67. Kon ik het maar overdoen
Kon ik het maar allemaal nog eens overdoen
We waren gelukkiger,
al hadden we niet veel poen
Zuchte een vijvenzeventig jarige man
overmand
Echt jong, ik zie vader nog patatten steken op 't land
Ik
voel me zo triest als ik denk aan die tijd van toen
We ravotten in
het malse gras zo zacht en groen
Weer jong zijn en onbezorgd, dat
was pas plezant
O, zei ik, Ik hoorde andere verhalen in dat
verband
Was het leven dan werkelijk zo heel veel beter
Waren de
winters soms warmer en de zomers heter
Ach vent, zei hij, dat was
nog die goede oude tijd
't Gaat om de mensen he, die waren toen
verblijd
Kon ik maar, ik keerde op staande voet weder
De
schoenen he vent, die waren nog van echt leder
Jaaa! Antwoorde
ik, als je er tenminste kon kopen
Volgens mijn weten, lag het geld
niet echt op hopen
Maar zou je dan zo precies alles willen
herbeleven
Er is u toen allicht niet altijd zonneschijn gegeven
A
nee he! Ik zou het nu een beetje anders doen
Ach! Zei ik dan, dan
was die tijd zo mooi niet toen
Toch! Tochwel!
Protesteerde de ander heel mooi
Al was leven toen natuurlijk een
beetje uit de plooi
Aja, die oorlog was daar he, er was weinig
eten
Ach! Zei ik, ge zijt dat dan toch nog niet vergeten
Maar
anders he vent, zei hij, echt ne schonen tijd
Ik verstond hem wel!
En maakte ook geen verwijt
Maar toch! Ik had daar nogal wat
bedenkingen bij
Volgens mij waren in die tijd niet alle mensen
blij
Ik stel die goede oude tijd zo een beetje in vraag
Ik leed
nooit honger 't is niet dat ik erover klaag
Maar! Dat alles in die
tijd koek en ei was! Pardon!
Mijn vader moest algelijk werken zo
hard hij kon
Van smorgens heel vroeg tot savonds heel laat
En
ik zag kinderen, bedelend van armoe op straat
Dat bestaat nu ook
nog wel, dat beweer ik niet
Vertel me niet dat het vroeger ook
niet is geschied
Men stierf toen al aan een blindedarmonsteking
De
werkman had bij de winkelier een rode rekening
Dat ben ik nog niet
vergeten hoor! Nee niet zo rap
Een oud vrouwtje die weende om een
beetje pap
Mannen die stroopten op gevaar van hun leven
Om hun
kinderen toch wat vlees te kunnen geven
Die sparren gingen stelen
om aan branding te raken
En hongerende kinderen met ingevallen
kaken
Nee jong! Zwijg mij maar van die goede oude tijd
't Is in
enkele goede herinneringen dat ge u verblijd
Al wat slecht was,
hebt ge uit uw geest verdrongen
Het spijt me, maar uw denkbeeld is
wat vervrongen
Ik zag dronkaards hun vrouw ongenadig slaan
Ook
uit mizerie voor hun uitzichtloos ellendig bestaan
Ze moesten
daarom hun vrouw niet mollesteren
Maar ja he, niets verdienen, wat
ze ook proberen
En moeder de vrouw moet de kinderen toch voeden
Er
komt geen geld binnen en dat zit daar te broeden
Dus maar zagen
aan vader zijn kop, ik moet geld!
