31. De val van de berg
Het was nog heel vroeg in de morgen.
Zo
rond elf uur ongeveer.
Welgemutst en zonder zorgen.
Mijn
berghoed opzette, zonder veer.
Vlug mijn beste rubber kloefen
aan.
En mijn mooiste versleten vest.
Zo kon ik de hoogste berg
wel aan.
En voelde ik mij op mijn best.
Nu houd niets me nog
tegen.
Ik trek de bergen in.
Langs paden en langs wegen.
Echt
iets naar mijn zin.
Na een lange moeizame tocht.
Van zo een
minuut of twee.
Vond ik wat ik zocht.
En ik was heel
tevree.
Daar stond ik dan eindelijk in mijn tuin.
In mijn eigen
tirol.
Hier werk ik me bruin.
Daaraan heb ik de handen
vol.
Hier heb ik mijn eigen bergen.
En mijn eigen dal.
Straks
zal het al mijn krachten vergen.
Als ik ze beklimmen zal.
Vandaag
ga ik tot op de top.
Al moet ik nog zo sloven.
Ik klim er
op.
Tot helemaal van boven.
Zo een kanjer van een berg.
Met
een hoogte van een meter en een half.
Vind ik helemaal niet
erg.
Dat beklim ik op maar een dag en een half.
Eerst alles
goed verzonnen.
En dan met een piepklein krabbertje in de
hand.
Aan de zware klim begonnen.
Mensen wat is dat plezant.
Na
zo een paar uur klimmen.
Zag ik heel bewust.
Dat de rotsen
lagen te glimmen.
En ik werd wat ongerust.
Maar ik voelde mij
zo goed.
Dat ik net wauw jodelen met de handen aan de mond.
Maar
juist door die overmoed.
Verloren mijn voeten vaste grond.
Met
mijn stramme knoken
Op een bijzonder harde rots.
Hopelijk is ze
niet gebroken.
Ik schoof en hobbelde met veel gebots
Tuimelde
kantelde en gleed.
Ik rolde hotste en bolde.
Daar heel
kamerbreed.
Terwijl mijn kop al redelijk tolde
Als een zak
aardappelen naar beneden.
En alhoewel het de eerste keer niet
is.
Was het al een goed tijdje geleden.
Het wordt toch geen
gewoonte hoop ik gewis.
Terwijl ik zo gezellig aan het vallen
was.
Sprak ik nog even een sempervivum aan.
Rook in het voorbij
komen aan het schapegras.
En deed nog rap een dianthus aan.
Na
schijnbaar een paar uur gedonder.
Kwam ik dan eindelijk echt.
Het
leek haast als een wonder.
Op de begane grond terecht.
Daar lag
ik op mijn rug.
En keek verwonderd naar die voeten in de
lucht.
Maar ik ontdekte al vlug.
Het zijn de mijne wat een
klucht.
Mijn buurman had de lawine gehoord.
Zijn verwonderde
blik waarde over mijn tuin.
Hij keek bijzonder gestoord.
Eerst
rechtdoor en dan heel schuin.
Ik piepte geniepig even boven mijn
dalletje.
En loerde tussen twee thijmen door.
Ik laat niets
merken van mijn valletje.
Of hij lacht zich krom hiervoor.
Ik
veerde recht met een schok.
En zag duidelijk aan zijn snuit.
Dat
hij er hevig van schrok.
Hij trad zelfs een stap achteruit.
Hij
snakte even naar lucht.
En zocht verward naar een woord.
Ik
dacht die slaat nog op de vlucht.
Toen hakkelde hij,'kae ui nie
gezien of hoord.
En wa voor een blome zit der daar in ui ne
mond.
Och zei ik een sempervivum om te verplanten.
Om eens te
proberen in andere grond.
Een eindje verder bij zijn verwanten.
En
diene thijm daer achter ui oor.
Voor wa zit dat daer.
En ui
tote ziet zu zwart van voor.
En al da gras daer in ui haer.
Ach
die thijm dat is voor straks in het eten.
Dat geeft een goede
smaak en is gezond.
Gij zou dat toch moeten weten.
Moet ge soms
een scheutje hebben voor in uw grond.
De man knikte
verbouwereerd.
Wat is er mee ui allemaal aan de hand.
Vent toch
hedde ui nie bezeerd
Ge zit helemaal onder het zand.
Nee hoor,
dat is allemaal al werkende gegaan.
Ik kan me wel eens vuil maken
in de hof.
Dan heb je nui wel ui best gedaan.
Want ui ne snoet
hangt vol stof.
Och ik heb juist gedaan met werken.
Nu nog een
verfrissend bad.
Dan de innerlijke man versterken.
En dat
hebben we dan weeral gehad.
Dan de terugreis van lange duur.
En
de pijn zo goed mogelijk verbeten.
Achterna gestaard door mijn
gebuur.
Want dat mocht hij niet weten.
Maar ik was nog maar om
de hoek.
Of ik onderzocht al mijn oude knoken.
Mijn stoere
houding was zoek.
Gelukkig had ik niets gebroken.
Alleen een
grote snede in mijn hand.
Van wel drie millimeter lang.
Vlug
ontsmet en een verband.
Met een plakker er op van de eerste
rang.
En ik laat het mijn vrouwtje een paar keer horen.
Hoeveel
pijn dat allemaal wel doet.
Ik heb zeker en vast vier druppels
bloed verloren.
Maar een zalig kusje maakt toch zoveel goed.
Louis Victor (Gekscheren moet ook kunnen.)