63. Ik sta voor het raam

26-11-2021

Ik sta voor het raam in de keuken naar buiten te kijken
We zijn bezig met de afwas, ik en mijn vrouw
Ik laat mijn blik over weiden en velden strijken
Schoon he zei ik onder het afdrogen tegen haar
Kijk ne keer van hieruit zien we tot aan de vaart
Wat en zicht he, kijk ne keer van hier tot daar
Zie nu toch ne keer hoeveel soorten groen
Grasgroen grijsgroen geelgroen, en zoveel meer
Ze lachte, zoede nie beter een beetje voortdoen
Je staat weer te dromen van uw weidse veld
Be nee be nee zei ik, ik doe toch voort
Haja zei ze, twee kopjes en een bord welgeteld
Hoch der es tijd genoeg he schat, kijk ne keer daar
Hoe zot die koe aan het rond springen is
Ja de die daar ginder ver met haar rossig haar
Ze zijn nog maar buiten he zei 't vrouwtje dan
En ze zijn blij eindelijk weer in de weide te mogen
Ja 't is waar, die beesten genieten daarvan
Voor mijn part hebben wij het mooiste zicht hier
Een wijds zicht van bezige de boeren op het veld
En die grazende koeien bekijk ik altijd met plezier
Jonge jonge wat is ons weids veld toch schoon
Zie ginder ne keer nen loper mee zijnen hond
Wat een zicht he vrouwke, zo vanuit onze woon
Een koppel eksters zijn al nest aan 't maken
Ze vliegen haastig af en aan met takjes en twijgen
Alsof ze bang zijn niet op tijd klaar te geraken
En de roep van een specht galmt door de lucht
En even later tokkeld hij naartig tegen een boom
Takketakketakke met een heel speciaal gerucht
Een vink laat gezwind zijn suskewiet horen
Luister vrouwtje, dat es den eerste keer van de jare
Zoede nui echt nie bang zijn om dat te storen
'k He 'k ik al ne merlaere hoort zei 't vrouwtje lief
E kijk zei ik dien ekster steelt de kat haar eten
Weeral zei mijn vrouw dienen luizigen dief
We lachten daarom, 't es gelijk da liedje daar
Welk liedje vroeg het vrouwtje verwonderd
Awel! Dat van de stelende ekster newaar
De titel van da liedje heet azo, da wete toch wel
Ik he daar nog noeit van hoort zei 't vrouwtje
Ge spreekt zeker weer over een muziekspel
A jamaar vrouwke dat es heel goed gekend hoor
Ik hore uine muziek nie gairen zei ze dan
Ik hore toch veel liever het meulenhof koor
Haar blik dwaalde door het raam hij es daar weer
Wiene? Vroeg ik, niet wetend wat ze bedoelde
Die vent mee zijnen hond, voor de tweede keer
Nee nee zei ik, ik zag hem eerst aan diene kant
En hij es thij nui nog maar tot aan daar waar
Loopt dienen hond los of loopt hij aan nen band
Da weet ik nie zulle 't es te verre om te zien
E jamaar ge ziet dat toch o thij verre voren loopt
Ja! Nui hen ze al lijnen van zo ne meter of tien
De man en de hond verdwijnen uit het zicht
En dan verschijnd van over de eiken een kraai
Kraaa zegt ze en laat zich naar beneden glijden
Dan land ze op de weide met een sierlijke draai
Enkele seconden later land een tweede neer
Parmantig stappen ze door het malse gras
Naar links en rechts en steeds over en weer
Ze zijn zwart! Maar toch, kijk ne keer goed
Als ze draaien veranderd de kleur in het licht
Terwijl hun schoonheid daar niet bij inboet
Een purperen glans glijd over hun gladde veren
Door het zonlicht die de vogels gul beschijnt
Door stil te kijken kan je nog zoveel leren
Of zie ik dat maar alleen, zien anderen dat niet
Ik zou dat haast durven denken, of ben ik mis
Mensen lopen voorbij, niemand die de vogels ziet
Na de afwas ging ik eventjes gaan wandelen
Haja! Langs de mooie vaart natuurlijk
Der is een tijd van verpozen en van handelen
Dus om eens een praatje te slaan newaar
Over koetjes en kalfjes en het weer he
Maar zo gemakkelijkt lijkt dat niet met die daar
Haja he ze hebben waarschijnlijk geen tijd
Ze zitten onder de stress ze moeten zoveel doen
Da groene veld? Nou ja en dan? Of mij dat verblijd?
Ze snappen zelfs niet waar ik het over heb jong
Schoon? Wa weiden en wat land, en es dat al?
Wat! Al! Een verwijt ligt al direct op mijn tong
Al! Denk ik dan, zijn ze dan blind? Zie de natuur!
De natuur? Wat es ter hier eigenlijk te zien allee
