14. Toon en de duivenjongen

27-11-2021

TOON EN DE DUIVENJONGEN Van : 7/2/2000
Tot :17/3/2000
't Was zaterdagavond na de dagelijkse bezigheden rond een uur of zeven
Dat enige mannen en kinderen als naar gewoonte daar samen kwamen
Om uit te rusten van het werk en wat gezellig te keuvelen over het leven
Ze zaten daar langs de kasseienweg op de zijkant van een droge gracht
Sommigen van hen hadden zo een baalzak meegebracht om op te zitten
De anderen hadden dat niet nodig en vonden het groene gras ook zacht
Het was een heel mooie aangename zomeravond windstil vredig en warm
Toon, een schavuit van een jongen was er als meestal het geval was ook bij
Tot alle kattekwaadstreken was hij in staat, hij had niet veel hij was arm
Het was geen schurk hoor, bijlange niet, maar hij zat wel vol apenstreken
Hij kon het niet laten, en iedereen had wel eens met hem te maken gehad
En sommigen dreigden dan lachend hem ne keer de nek te zullen breken
Maar deze avond wou hij iets van Lowie en was geweldig aan het zagen
Allee toe vent Lowie geef mij nu toch eens zo een koppel duivenjongen
Je hebt er toch veel, ik help u de ganse week met afladen van uw wagen
Lowie was opkoper van konijnen, duiven kiekens en ook konijnenvellen
Hij was er niet zo heel rijk op geworden, want zoveel bracht het nu niet op
En hij moest het dan ook met een klein wagentje en klein paardje stellen
Maar voor Lowie was dat meer dan genoeg, hij was er wel gelukkig mee
't Was ook maar een heel eenvoudig mens, hij hield niet van de grote sier
En hij had ook geen behoefte aan feesten of een lange vakantie aan zee
Jamaar vent Toon zei Lowie wete gij wel hoeveel zo een duivenjong kost
Jamaar allee vent Lowie zei Toon je hebt ze toch zelf aan de inkoopprijs
Ja zei Lowie als ik ze voor niets weggeef ben ik er vaneigen rap van verlost
Toon trok een sip gezicht en de ganse groep schaterde het uit van plezier
Ha nee he Toon zei Lowie plagend, ik zie mij al heel mijne boel uitdelen
Voor niets gaat de zon op he jong, maar voor niets koop je nog genen pier
Elk volgde het gesprek en weer werd er hartelijk gelachen om die uitspraak
Maar ge moet het niet voor niets doen zei Toon, wil je dat ik er voor werk
Wil je dat ik een ganse week met u meerij en goed over uw paardje waak
Ho Neen zulle lachte Lowie, met u erbij Toon kan er van alles gebeuren
Je zou in een zotte bui, er wel eens met mijn wagen vandoor kunnen gaan
Dan sta ik daar te kijken, dan kan ik mijnen boel op mijnen rug gaan sleuren
Maar Lowie ge kent me toch beter dan dat, zoiets meende gij toch niet echt
Ik haal toch alleen toch maar kleine grappen uit, waar iedereen mee lacht
En ditmaal was Toon ernstig, je zag het zo aan zijn gezicht, hij was oprecht
Dat is waar Lowie, groot kwaad doet hij niet vielen de anderen lachend bij
Toon voelde zich gesteund, allee Lowie, 'k ben toch maar ne armen sloeber
Ge weet dat ik geen geld heb voor duivenjongen, maak mij toch ne keer blij
Ha nee he riep Lowie, zo verdien ik niets he jong voor niets gaat de zon op
Als ge duivenjongen wilt, zult er toch zeker iets moeten voor over hebben
En hij zei lachend, geen nood Toon, want ik heb een plannetje in mijn kop
En niet vies zijn he, mij heb je al meer dan een keer een poets gebakken
Wel ge kunt uw duiven krijgen, maar pas he, alleen op mijn voorwaarde
't Is nu mijn toer om te lachen, want nu neem ik u zelf eens goed te pakken
O ja vroeg toon verwonderd, allee Lowie vent wa moe 'k ik daar voor doen
Ik doe u maar één keer een voorstel zei Lowie, en 't is te nemen of te laten
Weigert gij, is de kans verkeken, kom dan maar voor de dag met de poen
A maar Lowie jongen, ik heb ik genen poen allee zeg wa peinsde gij wel
'k Heb ik alleen maar een proper kustuumke, zo voor op speciale dagen
En meer bezit ik niet van kleren vent, want de rest heb ik hier aan mijn vel
'k Late varen van geld te hebben, duivenjongen kanne 'k ik nooit betalen
Ge weet zelf goed genoeg dat mijn moeder maar een arme weduwe is
Waar zit uw verstand, allee Lowie waar zou ik geld moeten gaan halen
't Is mij just gelijk toon zei Lowie, voor niets krijgt ge die duivenjongen niet
Maar kijk, ziet ge die buis daar onder dat mennegat, kijk maar eens goed
Ja, vaneigens zei toon, 't ligt daar nogal wat modder in he, zoals ge ziet
Dat is het nu juist zei Lowie, als ge duiven wilt ge moet er door kruipen
Dan krijgt ge van mij onmiddellijk uw duivenjongen gans gratis voor niets
Ge ziet dat van hier zei Toon, ik ben niet zot, ik zou zeker nogal druipen
O geen probleem zei Lowie, maar schei dan ook maar uit met uw zagen
Ik wou nu eens mijn goed hart tonen omdat ge ze voor niets kon krijgen
Maar nee he! Dan begint meneer Toon over zo een kleinigheid te klagen
Jamaar Lowie jongen zei Toon, als ik dan halverwege moest blijven steken
Want achteruit kan ik dan niet meer, dat gaat niet he vent in die smalle buis
Ja zeg! Ik zie me ginder al tussen die smerige vieze troep zitten te weken
Dat is toch geen probleem he Toon zei Lowie, 't is maar ne meter of vier
Allee toe jong, we kunnen dan nog gemakkelijk aan beide kanten aan u
Ofwel kunnen we van langs ginder aan u, ofwel kan dat zo van langs hier
De ganse bende verkneukelde zich natuurlijk reeds op wat ging gebeuren
Ik zit toch nog met een groot probleem hoor Lowie, ik heb maar die kleren
Als ik het moest doen en daarin per ongeluk mijn kleren moest scheuren?
