30. De trouw
Proficiat met de trouw van uw zoon.
Zo wensen ze u toe.
Want
zo zijn ze dat gewoon.
En dan zeg je dank je wel of merci.
Maar
wat je daarbij voelt
dat weten ze nie.
Je bent wel blij voor
hun jong geluk.
Maar van jezelf verlies je iets.
En diep in je
hart voel je die druk.
Omdat hij u gaat verlaten.
Onder uw dak
vandaan.
En je aanvaard het maar gelaten.
Want ge gunt hen
immers hun eigen leven.
Maar eenmaal weg van huis
kunt ge hen
geen raad meer geven.
En je bent bang.
Omdat je weet wat hen
wacht.
En een traan glijd langs je wang.
Maar met de rug van je
hand veeg je ze weg.
En je lacht de mensen toe.
Wat zouden ze
wel denken zeg.
En je wilt maar vrolijk doen.
Van hei hier en
hallo daar.
Want huilen mag immers niet voor het fatsoen.
Van
zo'n klein ukje heb je hem op zien groeien.
Tot een jonge man.
En
heb je hem op zien bloeien.
Soms in ziekte en pijn
heb je
angsten uitgestaan.
Alleen denkend aan zijn welzijn.
Je hebt
voor hem gewerkt en gezwoegd.
Al je eigen plannen
voor hem
vertraagd of vervroegd.
Altijd werd met hem eerst rekening
gehouden.
Het was niet altijd makkelijk.
Maar toch heb je vol
gehouden.
Je had immers steeds zijn welzijn in 't oog.
Ook al
moest je de eindjes aan elkander knopen.
Hoe zwaar het je ook
woog.
Maar ja nu gaat hij ons verlaten.
'T is nog altijd veel
te vroeg.
Ook al hadden we het al lang in de gaten.
Maar ge
laat hem niet graag gaan.
Hij is tenslotte onze zoon.
Een deel
van ons bestaan.
Je kunt hem wel begrijpen.
Je bent zelf ook je
eigen weg gegaan.
Maar 't moet nog even rijpen.
In gedachten
zie je weer zijn jeugd.
Zijn eerst woordjes.
Zijn eerste kreet
van vreugd.
De pasjes die hij voor 't eerst heeft gezet.
Zijn
eerste spelletje piepedoe.
Van achter een stuk gazet.
Hoe zalig
hij in uw armen heeft gesoesd.
Een luidruchtig boertje liet.
Nadat
hij zijn flesje had uitgeloesd.
Hoe zijn kleine vingertjes
verstrikten in uw haar.
Uw gezicht aftaste.
Misschien vond hij
het wel raar.
Allemaal heerlijke momenten in het leven.
Je had
zoveel voor hem willen doen.
Hem zoveel willen geven.
Maar ja
we zijn maar werkmensen.
En kunnen niet altijd geven.
Wat we
eigenlijk wel wensen.
Een grote troost hij is toch gezond.
En
je hoopt, blijf toch verstandig.
Met je twee voeten op de
grond.
En nu ze toch trouwden.
Hoop je dat ze gelukkig zijn.
En
veel van elkander houden.
Louis Victor