44. De zwarte vogel
Jong en ferm zat een zwarte vogel op
het dak
Luid te verkonden hoe sterk hij was
Flierefluitend
orgelde hij zijn lied
Zorgeloos en overmoedig
Wild en zottig
vloog hij zwierig naar een tak
Recht tegenover een raam met
glas
Wat is dat zwart daar wat hij ziet
Toen floot hij
overvloedig
Een tegenstander wipte ook daar op en neer
Ach een
indringer hier in zijn gebied
Dat was natuurlijk ongehoord
Stout
en onvervaard
Die hem zienderogen naaapte keer op keer
Die
wandaad verdroeg hij verder niet
En was nu vreselijk verstoord
Met
opgerichte staart
Nog eenmaal weerklonk een waarschuwing
Toen
viel hij heel fel op die vijand aan
Maar hij had helaas niet
gezien
Dat het zijn spiegelbeeld was
Zo botste hij in zijn
geweldige voortstuwing
Tegen de ruit zeer hard en spontaan
Het
was zo rond een uur of tien
Men hoorde brekend glas
Dat
rinkelend en splinterend neerviel heel luid
Maar de felle zwarte
vogel was dood
Er was alleen nog dat grote gat
In dat vuile
oude raam
De zwarte dode vogel viel de ratten ten buit
Er bleef
alleen maar een plekje rood
En een raam waar niets in zat
Een
drama zonder naam
De volgende morgen reeds nog heel vroeg
Zat
al een nieuwe zwarte vogel daar
Fris Jong en zingend luid en
fel
Onbezorgd en vol moed
Dit is van mij, ga dus elders er is
plaats genoeg
En waar vloog de jonge toen ook naar
Weer naar
die tak zo heel snel
Maar hij zat daar goed
Want er was alleen
een leeg raam zonder glas
Zichzelf daar in zien kon nu niet
meer
Dat gevaar was nu geweken
En hij zong met gloed
Hij zag
alleen dat rottende raam die daar was
En dat groot zwart gat
natuurlijk weer
Er werd niet meer door gekeken
'T was stuk
voorgoed
Lang nog lang nog zou dat raam daar staan
Maar de
eerste vogel was vergeten
Uitgezongen was zijn lied
Verdwenen
zijn stoere stem
Maar de nieuwe zwarte vogel zong voortaan
Niemand
heeft van het drama geweten
En niemand had dus verdriet
Maar de
jonge zwarte vogel zong met klem
Louis Victor, 2004