Geen probleem Toon, daar hoeft u zich geen zorgen over te maken Toon
Ge weet toch dat ik lompen ga ophalen, dat doe ik ook bij de rijke mensen
En daar zitten soms schone kleren bij hoor, echt he jong zelfs heel schoon
Ge moogt gerust zijn, 'k heb ik daar al veel goede dingen uit kunnen halen
Ik ben daar niet beschaamd om, als ze passen draag ik er zelf kleren van
En soms komen er nog arme mensen om die geen nieuwe kunnen betalen
Je kan dus gerust zijn he, kijk we binden een touw onder uw oksels heen
Ge moet zo dus niet bang zijn dat ge er niet meer uit zult kunnen he Toon
En we binden voor alle zekerheid ook nog een dikke koorde rond uw been
Pere moet alles aan de andere kant controleren tegen mogelijke hinder
En Remon trekt u voorzichtig door de buis, dat is toch ne brave jongen he
Kijk Toon, we werpen natuurlijk eerst dat touw door de buis naar ginder
Toe Toon niet meer terugkrabbelen moedigde de joelende bende hem aan
't Is toch maar een beetje modder he vent, en 't is algelijk subiet verdiend
Allee jong mee een beetje goede wil moet dat toch zeker gemakkelijk gaan
Allee! Riep Toon, 't is goed ik doe het, maar voorzichtig of ik doe niet mee
En mij niet laten steken he zeg gasten als ik ginder halverwege ben zulle
Maar ba nee riep Lowie, allee vooruit begin der maar aan gij bange pee
Wadde! Zei Toon, ikke bang, zijde zot ja! Van azo een stukske buis zeker
Als 't moet kruip ik er door zonder die koord, dat is nog eens wat anders he
Nee! Geen dwaasheden zei Pere, met koord of anders niet, zotte spreker
We willen wel dat ge er eens door kruipt en ook ne keer op uw tanden bijt
Door nu zelf ne keer en tegen uw zin ook een goed plagerijtje te ondergaan
We willen wel eens lachen he, maar daarom willen we u toch nog niet kwijt
Monten! Zei Toon, hou ze in de gaten, ik reken op u dat het eerlijk verloopt
Want al die kerels hier zitten ook vol streken, ze hebben er teveel plezier in
Kijk maar goed toe Monten, dat men mij hier geen te grote poets verkoopt
Zijt maar gerust Toon zei Pere, alles zal hier heel eerlijk en langzaam gaan
't Zal niet plezant zijn dat zeg ik u op voorhand, en ge zijt niet verplicht hoor
Maar ik zorg er wel voor dat alles goed zal werken daar kunt ge van opaan
Toon stak zijne kop in die buis en riep meteen, mens is me dat hier stinken
Tistje hief lachend zijn hoofd op, heb je dat gehoord, riep hij tegen Mantje
Hoe raar en galmend dat je zijn stem daar aan de andere kant hoort klinken
Leg je gewoon plat op uwen buik, riep Remon, we trekken wij u wel voort
En de menigte gierde het uit, en ze riepen luid, allee Toon toe vooruit Toon
Maar Toon bleef er kalm bij, en schoof beetje bij beetje door ongestoord
Alles nog goed Toon ge moet zeggen als ge stopt riep Pere van tijd tot tijd
Hij was overbezorgd, ge zit nog niet te ver, ge kunt altijd nog terug hoor
Wat denk ge Toon jongen doe je nog verder of niet, hebt ge nog geen spijt
Daar is geen sprake van riep Toon, als ik zo ver ben om nog terug te keren
Al moet ik wel zeggen dat het hier stinkt gelijk nen das van die geutmorre
En er es meer water dan ik dacht 'k lig hier al met doorweekte natte kleren
Trek gij maar voort jongen Remon, ik geef nu niet op hoor alles gaat goed
En de bende moedigde hem luid roepend aan, nog een beetje vent Toon
Goed vent Toon gij zijt gij den eersten en eenigsten die dat durft en doet
Toen verdwenen Toon zij voeten in de buis en hij was niet meer te zien
En dan was het even stil, ook in de buis, en Remon trok stilletjes verder
Ze zaten daar nu toch gelijk ietwat bedrukt te wachten met zo' n stuk of tien
Plots hoorden ze in de buis een raar gedempt geluid, en dan, eie mijne kop
Toon! Riep Pere ongerust, wat is er gebeurd jong hebt ge u pijn gedaan
Da zou 'k nogal geloven zeg, riep toon terug, der staat een ferme buil op
Hoe een buile! Riep Pere, hoe kan da nui allee van wadde en waar dan wel
Van 't niezen he vent riep Toon, en kloppe mee mijne kop tegen die buize
Azu een ei op mijnen kop vent Pere, mijne jongen! En azu just onder da vel
De bende joelde het uit toen ze dat hoorden en ze lachten zich bijna krom
Jaja steunde Toon ginder van onder die buize, lacht gulder maar ne keer
Maar maak toch maar als 't u belieft dat ik hier uit dat stinkend gat kom
Remon trok Toon voorzichtig naar zich toe, een beetje bij beetje vooruit
Nog eventjes vent Toon riep hij, niet teveel slijk voor u, gaat het nog altijd
Ja ja doe maar riep Toon terug, nog een beetje, 'k heb al bijna mijn buit
'k Ben wel helemaal doornat van de geutmore en ik stink gelijk nen beer
Maar 't is mij zoveel waard, en mijn duivenjongen heb ik eerlijk verdiend
Hela beste jongens! Was het eerste wat hij uitbracht, hier ben ik dan weer
En Toon zijne vrolijke kop kwam meteen vanonder de buis tevoorschijn
Zwart van het slijk zijn haar in pieken van de goor en helemaal doornat
En Mantje en Tistje zeiden, daar moet je toch algelijk ne durver voor zijn
Iedereen lachte natuurlijk hartelijk voor dat smerig stinkend pakje mens
Maar ze hadden toch ook bewondering voor hem, en lieten dat ook blijken
En Toon! Het kon hem niet schelen, eindelijk had hij zijn gedroomde wens
De bende klapte luid in de handen voor de getoonde moed van den toon
Kom jong zei Lowie, je hebt ze verdiend, we gaan uw duivenjongen halen
Je bent nu echter veel te vuil zulle! Eerst wast ge u maar helemaal schoon
De luid joelende bende droeg toon triomfantelijk op hun schouders mee
Allen samen schertsend en vrolijk lachend recht naar het huis van Lowie
Meleke voor iedereen een koffie, riep Lowie, of wie anders wil een thee
En Lowie zijn vrouwtje ontving de joelende bende toen maar met een lach
Hoe konden jullie dat nu toch doen met die jongen, gulder lelijke schavuiten
Toon jongen, hoe zie je der nu toch eigenlijk uit? En dan zo stinken! Bach
Vooruit in dat plaatsje daar ik had het zien aankomen, nu meteen in het bad
Hier is heet water, giet dat bij het koude en het zal de juiste warmte zijn
De zeep ligt daar ook al gereed, allee jongen vooruit en haast u maar wat
Jongens riep toon vanachter de deur, die hebben een echt bad he man!
Een mooi echt bad waar je kan in neerliggen, ge zoe da eens moeten zien
Och! Lachte Lowie, ik had sjans he, dat is een afdankertje van 't kasteel dan
Jaaaah! Lowie jongen zeiden de anderen plagend, azo wordt gij nog rap rijk
Straks ook nog zo een afdankertje van een automobiel, en ge zijt gij gezet
Jajaaa jong ge wordt gij hier straks nog de rijkste koopman van de hele wijk
Ze lachten er natuurlijk hartelijk en vrolijk om als goede buren onder elkaar
En na de koffie kregen ze nog een dreupelken, om de sfeer er in te houden
Intussen was de schropbeurd van den Toon voorbij en stond hij daar klaar
En hij kwam tevoorschijn, met een schoon kostuum, van Meleken gekregen
Mijne jongen zeiden de anderen bewonderend, zeg ge typt gij nogal Toon
Die tocht door die buis deed ui ferm goed, het is voor jouw een ware zegen
Lowie kwam in der haast al aangelopen met een duivenmandje in de hand
Hierzie vent Toon, ik koos ze zelf voor u uit, een duiver en een duifinneken
Vreemd bloed van elkaar, daarmee kunt ge als ge wilt, kweken ten alle kant
Als Toon de beestjes zag sprong hij van blijdschap haast een gat in de lucht
Kijk! Mannen riep hij, ne schonen rosten duiver en een blauw duifinneken
Zo' n schone beesten, bedankt he zeg Lowie jongen, dat es genen bucht
Vent Pere zie nui toch ne keer, maar daar zullen schone jongen van komen
Zelfs de hele bende genoot mee met en moest om zijn verrukking lachen
Toon jongen, zei Pere ge gaat gij daar zeker van uw duivenjongen dromen
't Is te hopen vent Pere, want echt he 'k verlangde er toch al zo lang naar
Awel Monten 't is toch waar he het zijn toch schone beesten he, vind je niet
Ja Toon zei Monten oprecht, 't zijn schone en gezonde beestjes echt waar
Kom Toon zei Remon, laten we nu maar met die duifkes bij u thuis gaan
Want ge moet nu natuurlijk wel ergens een plaatsje voor hen gereedmaken
Dat heeft nogal wat voeten in de aarde, dat is niet op een twee drie gedaan
Remon was wel ouder dan hem maar toch al lang de beste vriend van Toon
De jongen was gek op hem, en wist ook dat hij steeds bij hem terecht kon
Ook Remon was graag bij hem en had voor den Toon, zogezegd een boon
Ze konden het ondanks het leeftijdverschil goed vinden met elkaar die twee
Allee bedankt he Lowie voor mijn schone duiven riep Toon, mannen salu he
Vergeet uw duivenjongen niet he jong riep Lowie, hier neem ze maar mee
Ge moet daar gene schrik voor hebben zijn jong Lowie da vergete 'k ik niet
Nu zal ik voorlopig veel werk hebben om een deftig duivenkot te bouwen
't Kan dus goe gebeuren mannen dat ge me een heel tijdje niet meer ziet
Geen nood hoor Toon 'k zalle wel een beetje komen helpen, zei Remon
Maar ondertussen moeten we ze nu wel ergens kunnen in onderbrengen
Ach geen probleem zei Toon, ik steek ze een paar dagen in een lege ton
Ik maak in een rapke een houten traliewerk en een deurtje van latjes voor
En ik zet die dan voorlopig in ons braskot, ze zitten daar droog en veilig
Ik zorg voor eten en drinken, en daar komen ze wel een paar dagen in door
Dat es een goed gedacht jongen, dan hebben we tenminste even de tijd
We zullen dat eerst eens goed bekijken wat we kunnen doen, zei Remon
Want we kunnen nu toch zomaar niet aan iets beginnen zonder enig belijd
Remon vent zei Toon, 'k ben toch algelijk blij met azu ne vriend gelijk gij
Ik ook met u jong, dat is voor mij hetzelfde met u Toon jongen, zei Remon
Dat ik bevriend ben met u he, zei Toon, daarvoor is mijn moeder ook blij
Remon zijn gezicht werd ineens een beetje rood, en hij vroeg is dat waar?