Hij kijkt in het rond gelijk iemand met het zuur
't Is precies of hij een lederen bril op heeft
Ik zie nieks bijzonders zegt hij, der es hier niets
Hij ziet noch struik noch boom noch iets dat leeft
Zelf niet de mooie wolkjes die langzaam drijven
Noch de witte sierlijke meeuwen die overzweven
Hij loopt dan door, waarom zou hij langer blijven
Daar snap ik niets van, is dat een wandelaar?
Die wandeld maar om te wandelen meer niet
Zonder intresse voor de natuur dat is toch raar
Zou hij werkelijk het het lied van de vink niet horen
Het boe geroep van de koe en het kraa der kraaien
En klinkt het getokkel van de specht niet in zijn oren
Dan heb ik medelijden met hem, die hoord en doof is
Die stuur sterlingen vooruit kijkt en toch niets ziet
Zijn kop zit vol van stress, geloof me dat gaat mis
De mooie vaart neemt hij niet eens in aanmerking
Hij wil n de natuur wandelen maar ziet hem niet
Het jachtig leven belaad mens met een beperking
Tja wa wilde! Hij moet zoveel kilometers afleggen
De vreedzame rustige visssers ziet hij niet eens
Ik doe ook geen moeite om er iets over te zeggen
In 't voorbijgaan zwiept hij met zijn wandelstok rond
Elke pissebloem die hij tegenkomt slaat hij kapot
Sjonge toch! Daar liggen ze, gehavend op de grond
Waarom doet hij dat? Wat heeft die bloem misdaan
Dat begrijp ik niet, is een paardebloem dan niet mooi
Ik hoop stilletjes dat hij hier al heel rap weg zal gaan
En mijn wens word dan gelukkig ook snel vervuld
Hij trekt zo nog eens zenuwachtig zijn lip omhoog
En ja, beloond dan uiteindelijk toch mijn geduld
De wandelaar of wat hij ook is, strest er vandoor
Ik heradem, zo! De rust keerd terug en ook de specht
Want zijn geratel op de bomen treft alweer mijn oor
Een auto komt traag aangereden en stopt daar dan
Ha een visser! Da zie je aan zijn pet, en zijn trui
Hij stapt dan ook wat gejaagt uit zo rap hij kan
Ook aan 't vissen vraagd hij, en bijten ze goed?
Kweenie jong zei ik, 'k ben maar aan 't wandelen
Van de haast bleef hij wat haperen met zijn voet
'k Zoe mij verongelukken van de haast lachte hij
Ik zoe nog gairen een paar visjes vangen he vent
't Es al zo lang geleen he, ik voel mij nui echt blij
Ja zei ik, 't es nog nie zeker dadde iets vangt waar
't Es wel goe were, maar ze moeten bijten ook he
Och ja, bijten ze niet lachte hij, dan maar tot daar
Dan zit ik toch in die mooie vrije natuur te genieten
De vogeltjes zingen boven mijne kop he vent
En 'k zie ze hier af en toe over 't water schieten
't Es hier toch heerlijk he langs de schone vaard
En of! Was mijn antwoord, 't es hier vree schone
Dan toch iemand die deze schoonheid aanvaard
Het stemde mij echt blij, toch iemand die dat ziet
De schoonheid van da mooie veld, ik ben niet alleen
't Es gelijk een schilderij he zegt hij wat een gebied
Maar veel mensen zien da niet he, raar he zeg
Awel zei ik, da begrijbbe 'k ik nui ook niet ziedde
Ze lopen hier voorbij, zonder zien en hop were weg
Ze zien gewoon de schoonheid van de eenvoud niet
He rare mensen he zei de ander, de stress he vent
Hoor nui toch ne keer naar die vink haar prachtig lied
Ik glimlachte, jaja man! De natuur es wondermooi
Maar ge moet er tijd voor maken he, en goe kijken
Ha daarzie zit ze zei de ander, in haar prachtige tooi
Ik kom hier al jaren vissen maar ook voor de natuur
Ge moet dat in ui laten bezinken de tijd nemen he
't Es hier allemaal nog zo zuiver he mens zo puur
Ha 'k peisdighet zei ik, ik he ui hier al meer gezien
Da zal wel zei de ander, ik meen ui ook al te kennen
Haja jong ik kom hier zo toch wel al een jaar of tien
Al pratend had hij intussen zijn visgerei genomen
Ze bijten goed hoor vandage zei een voorbijganger
Allee! Zei de ander 'k ben blije da'k ben gekomen
En na nog een vriendelijke groet, liep hij heen
Ik voelde mij in mijn nopjes, die zag het mooie veld wel
Zijn natuurlijke schoonheid, zie ik dus niet alleenLouis Victor

© 2018-2021 Louis Victor. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin