maar pas op! Hij was niet
dom hoor en er werd zeker niet met hem gesold
En vandaag was hij
aangesteld om de veiligheid in goede banen te leiden
Het verkeer
te regelen en de baan helemaal vrij te houden voor de renners
Om
ongelukken te vermijden en het volk en renners van elkaar te
scheiden
Maar natuurlijk kwamen er onverwachte moeilijkheden zoals
het dikwijls is
Zomaar gewoon, door enkele ruziemakers uit de een
of andere omstreek
En daardoor liep het hier in het anders stille
dorp gauw onbetamelijk mis
Vier kerels bleven met hun auto, in die
tijd erg zeldzaam, op de weg staan
En hoe schoon men het hen ook
uitlegde of vroeg de baan vrij te maken
Lachten ze het volk
doodgewoon uit en weigerden brutaal om weg te gaan
De
moeilijkheden bleven duren en toen kwam Monten plots op de
proppen
Hij overzag het schouwspel even. Vrienden zei hij heel
kalm en bedaard
Ge vormt hier waarlijk een gevaar, ge moogt gij
hier helemaal niet stoppen
Ge hebt het nu zeker wel al vernomen
he, het is nu koers hier in ons dorp
Wees dus voor één keer eens
welwillend en stel u ginder op het grote plein
Je hoeft zelfs maar
weinig moeite te doen, vanaf hier is het maar een worp
Maar de
kerels trokken hoogmoedig de neus op en lachten hem vierkant uit
Dat
is hier een openbare weg zei er een, waar moeit gij u mee
onnozelaar
Ga uit de weg, of wild ge misschien een paar schoppen
tegen uw blote kuit
Monten kon zich nog beheersen, maar de aderen
in zijn nek zwollen al op
Zijn spieren spanden zich en er kwam al
een verbeten trek om zijn mond
Hij keek hen kalm maar verbeten
aan, maar kreeg toch wel een rode kop
Kijk mensen zei hij, dienen
oto moet weg ik ga het u nog éénmaal vragen
Maar dat is dan wel
uw laatste kans, anders zet ik hem zelf wel uit de weg
Maar ik
waarschuw jullie op voorhand dat ge het u deerlijk zult beklagen
't
Baasje gaat onze auto verzetten lachten ze, 'k zou dat maar
vermijden
Boerke! Probeer het maar eerst maar een paar keer met
uwen kruiwagen
Je hebt het daar al lastig genoeg mee, hoe zoude
gij met een auto rijden
Dat was nu net iets te veel voor Monten,
deze keer liep zijnen beker over
Mensen! Zei hij, ga opzij, hij
spuwde in zijn handen en haalde diep adem
Met gespreide benen
stond hij daar en boog zich dan langzaam voorover
Hij zocht een
geschikt plaatsje en plaatste zijn handen onder het portier
Toen
richtte hij zich ineens met een ruk zonder veel zichtbare moeite
op
En keerde zo de spottende kerels hun auto ondersteboven met een
zwier
Monten klopte het stof van zijn broek en zei, zo die is nu
dus van de baan
Dienen afval is nu van de weg, we zijn weer zonder
verdere hindernissen
En zo kunnen we nu toch op ons gemak weer met
onze koers verder gaan
De kerels stonden zich daar eerst
overdonderd en verstomd af te vragen
Of ze misschien soms droomden
en hoe zo iets onwaarschijnlijks wel kon
Maar toen het tot hen
doordrong schreeuwden ze, dat zult ge u beklagen
Gij lelijke
stomme boerenpummel, we zullen u eens een rammeling geven
Dat ge
nooit meer in uw onnozel en achterlijk boerenbestaan zult
vergeten
Dat gaat ge bekopen lomperik, ge gaat het onthouden de
rest van uw leven
De grootste, blijkbaar de chauffeur, vloog met
de autozwingel op Monten af
Kom hier stinkende koewachter riep
hij, ik sla u de poten van uw stom lijf
Hij schuimbekte van woede,
ik maak appelmoes van jou ik sla je tot kaf
Maar Monten was niet
onder de indruk en gaf de man een ferme savelet
De kerel vloog als
een voddepop opzij draaide tweemaal ondersteboven
En donderde
enkele meters verder op zijn mooie splinternieuwe witte pet
Een
tweede kwam echter al aangestormd met een autosleutel in de hand
Maar
ook deze ruziemaker kreeg op zijn beurt een ferme dreun om de oren
En
vloog twee meter verder heftig klapwiekend in vogelvlucht aan de
kant
De laatste twee avonturiers bundelden hun krachten en vielen
aan tegaar
Maar Monten greep ze in de nek grijnsde ze eens heel
vriendelijk tegen
En sloeg ze gewoon een paar keren met hun
verschrikte kop tegen elkaar
Het spel is afgelopen zei hij en toen
raapte het kreunende gezelschap op
Gooide ze dan boven op de
omgekeerde auto nogal onzacht op een hoop
Als ge nu nog één kik
geeft zei hij, krijgt ge der nog een paar op uwen kop
De
Champetter kwam plots aangelopen, hij had het rumoer gelijk
gehoord
En na een zeer uitgebreide uitleg in geuren en kleuren van
de dorpelingen
Was de nochtans anders goedhartige en brave man ten
zeerste verstoord
Hij greep zijn matrak en schreeuwde, vooruit
bandieten allemaal in 't kot
Uitschot! Snauwde hij tot de kerels,
jullie streken zullen hier niet pakken
Ge gaat hier voor boeten
mannekens, van jullie soort zitten wij hier niet zot
En nog een
beetje rap of 'k zal u een beetje helpen als het niet goed gaat
En
hij meende het deze keer want hij had meteen zijn matrak al in zijn
hand
Allee vooruit boeventronies maak voort riep hij, en zonder
verder gepraat
Wacht toch eens even Champetter, kwam Monten
tussen, met deze heren
Misschien zijn zij heel haastig en willen
ze wel zo vlug mogelijk vertrekken
Om hier dan nooit meer, en daar
druk ik dan ten zeerste op, terug te keren
Het viertal stond daar
druk, ja zelfs met zeer veel overtuiging ja te knikken
Allee voor
ene keer zei de Champetter, schijnbaar heel vergevingsgezind
Maar
als we u hier nog één keer zien mannekes doen we u nagels
inslikken
De omstanders applaudisseerden en lachten toen heel
geamuseerd en luid
Het volk kantelde de auto gezamenlijk weer om.
Kies nu zelf zei Monten
Het viertal moest niet lang nadenken en
vertrokken met een lange snuit
Zo zei Monten die zaak is weer
opgelost de koers kan nu eindelijk beginnen
Maar 't is warm weer
en nu gaan we eerst eens onze dorst gaan lessen
Kom vent
Champetter we hebben nog tijd, we pakken er eentje daarbinnen
De
Champetter was een nogal stevige kerel met een vriendelijk
gezicht
Hij was wel een kopje kleiner dan Monten, maar toch nog ne
ferme vent
Een zachtaardige kerel, maar die toch voor geen enkele
moeilijkheid zwicht
Als 't nodig was stond hij zijn man, al was
hij dan eigenlijk ook geen reus
Toch stak hij hier eigenlijk nog
wat boven de meeste gewone mensen uit
Een eerlijk en rechtschapen
ambtenaar, met een zware snor onder de neus.
Maar een koel biertje
ja hoor dat lustte hij wel, en zeker met dat warm weer
Daarom nam
hij Monten's vriendelijke uitnodiging heel genoegzaam aan
'k Heb
echt dorst ook zei hij, het zal werkelijk heel goed smaken deze keer
Louis Victor