E maar natuurlijk zei Toon plagend ze zegt dat gij ne goede werker zijt
A jamaar! Zei Remon, ik kan toch alleen maar hetzelfde zeggen van haar
't Is echt een goede werkzame vrouw, die alles voor haar huishouden doet
Hij stond daar zo dromerig voor zich uit te staren, en ze is mooi en zacht
En ze lacht zo vriendelijk en graag, en ze is lief en spaarzaam en zo goed
Ze is altijd zo naarstig en blijgezind en zo deugdzaam en netjes gekleed
Haar was is altijd zo proper en wit, en al werkend is ze er altijd gaarne bij
Ze is nooit te laat met het eten, alles staat altijd al precies op tijd gereed
En ze is zo verstandig en ook heel geduldig, en haar huisje is altijd zo net
En ze lacht zo graag, herhaalde hij weer, en ze zorgt zo goed voor alles
En in de ogen van den Toon blonk een vrolijk lichtje van heimelijke pret
En ze heeft mooie ogen, en zo een lieve stem viel Toon hem in de rede
En zo ne schone mond, en zo' n mooi haar, en zo 'n zachte fijne handen
En Remon is stapelverliefd lachte Toon ineens luid, en nu zit hij er mede
Remon veerde ineens recht en verschoot zich haast een driedubbele bult
En Toon schaterde het uit nog luider uit, toen hij Remon zijn gezicht zag
Ja ja, ontken het maar niet, verliefd lachte Toon, en 't is uw eigen schuld
Maar, maar Toon, stammelde Remon, allee jong waar haalde gij dat uit
Waar? vroeg Toon, en lachte, ge staat er hier gewoon luid van te dromen
En daarbij 'k heb dat al een lange tijd in mijn kleren hoor, gij domme tuit
Toon, zei Remon, ik kan er niets aan doen vent, 't is zo vanzelf gekomen
Ge zijt nu toch niet kwaad he zeg, en niets tegen uw moeder zeggen zulle
He Toon, zwijgen he, of anders mag ik hier misschien nooit meer komen
Maar nee zotteken zei Toon, allee dat is toch normaal ge zijt gij nog vrij
En wie heeft hier eigenlijk gezegd dat moeder daar kwaad voor zou zijn
O neen? Meende gij dadde Toon, zou ze niet boos zijn vroeg Remon blij
Luister ne keer he jongen Remon, mijn moeder is maar zo oud als gij zijt
Ze is al een hele tijd weduwe, maar nog veel te jong om alleen te blijven
En ik merk nu ook wel als gij hier zijt he Remon dat dit haar hart verblijdt
Maar Remon! Zwijgen he, zeg haar nooit dat ik dat tegen u heb gezegd
Nee nee Toone vent, riep Remon uit, wat denkte gij wel ik kan zwijgen he
Remon juichte het bijna uit, is dat waar jongen Toon is ze dan blij, echt!
Hij kon het bijna uitschreeuwen, en was zijn vreugde geen meester meer
Hij maakte een paar gekke bokkesprongen en rende dan wild de tuin in
't Is toch waar he zeg Toon, 't is toch echt he vent, vroeg hij keer op keer
Toon vermaakte zich buitengewoon kostelijk en lachte zich haast krom
Wat is ne verliefde vent toch ne sukkelaar gierde hij, zie dat dom smoel
Hij weet gewoon niet meer wat hij doet van zottigheid, allee zeg hoe stom
Kom mee zei Toon, we gaan meteen mijn duiven aan moeder laten zien
Neeeeje! Riep Remon, nee nee niet nu jongen, nu moet ik echt naar huis
Dat durve 'k ik nu absoluut niet, salu zulle en tot binnen zo een dag of tien
En Remon stoof er in volle vaart vandoor, hopeloos verliefd en verloren
En vooral, ook niet wetende hoe hij zijn uitverkorene nu moest benaderen
Maar met een luid bonzend hart, een mooie liefde was diep in hem geboren
Toon stond daar schaterlachend zijn zotverliefde vriend nog wat te staren
Toen ging hij vlug naar binnen om zijn pas verworven duiven te laten zien
Hè! Zei Nelly verwonderd, ik heb toch gezien dat jullie met zijn twee waren
Och ja! Zei Toon, maar Remon moest zomaar ineens heel dringend weg
Ach! Zei Nelly, en Toon zag ter gelijkertijd de teleurstelling op haar gezicht
Ze bekeek Toon plots aandachtig en zei, maar Toon! Wat is dat met u zeg
Ge staat daar zo te prijken, hoe komde gij aan zo 'n schoon kostuum Toon
Ge ziet er uit alsof ge pas bent gewassen, en uw haar zo schone gekamd
Allee allee vertel op, dat is niet normaal, wat is er toch gebeurd mijn zoon
En Toon vertelde het hele verhaal, zonder iets weg te laten, vanaf het begin
Nelly luisterde met open mond, hoe is dat mogelijk, gij domme jongen toch
Voor een paar duivenjongen kruipt gij zomaar zo 'n smerige vuile buis in
Kijk maake, zei Toon, ik heb hen allen wel eens een goede poets gebakken
En nu lagen ze er toch zo erg op verlekkerd om ook mij eens beet te nemen
En daarvoor heb ik me dan ook maar ne keer heel moedwillig laten pakken
En ik moet zeggen, ze hebben er toch ook echt zoveel plezier aan beleefd
Maar toen ik in de buis zat, waren ze eerst wat stil en toch ook wat bezorgt
Wees maar gerust maake het zijn echte vrienden! Ik heb het goed overleefd
Zijt ge wel zeker vroeg Nelly toen, dat ge da mooie kostuum moogt houden
Maar zeker maatje, natuurlijk mag ik dat, Meleken heeft het mij zelf gezegd
Morgen ga ik haar erom bedanken zei Nelly, help het mij eens onthouden
Maar voor ik het vergeet, wat voor gekke sprongen maakte Remon daar
Hij vloog ineens gelijk ne wilde de tuin in alsof iemand hem achterna zat
Ja, zei Toon, hij ontdekte dat hij hopeloos verliefd was, en hij deed wat raar
Wablief! Verliefd! Riep Nelly teleurgesteld uit, is Remon op iemand verliefd
Ja, zei Toon ik hoorde hem er luidop over dromen, over haar lieve snoet
En dat ze zo werkzaam was en zo proper gekleed en je weet wel, geliefd
En ze kon zo mooi lachen en ze was zo deugdzaam, en het kon niet op
Ge weet toch hoe da gaat waar, geen enkele andere vrouw was zo lief
Hij zit er tobbezot van hij zit de laatste tijd mee niets anders in zijne kop
En haar huisje was altijd zo net, allee gauw zeg, allee nen echte schat
Hij weet soms niemeer waar zijne kop staat hij es ter ondersteboven van
Daar moede tons ne keer mee werken zeg, jongens toch dat es me wat
Nelly was zo diep teleurgesteld, dat ze subiet haar neus moest snuiten
Scheelt er soms iets toch maatje vroeg Toon zo langs zijnen neus weg
Nee neeeeje, er is daar een stofke in mijn oog gevlogen pas daar buiten
En! Vroeg Nelly nu heel nieuwsgierig, is het iemand van langs ons kanten
