14. De oude man van Holland
Hé ! Zei mijn vrouw 't manneke is er niet
Nee antwoorde ik 't
is mij ook opgevallen
't Is raar als ge hem niet ziet
We waren
hem zo gewoon geworden
Daar op de bank voor dat plukje riet
Met
zijn wandelstok in de hand
Of traag en behoedzaam
wandelend
langs de kant
Ons vriendelijk nawuivend
met zijn stramme
hand
Zou hij misschien ziek zijn vroeg mijn vrouw
Ik hoop toch
zeker van niet
Het weder is misschien te grauw
We misten het
manneken van Holand
We zagen hem hier zo getrouw
En telkens als
we naar nederland reden
daar langs de hazewegel
groete hij ons
tevreden
En keek hij ons heel lang na
Tot op de dag van
heden
Hij was voor ons 't manneke van Holand
We spraken over
hem als over een vriend
Als was hij met ons verwant
We
verheugden ons hem te zien
Daar langs de groene kant
De week
nadien was hij ook niet daar
We maakten ons zorgen
Want we
vonden dat wel raar
Er zal toch zeker niets ergs met hem zijn
We
misten zijn vriendelijk gebaar
Acht dagen later reden we er weer
voorbij
Maar zijn bankje was weg
Het schokte mijn vrouw en
mij
Maar voor het manneke van Holand
was het helaas voorbij
Als
we nu nog naar nederland gaan
en we paseren daar weer
dan
denken we daar aan
Aan zijn glimlach en zijn opgestoken hand
Voor
ons was het veel te vroeg gedaan
We zagen hem nooit meer terug
't
Was allemaal zo vlug gegaan
Zo verloren we onze onbekende
vriend
Het oudje met zijn gebogen rug
We vonden het toch zo
plezant
Hem goedendag toe te wuiven
Daar tussen de weiden en
het land
Nog dikwijls zullen we aan hem denken
Het oude
manneken van holand
Louis Victor