43. Een mooie Januari dag
Twintig januari negentienhonderd negentig.
Het zonnetje maakt
ons blij en levendig.
Een stralend veldeken ligt ons voor de
ogen.
Het maakt ons vro en opgetogen.
En waarlijk daar fluit
een eerste merel.
Als wou hij zeggen wat ben ik een kerel.
Hier
is mijn terrein en bouw ik straks mijn nest.
De anderen moeten
maar gaan wonen in de rest.
En ginder verder in de wei
wanen ze
zich geloof ik ook in mei.
Enkele grove lijsters zijn een
robbertje aan 't vechten
om hun geschillen te beslechten.
Om
uit te maken wie hier de baas zal zijn.
En wie hier het recht
heeft op dat terrein.
Met knippende snavels fladderen ze op en
neer
en achtervolgen elkaar heen en weer.
Ook de tortels hebben
de kriebels in hun bloed.
Er wordt hier wat af gekoerekoet.
En
alhoewel het anders vreedzame beestjes zijn
gaat het er hard aan
toe voor 't vrouwtje mijn of dijn.
Al koerend scheren ze door de
lucht
in snelle en scherpe vlucht.
Soms vliegen de pluimen in
het rond.
Geloof me ze voelen zich zeer gezond.
Louis Victor