't Is zeker weer zo een piepjong ding, die mannen zijn toch allemaal gelijk
Een vrouw van tegen de veertig is niet genoeg dat vinden ze oude tanten
Nee hoor, nee nee nee zei Toon, Remon is heel anders, nee zo is hij niet
Zo'n jong ding moet hij niet hebben zulle, nee nee hij vindt dat kinderen
Da past hem niet, 't Is nog een tamelijk jonge weduwe waar hij naar uitziet
Bach! Zei Nelly gestoord, een weduwe dan nog, is dat al wat hij krijgen kan
Jamaar! Zei Toon, liefde is nu eenmaal blind he mama, dat zegt men toch
Hij had toch wel iets beters kunnen vinden zei Nelly, voor zo ne ferme man
Maar ja he, die onnozelaars van mannen lopen maar blindelings in de val
Maar maatje, zei Toon, kent ge soms iemand die bij hem goed had gepast
Nee neeeje, nee nee, zei Nelly, maar 't is toch te rap gegaan in ieder geval
Maar maatje dat is niet van vandaag zulle, het is al lang aan de gang hoor
Het sluimert al meer dan een jaar in hem, maar ge kent hem he wat bang
Vandaag kreeg hij de slag van de hamer het drong het ineens gans door
Hij is zo zot als ne pierewiet, wat een grap, en weet niet meer wat hij doet
Ik vind dat dwaas op zo ne leeftijd plaagde Toon, dat is voor jonge mensen
De leeftijd, zei Nelly, daar is helemaal niets mis mee, die is zelfs heel goed
Maar ik had alleszins niet verwacht dat hij een oude weduwe zou nemen
Maar maatje toch, had je dan soms zelf al iemand voor hem in 't gedacht
Wel ba nee Toon gij domme zeveraar, en zit daar zo onnozel niet te zemen
't Heeft me alleen maar een beetje verrast, allee! Wie had dat nu gedacht
Zo ne stille jongen en nu ineens dat, almeteens moet hij een vrouw hebben
Ik! Zei Toon, ik had het al lang zien aankomen en dat al heel lang verwacht
Hoe? Gij had het gezien! Waarom hebt ge mij daar nooit iets over gezegd
Als 't u belieft he zeg mama, da zijn privé zaken newaar, onder mannen he
Jullie begrijpen dat niet, hoe worden zulke dingen aan vrouwen uitgelegd
Watte! Riep Nelly nijdig, gij lelijke snotneus, vrouwen begrijpen dat best
Wie zorgt er voor de kinderen en het eten, wie naait en hersteld de kleren
Wie wast, strijkt, kuist het huis, maakt de bedden op, schuurt en al de rest
Maar mama toch, zei Toon fijntjes, waarom maakt gij u ineens zo kwaad
Ken benne 'k ik nie kwaad, snauwde Nelly kort, 'k zou nie weten waarom
En doe die duiven nu maar al in 't kot he want 't wordt stillekens aan laat
Jamaar zeg maatje, ben je niet nieuwsgierig moet je niet weten wie het is
Och! Zei Nelly boos en zeer geïrriteerd, wat kan mij dat eigenlijk schelen
Nou ja, dan niet he zei Toon, maar volgens Remon is ze nochtans niet mis
Awel! Gij geheimzinnigaard zei Nelly bits, als je het toch weet zeg het dan
't Is nog een jonge vrouw hoor, zei Toon, zo omtrent iets tegen de veertig
Eentje die, allee dan volgens Remon dan he, zo een beetje van alles kan
Aja natuurlijk! Zei Nelly nijdig, 't zal zeker weer zo een heel speciale zijn
En is ze hier ergens van dichtbij uit onze streek vroeg ze en ken ik haar?
Natuurlijk je ken haar, heel goed zelfs, zei Toon zo geheimzinnig en fijn
't Is een heel gekende, ze woont hier trouwens niet zo heel ver vandaan
Kwete 'k ik hier nergens in heel de buurt een weduwe wonen, zei Nelly
Ooo! Tochwel hoor, zei Toon, en daarvoor moet ge zelfs niet te ver gaan
Ze heeft ook een zeer goed gekende naam, Nelly zou ze moeten heten
Hoe Nelly ? Zei zijn moeder, der woont hier geen enkele in heel de buurt
Da kan niet! Allee zeg een Nelly! Allee Toon! Anders zou ik dat toch weten
Maar maatje! Zei Toon hoe is 't mogelijk, snapt gij dat dan eigenlijk niet
Wat snappen! Riep Nelly kwaad, ik zeg u dat er hier nergens ene woont
Sta zo dom niet te kijken, en doe niet zo geheimzinnig, gij stomme wiet
Maar maatje toch, zei Toon, Remon is verliefd op de Nelly hier in ons huis
Remon is verliefd op u maatje, stapelzot en holderdebolder verliefd op u
En plots was het stil in huis, niets was nog te horen, zelfs nog geen muis
Nelly stond daar roerloos als een standbeeld met de handen op haar hart
Spierwit van aandoening en het hevig verschot, en naar adem snakkend
De de daa daa da kan toch niet, ne nee nee stammelde ze dan verward
Toon jongen, ge zijt deze keer goed mis zulle gij beeld gij u dat maar in
Allee waar haalt ge dat uit! Ik ben een weduwe met ne grote zoon zulle
En bovendien dan nog straatarm op de koop toe en bijna zonder gewin
En dan nog he zeg Toon, wat denkt ge eigenlijk wel van uw moeder dan?
Een weduwe met een grote zoon wat zouden de mensen daar van denken
Serieuze mensen zei Toon nadrukkelijk, denken daar niets verkeert van
Die weten wat het leven is en ze vinden zij dat heel normaal net zoals ik
En als er sommige oude of zelfs jonge kletswijven dat niet normaal vinden
Awel dan is dat hun probleem en dan ergeren ze zich daaraan maar dik
Luister mamaatje ik wil over dat geval nu echt eens ernstig met u spreken
En onderbreek mij nu eens niet, blijf als 't u beliefd eens naar mij luisteren
Ik wil gewoon eens mijn gedacht zeggen, ik zal niet beginnen te preken
Mijn pa was misschien een werker, zachtmoedig en lieve prachtige vent
Maar dat is al zo heel lang geleden maatje, met een dode kan je niet leven
Ik zou allicht veel van hem gehouden hebben, maar ik heb hem niet gekend
En ik zie goed genoeg maatje dat je niet echt gelukkig bent zo heel alleen
Al heb je mij wel! Maar Je bent veel te jong om zo heel uw leven te slijten
En ik hoorde al meer dan eens zonder dat u mij zag, uw eenzaam geween
Maar Toon mijn jongen, kwam Nelly ertussen, dat is uw schuld niet hoor
Gij zit daar voor niets tussen jongen, ik heb al eens een slechte dag he
Ge moet gij ui geen zorgen maken, we slaan wij ons tesamen wel door
Dat weet ik ook heel goed maatje zei Toon, maar een vrouw mist een man
Maar ik merk al ook een hele tijd, hoe je opfleurt in gezelschap van Remon
Hij is toch een goede werker? Vindt ge hem geen toffe vriend voor mij dan?