Die gebruikt dan in radeloosheid
soms wel geweld
Nee jong 't was niet alles koek en ei, ik zag
genoeg
Kinderen die hoorden te spelen, liepen achter de ploeg
Twee
jonge mooie zussen stierven aan de tering
In die tijd hadden ze
daartegen nog geen verwering
Ik zag een moeder huilen met haar
handen in de lucht
Haar drie maanden kindje stierf, dat was geen
klucht
Aan een simpel iets, er was geen geneesmiddel toen
De
dokter wou helpen maar kon er niets aan doen
Nee jong, ik zie die
goede oude tijd door geen roze bril
Voor veel mensen was het leven
toen een bittere pil
Allee vent zei de ander, we hebben toch leute
gemaakt
Ja! Zei ik, de zaterdagavond, was je niet zo gekraakt
Awel
zei de ander, we zaten toen gezellig te praten
Aan de kant van de
gracht, wij samen met ons maten
Weet je, ons ouders konden zo
spannend vertellen
Terwijl ons moeder daar de kousen zat te
verstellen
Natuurlijk weet ik dat jong. Niet alles was toen
slecht
Maar ik romantiseer die tijd niet, ik bezie dat oprecht
Ik
weet nog dat vader vogels met mij ging zoeken
In de bossen langs
de velden tot in de verste hoeken
Ja! Voor mij was dat een zalig
tijd, dat geef ik toe
Ik hoor hem nog zeggen, awel ben je nog niet
moe
Maar nee hoor dat werd ik nooit moe, dat was mooi
We vingen
zelfs een eksterjong met prachtige tooi
Had die mooie pluimen man,
hij glansde gewoon!
Jaja, ik ken dat zei de ander op mijmerende
toon
Maar je hebt gelijk hoor, niet alles liep gemeerd
Mijn
eigen vader is ook veel te vroeg afgemeerd
Allee gestorven he zeg,
ge verstaat gij mij toch wel
Maar natuurlijk jong, 't leven is
niet altijd kinderspel
Awel vent, veertig jaar, allee vent, es da
nie vroeg
En mijn moeder de sukkel die zo onbarmhartig kloeg
Het
ging mij door 't herte gelijk een vliemend mes
Wa wilde gij he
vent, we waren wij thuis met zes
Toen stond moeder daar moederziel
alleen voren
Het kleinste sliep nog in de wieg zonder zich te
storen
Ja ja, je hebt gelijk vent, 't was niet altijd mooie
tijd
Dat herinner ik mij nog goed! We waren niet verblijd
Later
is moeder hertrouwd met een doorbrave man
Ze is er echt zo
gelukkig mee geweest als maar kan
Hij hield van de kinderen al
waren ze niet van hem
En tegen mijn moeder verhief hij nooit zijn
stem
Ik hield van hem als van mijn eigen vader, echt waar
Ik
voelde mij veilig bij hem, ik duchte geen gevaar
't Is waar zei
ik, ik kende hem, uw moeder had geluk
Hij was altijd welgezind,
content en zonder enige nuk
Hij zou zijn leven voor uw moeder
hebben gegeven
En zij zijn elkaar dan ook altijd heel trouw
gebleven
Ja! tis waar zei de ander weer, twas een goede man
We
gingen samen ook gaan vissen zo nu en dan
Veel vrije tijd had hij
niet want hij moest ook werken
Maar hij kon er goed tegen twas
nogal ne sterken
Ja hoor! Ik heb veel goede herinneringen aan
hem
Een lieve man met een aangenaam zachte stem
We hadden het
natuurlijk niet breed, met zovelen
Het was de eindjes aan elkaar
knopen en delen
Ik was veertien toen ik uit noodzaak ging
werken
Dat dit niet pluis was ging ik al heel vlug merken
Den
boer waar ik aan de slag moest was een beest
En ikzelf ben ook
nooit een gemakkelijke geweest
Theeft er daar dan ook dikwijls
bovenop gezeten
Ik liet mij niet uitkafferen, ik moest dat niet
weten
Op een keer gaf hij mij daar een draai om mijn oren
Vent!
