26. De oude eikebomen
Ik zie in mijn herinnering die rijzige bomen nog staan
Langs de
oude met kasseien bestrate baan
Hun schaduw koelde ons af tijdens
het spelen
En in hun kruinen hoorde ik de wielewaal kwelen
Nu
nog hoor ik zijn melodieuze gorgelende klanken
Die ook de oudjes
herkenden zittend op hun banken
Het waren stoere eiken, hoog dik
sterk en mooi
Als wachters langs de weg met groene bladertooi
De
mussen tjilpten en woonden zorgeloos in hun takken
Luid
ruziemakend omdat ze wisten dat je ze niet kon pakken
Ze gingen
nesten bouwen heel hoog tot gans in de top
Hen daar gaan roven dat
haalde niemand in zijn kop
We speelden zo dikwijls verstoppertje
achter hun dikke stam
Ze waren als een deel van ons, ik wist niet
hoe dat kwam
Maar ja we waren ze zo gewend, ze waren er al heel
ons leven
We werden groter en speelden niet meer achter de
bomen
En het was al te laat toen het tot ons verstand was
gekomen
En dan nog, wat konden wij gewone mensen daar tegen
doen
De bomen verdwenen voor een breder weg. Het is niet meer als
toen
't Is nu een betonnen baan met vier langgerekte grijze
stroken
Er wonen andere mensen en van de bomen wordt niet meer
gesproken
Maar diep in mijn herinnering zie ik ze nog altijd
staan
Die statige eiken langs die vroegere oude kaseidebaan
En
in gedachten hoor ik weer die gorgelende klanken van de wielewaal
En
ik hoor die ruziemakende mussen met hun luid kabaal
Nee! Die mooie
tijd en die prachtige bomen zal ik nimmer vergeten
Dat het zo zou
aflopen, hoe konden wij als kinderen dat weten
Louis Victor