Hij is geen vreemde meer, hij is al jaren mijn hechte vriend, bijna een vader
Als hier een grote klus op te knappen valt, wie doet het? Daar is Remon
En zeg eens eerlijk, hoeveel vreugde en plezier hadden we al niet tegader
Eerlijk gezegd maatje, ik zou gelukkig zijn als jullie nu met elkaar trouwden
Gij zout voortaan niet meer alleen zijn en ik heb dan weer een soort vader
Ik weet honderd ten honderd zeker dat jullie, van elkaar zouden houden
En mamaatje strijd het nu als 't u belieft niet af he, want ook gij zijt verliefd
Onderdruk dat nu niet langer meer omwille van mij, of uit valse schaamte
Wijs mijn vriend Remon mijn allerbeste beste vriend, niet af als 't u belieft
Nelly luisterde al die tijd, en stond perplex van de wijze woorden van Toon
Toen kon ze zich niet meer inhouden, trok hem aan haar hart en weende
Dank u jongen om uw wijze woorden, ge wordt stilaan volwassen mijn zoon
Dat is een pak van mijn hart, Je hebt mij van een groot probleem verlost
Echt mijn lieve jongen, dat gesprek vaagt ineens alle pijn en zorgen weg
Mijn gevoelens te moeten verbergen heeft me toch zoveel verdriet gekost
Geef dan openlijk toe maatje zei Toon dat je ook op Remon verliefd bent
Ja Toon, het is waar, maar ik durfde het niet laten merken omwille van u
Ik vind Remon de ware, een brave zachte en beleefde jongen ne toffe vent
Ik wist het, ik wist het! Juichte Toon, mamaatje ik had het al zo lang gezien
En Remon is ook zo dol verliefd op u dat hij niet meer in huis durft komen
Hij vluchtte gewoon weg als een haas en riep, tot binnen een dag of tien
Die man is gewoon zo verlegen als een schooljongen als ik over u praat
Dan slaat die kerel zo aan het dromen dat hij niet meer weet wat hij doet
We zullen er echt iets moeten aan doen hoor mamaatje dat dit overgaat
Nelly schaterde het uit van innerlijke pret, ach mens wat een lieve jongen
Dat doet zo goed aan mijn hart, nu hoef ik het toch niet meer te verbergen
Wat een opluchting, ik ben zo blij, ik heb het toch al zo lang verdrongen
Nee nee, Toon da moet niet over gaan, ik kan diene jongen goed verstaan
Laat gij Remon maar juist als dat hij is, ik vind hem juist goed zoals hij is
Hij mag hij gerust verlegen zijn van verliefdheid, da zal zo ook wel gaan
Jamaar maatje, zei Toon, wij zitten wij wel met een heel groot probleem
Er zal nog heel veel water door de vaart stromen eer dat er iets van komt
Want zijn verlegenheid tegenover u is echt overdreven hoor, heel extreem
Met nog een beetje durft hij niet meer komen en steekt hij het in zijnen kop
Echt he diene vent gaat er nog ziek van worden dat hij u niets durft zeggen
En als gij dan ook nog blijft zwijgen, lost dat het probleem natuurlijk niet op
Jamaar zeg Toon zei Nelly, ik kan hem moeilijk zelf mijn liefde verklaren
Ge ziet da van hier, 't zou kunnen gebeuren dat hij zich zeker bang maakt
Dat moten we zeker voorkomen of dan zitten we allemaal op de blaren
Ik weet het riep Toon plots, we moeten hem lokken met mijn duivenjongen
Wat! Zei Nelly, Toon jongen nu slaat uw verbeelding toch wel wat op hol
Jongen, jongen, wat voor onzin blaasde gij daar allemaal uit uw longen
Maar ja maatje heel simpel, ik vraag hem om mij morgen te komen helpen
En ja zeg, ik maak hem dan natuurlijk wijs dat gij dat hebt gevraagd he
Zijn hart springt uit zijn borst, en niemand zal zijn vreugde kunnen stelpen
Ga dan uit de weg, want hij stormt iedereen omver om hier te kunnen zijn
Nelly moest er om lachen. Is dat wel een goede manier van doen jongen
Maatje geloof me maar, ge zult eens zien he, dat is voor hem als rode wijn
Gaat dat niet een beetje vlug, en wat moet ik dan tegen hem zeggen Toon
'k Weet het nu ook nie goed meer zulle, nu ik weet dat hij verliefd is op mij
Och dat komt wel goed maatje, laat dat gewoon maar over aan uw zoon
Ge weet toch hoe hij is, hij durft u nog in geen tijden, zijn liefde verklaren
En ja natuurlijk gij als vrouw, wil uiteindelijk niet de eerste aanzet geven
Als ik hier dus geen klein beetje help, duurt dat verliefd spelletje nog jaren
Geloof me maatje mijn duivenjongen, zijn de sleutel van jullie grote geluk
Maar ge moet mij vertrouwen, dat plannetje werkt feilloos, wacht maar af
Laat den Toon maar eens doen, het werkt zeker dat ideetje kan niet stuk
Maar nu moet ik eerst nog mijn kostbare beestjes eten en drinken geven
Ik ga het nog overdenken en dan gaan we een goede nachtrust nemen
En morgen maatje, onthoud het maar, speel ik de troef van mijn leven
Nelly lachte ietwat onzeker en zenuwachtig, en trok een bezorgde snuit
Waar beginnen we nu aan en wat moet ik nu tegen Remon gaan zeggen
Toon jongen! Hopelijk haalt gij nu toch geen te domme gekke streken uit
Des anderendaags, was Toon al heel vroeg wakker en druk in de weer
Hij was in het braskot met goede moed al duchtig plaats aan het ruimen
En ja wat wil je he, natuurlijk ook zijn duiven aan het bekijken keer op keer
Het weder gooide die dag wel roet in het eten, het viel dan ook erg tegen
Daarom bleef Toon ook maar wijselijk droogjes in 't braskot binnenwerken
Wat kon hij anders doen, het was buiten niets anders dan wint en regen
Jongens jongens zei Toon ongedurig bij zichzelf, en dat blijft maar duren
't Moet nu juist tegen slaan Ik had vandaag eigenlijk beter weer verwacht
Maar ja he, daar valt niets aan te veranderen, 't were heeft ook zijn kuren
En zo werd het tien uur en uiteindelijk middag en het regende maar voort
Het werd een uur en twee uur en drie in de namiddag, en steeds regen
Dat duurt me toch wat te lang nu ga ik erdoor hoor, riep Toon verstoord
Het wordt stilaan laat, en ik moet mijn plannetje vandaag nog uitvoeren
't Is nu of nooit he, zo vlug tussen twee vlagen met mijne velo naar 't dorp
Zo n slecht weer vandaag, wa nen tegenslag, zijn me dat algelijk toeren
De regen hield juist eventjes op en Toon zei, 'k magge me nog beloven
Remon kwam juist eventjes buiten, om eens wat frisse lucht op te snuiven
Toen Toon daar opeens met zijnen velo in volle vaart kwam aangestoven
Hei zeg Remon! Riep hij, moeder vraagt of je tijd hebt om even te komen
Om mij een beetje te helpen aan mijn duivenkot, voor mijn duiven he jong
Haja ze weet zij dat ook he vent hoelang ik daar zo al loop van te dromen
Maar ze zegt, Toon jongen je zou beter hulp vragen aan een sterke man
Ne verstandige en handige mens met ervaring waarop ge kunt vertrouwen
Vraag het aan Remon, zegt ze, die ne lieve man heeft verstand daarvan
Remon werd rood en snakte even naar adem, zei, zei zei ze hakkelde hij
Zei uw moeder dadde va van vane mij, Nellytje! Heu uw moeder zei ze dat
Amaar natuurlijk jong Remon, ge weet dat toch, als je komt is ze altijd blij
Amaer subiet zie jongen, subiet ziedde, 'k zalle 'k ik daer subiet gaan zijn