Ik had hem toen wel in de grond kunnen boren
Ik ben er tegenaan
gevlogen en er wild op geklopt
Ik heb hem gebeten en tegen zijn
schenen geschopt
Hij heeft veertien dagen niet kunnen werken
toen
Tja! Ik had het bij nader inzien niet moeten doen
Ik vloog
natuurlijk met mijn klieken en klakken buiten
En mijn moeder de
slore huilde dan tranen met tuiten
Maar jongen toch, we rekenden
zo op dat beetje geld
Verdraag toch iets en gebruik zomaar geen
geweld
Maar ik zei, ik verhonger liever dan mij te laten slaan
Dat
mocht ik tegen haar niet uit mijn mond laten gaan
Ze keek mij
verbijsterd aan, zo heb ik u niet opgevoed
Spreek zo niet tegen
mij jongen dat doet mij geen goed
Als ik daaraan terugdenk voel ik
nog altijd diepe spijt
Ik maak mezelf en zolang nadien daarvoor
nog verwijt
Kijk! Dat zijn van die dingen die ik nu anders zou
doen
Maar ja je bent jong he, en ik was nogal een kapoen
Die
treurige ogen van mijn moeder vergeet ik niet
Ze verweet me toen
verder niets maar ze had verdriet
Ik voelde haar teleurstelling
tot heel diep in mijn hart
Het maakte mij overstuur en ik was gans
verward
Ik ben naar buiten gegaan en heb daar staan wenen
Nu,
zolang nadie he jong slaat het nog in mijn benen
Zo een lieve
moeder verdriet doen, dat was verkeerd
Zoiets deed ik nooit weer,
ik had mijn les geleerd
Ik heb toen geschuurd, gedweilt en de
afwas gedaan
De bedden opgemaakt en dan naar de winkel
gegaan
Kortom, ik nam van spijt al het werk uit haar handen
Ik
deed zelfs het stof van de kaders aan de wanden
Toen lachte ze en
heeft me op mijn voorhoofd gekust
Dank u jongen zei ze, en dat
stelde mij eindelijk gerust
Gelukkig kon ik dezefde week bij een
andere boer terecht
Jaja die keer had ik sjanse en ik was blij he
vent! Oprecht
Een totaal andere mens, die meelevend was met zijn
volk
Vergeleken met mijn vorige baas was die man een wolk
Moeder
kon haar geluk niet op en ik he daar jaren gewerkt
Met de tijd
verdiende ik wat meer en da heeft mij gesterkt
Da voorval he mij
veel wijzer gemaakt, ik was wa te straf
Van dan af ging het bij
ons beter de grote armoe was er af
Geloof het of niet jong maar
moeder liep soms te zingen
Ja gelijk dadde beaamde ik, er waren
ook mooie dingen
Ja vent! Zei hij en mijn moeder kon schone
zingen hoor
Echt he, zelfs stiefvader stond er in bewondering
voor
Dat is dan een van die mooie herinneringen van toen
Ja
hoor zo'n herinneringen zou ik graag eens herdoen
Hij glimlachte,
hja ik zou niet graag alles overdoen hoor
Ik begrijp je wel hoor
in veel opzichten ben ik er niet voor
Maar 't leven was wel veel
kalmer en rustiger dan nu waar
Vooral na het werk we kwamen als
buren vaak bij elkaar
Daar aan de rand van de weg op de kant van
de gracht
Je zag toen nog veel blauwe korenbloemen in hun
pracht
't Es toch azu he vent, en de leeuwerikken in de lucht
Wete
da nog, altijd maar hoger tierelewietend in hun vlucht
En ziede
gij nui nog ne pairdewachter alhiere, verdwenen
Hier in ons streke
toch niemeer he, waar zijn die henen
Jaja jaja moest ik toegeven
der gaat de laatste tijd wat mis
Ik wede nog goed he vent in de
zwartegatbeke zat toen vis
Ja natuurlijk maar stekelbaarsjes he
maar twas toch mooi
Tegenwordig smijten ze de natuur zo een beetje
te gooi
Jaja vroeger hadden ze daar meer eerbied voor dat wel
Maar
den dag van vandage es dat allemaele een geldspel
Jaja kmoe
toegeven, dat er vroeger meer bossen waren
Maar nui smijten ze de
bomen al uit omwille van de blaren
De ander lachte, zie je wel dat
het vroeger toch beter was
Toen stonden er overal nog bloemetjes
tussen het gras
De natuur was dan nog puurder da moek wel
toegeven
Antwoorde ik, maar we hebben nui toch een beter
leven
Jaja zei de ander, wij wel, maar ook niet iedereen hier
In
sommige krottewijken hebben ze ook nie veel plezier
Hja he zei ik,
't es ook hier nie altijd goe verdeeld waar
Maar vroeger ook niet
he, hulp stond ook niet altijd klaar
Laten we er in overeenkomen
lachte de ander dan weer
't Es nui soms goed, maar ja vroeger soms
ook ne keer
He gelijk jong zei ik elke tijd heeft zijn goe en
slechte kant
En 't es waar hoor 't was vroeger ook soms heel
plezant
Louis Victor