Hij vloog zijn huis binnen, mijne velo zei hij, allee zeg waar es mijne velo
Rap rap, wondt hij zichzelf op, want 'k moet een kot maken voor da konijn
Nee nee riep Toon lachend, niet voor een konijn, een kot voor mijn duiven
Awel ja natuurlijk riep Remon, hij stoof de fietsstalling in en riep, mijn veste
Toon zag lachend zijn beste vriend in dolle verwarring heen en weer stuiven
Ik ga hier moeten ingrijpen, dacht hij, of hij loopt hier morgen nog zo rond
Stop! Remon, riep hij, stop toch even, blijf hier ne keer twee minuten staan
Wat scheelt er aan jong Remon, vroeg hij schalks, voelt ge u niet gezond
Jamaar 't is dat niet zei Remon, 'k vind ik gewoon mijnen ouden hoed niet
Kijk, zei Toon, hier is uw vest en daar staat uwe velo, is dat nu zo moeilijk
En hier is uwen ouden werkhoed, dat is toch gemakkelijk zotte pierewiet
Zeg Toon! Zei Remon vertwijfeld, weet uw moeder wat ik voor haar voel
Eigenlijk wel! Denk ik, zei Toon, en ik denk dat zij hetzelfde voelt voor u
Ze heeft u al lang door jong, ze heeft dat gezien aan uw verliefde smoel
Och Toon jongen, 't is erg he, ik durf haar haast niet onder ogen komen
Jamaar nee he vent zei Toon, dan is ze weer zo teleurgesteld he Remon
Misschien zit ze daar nu al te wachten, en ook af en toe van u te dromen
Maar Toon vent zwijg toch, als het dan toch ne keer geen waar zou zijn
En als Nelly nu eens niets van mij wil hebben, ik mag er niet aan denken
Ik word er doodziek van he jongen, 'k ga helemaal kapot van de hartepijn
Maar allee toe Remon jongen, gij gaat toch de eerste stap moeten zetten
Zo moeilijk is dat niet hoor, vrouwen zijn heel verfijnd in opmerkzaamheid
Haar ne keer een simpel complimentje maken, en op haar reacties letten
Maar om te beginnen zegt ge zo maar iets gewoon he, iets over het weer
En dan wat later zo langs uw neus weg dat ze een mooi kleedje aan heeft
En dat haar huisje er zo heel netjes bij ligt, dan weer op een andere keer
Maar nu weet ge genoeg he jong, 'k moet nu eerst wat nagels gaan kopen
Ge moet niet wachten ga jij maar al naar mijnen thuis, ik kom direct terug
Ge moet ui nie inhouden want er ligt ginder werk te wachten met hopen
Allee goed dan zei Remon, hij sprong op zijn fiets en vertrok inderhaast
En hij zat onderweg op de fiets maar te dromen van die lieve mooie Nelly
En zo kwam hij dan ineens als een wilde furie het hekken binnengeraasd
In volle vaart helemaal dwars den hof door, scheerlings langs de kerselaar
Blam! De waterton omver, over de kat haar staart recht in de moestuinhaag
De fiets bleef steken, en Remon vloog over de haag met wapperend haar
Maaauuuw schreeuwde de kat met haar haren recht en haar klauwen uit
Ze wipte alleszins een meter omhoog en stoof er als de weerlicht vandoor
Normaal zeggen de katten miaaauw, maar daarom gaf ze nu geen duit
En alhoewel ze Remon meestal een goeiendag zegt door te lief te ronken
Keurde ze hem dit keer geen blik waard. 't Zijn toch geen manieren ook he
Nee ze had niet de minste behoefte om zo eens lief naar hem te lonken
Nelly had de uitzonderlijke race van Remon met ontzetting gadegeslagen
Oeioeioei, riep ze verschrikt wat steekt die nu uit, hij verongelukt zich nog
Azo ne lelijke val zeg, straks mogen we hem nog naar den dokter dragen
Remon bleef nogal verschrikt en versuft, nog een beetje achter de haag
O mens toch dacht Nelly, hij heeft zich vast en zeker vreselijk pijn gedaan
Remon verscheen maar niet, en haar angstig vermoeden steeg gestaag
Ze vloog dan ook vlug naar buiten, roepend, Remon! Remon! waar zijt gij
En ze rende verschrikt en bang tot bij de haag, Remon waar blijf je toch
Remon werd haar ineens gewaar en dacht, Nelly! Nelly! En ze roept mij
Ze heeft mij nodig want ze roept, en hij veerde recht vlak voor haren neus
Nelly verwachtte dat niet, greep naar haar hart en gilde van 't verschieten
Ach mens Remon, zei ze, nu benne 'k ik nogal geschrokken zulle! Heus
Maar Nelly toch! Zei Remon heel oprecht, voor mij moet gij dat toch niet
Ja ja dat weet ik wel jongen, maar ik dacht dat ge u erg pijn gedaan had
En 'k heb ik verschoten, omdat ge zo vlak voor mijnen neus recht schiet
Maar allee zei ze, het voornaamste is nu, dat gij u geen pijn hebt gedaan
'k Ben per toeval helemaal alleen thuis, het moet nu juist wel lukken ook
Was het erg geweest, we zouden er nogal schoon hebben voorgestaan
Op hetzelfde moment kwam Toon met zijn pas gekochte zak nagels thuis
In één oogopslag had hij het toneel overzien met die fiets daar in de haag
Oei dacht hij, Remon heeft allicht weer stom gedaan hier is iets niet pluis
Awel zeg! Wat scheelt er, wat is hier aan de hand, riep Toon, verwonderd
Hihihi, giechelde Nelly, Remon heeft zich gelijk een klein beetje mispakt
In zijn haast reed hij pardoes de haag in, en is over zijne velo gedonderd
Ze nam Remon bij de hand en zei, allee kom mee ik zal u wat afkuisen
Terwijl ze wat met haar hand het vuil van zijn klederen begon te vrijven
En Remon voelde door haar aanraking het bloed door zijn aderen ruisen
Zo! Zei ze na een paar minuten, nu zijde tenminste weer ne schone vent
Remon werd rood tot achter zijn oren, en kon geen woord meer uitbrengen
Ja! De sukkel was zulke mooie complimentjes van vrouwen niet gewend
Doch Nelly gebaarde van den kromme haas, en deed alsof zij het niet zag
Maar het deed haar wel goed, dat bevestigde zijn gevoellens voor haar
Ze lachte, maar opeens was ze ook niet meer zo zeker van haar gedrag
Haar gevoelens voor hem maakten haar nu ook wat onzeker en verward
Och, zei ze, 'k moet in huis 'k heb nog zoveel werk, de was en de strijk
En zonder omkijken haastte ze zich vlug naar binnen met kloppend hart
Den Toon was niet dom, en had hun beider grote verwarring in de gaten
Hij dacht, het gaat wel goed, maar ze zijn als bange kinderen voor elkaar
Remon vent, zei Toon ernstig, wij moeten wij toch eens verstandig praten
Natuurlijk jongen schrok Remon op, natuurlijk jongen, wa wilde gij weten
Wat ik wil weten! Riep Toon lachend uit, awel dat is algelijk ne goeie zulle
Zeg zotteken 't gaat hier wel nu over u en moeder, mag je niet vergeten
Maak haar een compliment, we gaan zo subiet ne pot koffie gaan drinken
Ha ja, zei Remon, 'k zalle 'k ik zo simpelweg iets over 't were zeggen he
Dat is goed zei Toon, en dan later, hoe mooi haar huizeken ligt te blinken
Niet vergeten! De vrouwen zijn voor zulke dingen erg gevoelig he Remon
En let dan maar heel goed op haar reactie he, en kijkt of het haar bevalt
Ge zult zien he Remon, haar gezicht zal meteen gaan stralen als de zon
Inmiddels was de lucht erg overtrokken en de regen weer aan het gieten
En Nelly riep zonder buiten te komen uit het deurgat, koffie komen drinken!
En als ze eens in uw ogen kijkt, zei Toon, moet ge niet direct verschieten
Maar ba neen jong zei Remon, 'k benne 'k ik geen klein kind meer hoor
In 't binnenkomen schuurde Remon mee zijne kop tegen het lage deurgat
Hij schrok er behoorlijk van en meteen sloegen zijn stoppen weer door
Hij trok zijn hoed recht. Dag schat! Zei hij tegen Nelly in 't binnenkomen
Nelly draaide zich verward om en keek hem met verwonderde ogen aan
Ze dacht, heb ik dat nu werkelijk gehoord of sta ik dat zo maar te dromen
Heu...dinges hakkelde Remon, heu...heu... Toon uw zoon ne echte schat
Ha Toon, ha ja ja, hihihihi lachte ze zenuwachtig ja ja 't is ne brave jongen
Maar ze wist wel dat hij haar bedoelde, en dat hij zich wat versproken had
Allee ga daar maar hangen zei ze, heu staan, allee ik wil zeggen zitten hè
Toon beet bijna zijn lippen stuk om niet luid in schaterlachen uit te barsten
Diene Remon toch, dacht hij met een glimlach, dat is me algelijk ne kadè
Remon schraapte zijn keel en zei droogjes, 't is toch mooi weer he buiten
De man was zo erg in de war, dat hij niet zag dat het aan het gieten was
Hihihi, lachte Nelly zenuwachtig, jaja, 't zijn schone druppels op de ruiten
En daar ze anders niets wist, zei ze maar, en zulke mooie plassen water
En van die groten zware druppels, gaan daar allemaal zo blazen op staan
En die blazen op dat water he jong, die springen dan allemaal open, later
Inmiddels goot ze Remon een warme verse tas koffie uit...uit....uit en uit
Stop! Stop! Maatje stop, riep Toon, koffie kunt ge op geen torentje gieten
Och mens! Riep Nelly, geschrokken, wat benne 'k ik toch een stomme tuit
Een klein momentje he, 'k Zal dat zo subiet ne keer rap gaan opkuisen zie
Maar ba nee jong Nellytje, zei Remon, ge zijt gij een heel lief stom tuitje
Ik bedoel, haastte Remon zich te verbeteren, een stomme tuit zijde gij nie
Toon kon zich echt niet meer inhouden en schoot in een luide schaterlach
De anderen lachten een beetje zenuwachtig mee, zonder te weten waarom
Toon zag hun beider vertwijfeling en maakte daarover geen verder gewag
Dus was iedereen na de koffie opkuis weer rustig gaan zitten aan de tafel
Iedereen zat daar dan een beetje af te wachten wat de ander zou zeggen
En daar niemand eerst begon, hield iedereen maar gewoon zijne wafel
Toon begreep dat het mis ging gaan als hij er niets aan zou gaan doen
Dat dit spelletje wel eens op een heel lang stilzwijgen zou kunnen uitlopen
En dat ze daar gemakkelijk zouden kunnen zitten niksen tot morgennoen
Kijk! Zei Toon, moeder heeft daar een doornprik gekregen in haar hand
't Sjen! Dacht Nelly stomverwonderd daar heb ik nu echt niets van gevoeld
Maar toen ze zo verbaast naar Toon keek snapte ze al gauw het verband
Ge moet eens voelen zei Toon, hoe haar hand gezwollen staat Remon
Toon greep vlug Remon zijn hand, en lei die van zijn moeder er dan in
Remon voelde de zachte hand van Nelly, en in zijn hart scheen de zon
Ze zeggen! Zei Toon, dat als ge daar ne warme kus op geeft, de pijn weg is
Remon ge zou toch niet willen dat moeder met die pijn blijft zitten newaar
Nee nee, zei Remon, die zijn kans schoon zag, absoluut niet, heel gewis
Awel, zei Toon, waarop wacht je, allee vooruit Remon, kus die pijn weg
Remon keek vragend in Nelly haar ogen, zou dat nu eigenlijk wel mogen
Och mensenlief 't doet toch zo' n pijn, zei ze vol verwachting en overleg
Remon boog zich voorover en drukte zijn lippen zachtjes op haar hand
Hij keek op en vroeg vol vurige verwachting, gaat het soms al wat beter
Ha ja hoor zei Nelly, die drukkende pijn stilt wat, en dat is algelijk plezant
't Is zeker nog niet gans genezen vroeg Remon, met verlangen in zijn stem
Nee, nog niet helemaal zei Nelly, dat trekt natuurlijk nog zo een beetje he
Remon kuste nog maar een keer en trok haar hand wat dichter naar hem
Daardoor moest Nelly zich ietwat oprichten en haar stoel schoof achteruit
En toen ze dolgelukkig weer wou gaan zitten, tuimelde ze naast haar stoel
En door naar haar te grabbelen viel Remon daar ook aan zijn kant languit
Remon zijn verschrikt gezicht verscheen eerst aan de ene kant van de tafel
En de verschrokken toet van Nelly, aan de andere kant met grote ogen
Het enige wat we tekort hebben, zei Nelly heel verwart, is ne goeie wafel
Toon zag dat alles goed afgelopen was, en schoot in een bulderende lach
Remon en Nelly zagen het komische van het toneel natuurlijk ook wel in
En ook zij maakten dan toch ook van een klein zenuwachtig lachje gewag
Nellytje meiske vroeg Remon zeer bezorgd, hebt gij u geen pijn gedaan
Nu moest ze een beetje toneel spelen terwijl ze de kans schoon kreeg
Zij trok een pijnlijk gezicht en ging met veel moeite weer rechtop staan
Wel ja, een beetje wees ze, kijk hierzie! Zo aan 't hoekske van mijne mond
Als dat nu maar niet gaat zwellen zei ze, terwijl ze hem liefdevol aankeek
En 't is juist een pijnlijke plaats, dat is natuurlijk van te vallen op de grond
Zou dat misschien ook overgaan met een kusje, vroeg hij vol verlangen
En tegelijkertijd keek hij met bange grote vragende ogen naar den Toon
E maar natuurlijk vent zei Toon, allee toe 't is in moeder haar belangen
En Remon kuste haar heel ontroerd teder op 't hoekske van haar mond
Gij sluwe deugnietin van een moeder, lachte Toon zo stilletjes bij zichzelf
En Remon kuste haar nogmaals, en zonk van geluk haast door de grond
't Is al wat beter zei ze zacht, maar! Klaagde ze het doet algelijk nog pijn
A maar dat mag absoluut niet zei Remon, ik kus de pijn wel helemaal weg
En heel zachtjes kuste Remon haar opnieuw, en ze vond dat heerlijk fijn
Toen draaide ze bedachtzaam en langzaam haar gezicht naar Remon toe
En Remon kuste haar ontroerd op haar mond en toen kuste zij hem terug
Toen sloeg hij zachtjes zijn arm om haar heen en werd het maar niet moe
En Nelly al even gans ontdaan, lei nu ook haar armen om zijn middel heen
Toen begreep Toon dat het eindelijk in de goede richting ging en lachte
Hij trok heimelijk een oogje naar zijn moeder, en zag haar gelukkig geween
De duivenjongen van Toon, hadden dan toch, onwetend hun werk gedaan
Ongewild hadden zij tot lokmiddel gediend, toon zijn plan was geslaagd
Wel met wat rare sprongen, maar alles was voor allen opperbest vergaan
Je begrijpt natuurlijk! Er werd die dag niet meer gewerkt aan het duivenkot
Ze moesten nu bekomen. Ik had het je al zolang willen zeggen zei Remon
Maar ja he ik durfde dat niet, en 'k zit van u nochtans al jarenlang zo zot
Ik weet het wel jongen Remon, en ik zelf zit ook al jaren zot ook van jou
Maar ja newaar, de omstandigheden in het leven houden dat soms tegen
En toch wist ik diep in mij dat het tenslotte toch nog allemaal komen zou
Eindelijk een paar! En dat komt allemaal door mijn duivenjongen, zei Toon
Je moest voor hen komen! Bouw er dan maar een heel schoon hokje voor
Zeker en vast lachte Remon, ik zal mijn best doen, dat wordt dan hun loon
Des anderendaags morgen ging Nelly wat benauwt bij Lowie op bezoek
Ze wilde zich dankbaar tonen en was diep beschaamd over haar armoede
Ze zei, Meleken ik kom jullie bedanken, voor die schone vest en die broek
Die mijn Toon! Ik kon het haast niet geloven! Zo van jullie heeft gekregen
Hij staat daar toch zo schone mee Meleken, ge zijt heel erg bedankt hoor
Aan de andere kant, schaam ik mij, 'k ben er eigenlijk nogal om verlegen
Maar kindje toch zei Meleken, allee daar moet gij toch niet aan denken
Denkte gij dat ge de enige zijt, Der zijn der hier nog meer als gij zulle mens
Ook mensen die het niet te breed hebben, en die wij dan wat schenken
Lowie, vroeg Nelly, ze houden toch niet de zot met Toon omdat we arm zijn
Ze weende met haar schort voor de ogen aangedaan van pure schaamte
Lowie schrok geweldig, maar Nelly, zei hij, dat ge dit denkt doet me pijn
Hij is onze vriend! Wij kunnen wij hier in de buurt niet zonder die jongen
We houden wij van hem, met zijn vele fratsen, zijn streken en zijn gelach
Je ziet dat toch, ik gaf hem gisteren trouwens nog een koppel duivenjongen
Die had ik hem heus ook gegeven, als hij niet door die buis gekropen had
Maar ge kent hem he, hij heeft ons al zo dikwijls voor de gek gehouden
Het is dan normaal dat er ook van onze kant, iets voor hem te wachten zat
En ik denk trouwens zei Lowie, en hij trok zijn voorhoofd in een diepe frons
Dat dat uwen Toon het niet echt alleen maar deed voor die duivenjongen
Maar dat hij ons wilde laten lachen, hij deed dat maar voor de lol, voor ons
Nelly meiske gij hebt een jongen uit de duizend, voor ons een echte vriend
Een deugniet, maar ook een trouwe kameraad hij is hier gelieft, en welkom
Ik wou dat ik zo een zoon had! En onze genegenheid heeft hij dik verdiend
Och Dank u wel weende Nelly dankbaar en gelukkig, nu ben ik toch blij
Lowie jongen, zei ze, wat ben ik opgelucht, en ze gaf hem een gulle hand
Toen kuste ze Meleke en zei, dank u wel Meleken omdat ge denkt aan mij
En Meleke was zelf aangedaan en ontroerd, en weende dan maar mee
Zelfs Lowie moest op zijn tanden bijten om niet met bleiten mee te doen
Allee toe toe meiskes, suste hij, hou daarmee op of 't wordt hier een zee
De vrouwen keken elkaar door hun tranen aan, en lachten dan weer blij
En denk er aan he zeg Nelly, zei Lowie, hier zullen jullie altijd welkom zijn
Uw jongen is een vriend van heel onze buurt, en nog het meest van mij
Toen Nelly tenslotte huiswaarts keerde, was ze diep gelukkig van binnen
We hebben vrienden, dacht ze, we zijn gezond en Toon heeft zijn duifjes
En ik heb mijne Remon, nu zal eindelijk weer een schoon leven beginnen
Plots kwam iemand naast haar meelopen en vroeg, mag ik een eindje mee
Och Remon verschoot ze, natuurlijk mijn zotteken, ik hou zoveel van jou
Mijn lieve Nelly, zei Remon, en ze wandelden samen naar huis heel tevree
Nelly zei Remon, ik zou je graag iets willen vragen maar ik durf haast niet
Vraag maar op jongen Remon, ge moet gij toch niet bang zijn van mij he
Jamaar zei Remon 't is heel serieus hoor ik zou niet willen dat ge verschiet
Oeioei keek Nelly hem bang aan, ist zo erg jong? Allee toe laat eens horen
Ge ziet mij toch heel graag he zei Remon, en dat is toch al een hele tijd
En ik zie u ook al zo heel lang gaarne we hebben eigenlijk veel tijd verloren
Daarom lieve Nelly, ik zou graag... heu wilde gij...Heu Nellytje zoude gij
Nelly's hart sprong op van vreugde, want ze voelde wat er zo ging komen
Toe jongen moedigde ze hem aan blijf niet steken zeg het me maak me blij
Het zweet parelde op Remon zijn voorhoofd en hij slaakte een diepe zucht
Ge weet wel he zei hij aangedaan, ik vraag me af of dadde gij...misschien
Allee dinges he...of dadde gij met mij... heu, hij keek wanhopig in de lucht
Ik durf het haast niet vragen zei hij, ik ga dood als ge neen moest zeggen
Mijn leven heeft geen waarde meer zonder jou, Nelly ge begrijpt mij toch
Maar natuurlijk Remon! Zeg het! Ik ben niet van plan iets te weerleggen
Er verscheen een zalige glimlach om zijn mond, Nelly wil je met mij trouwen
Nelly vloog hem om de hals! Natuurlijk wil ik, en ze weende van vreugde
Ik zal u gelukkig maken Remon en ge zult altijd op mij kunnen vertrouwen
Remon beefde over zijn hele lichaam, oef het is er uit! Ik had zo een schrik
Had je van neen moeten zeggen ging ik dood van verdriet, mijn lieve schat
Je wist toch dat ik geen neen ging zeggen zei ze, je zag het aan mijn blik
Nellytje je kan niet begrijpen wat ik doormaakte jij betekent mijn hele leven
Hij kuste haar met zijn armen om haar heen, en ze lachte door haar tranen
Ach ik hou zoveel van jou zei ze, je bent zo lief, ik zal altijd veel om u geven
Kom toe Remon laten wij rap naar huis gaan en het goede nieuws delen
Toon zal in de wolken zijn, hij heeft alles gedaan om ons samen te brengen
Ja! Zei Remon, dat is tenminste een echte vriend! Zo lopen er niet velen
Toon zag hun al van verre komen, hoho! Zei hij jullie hebben zoveel plezier
Ge zijt gulder niet gewend van zo hier luidruchtig langs de straat te lopen
Ik zag jullie nog maar van verre komen en ik hoorde jullie lach tot aan hier
Toon zei Nelly ernstig, Remon en ik hebben u iets speciaals mede te delen
O! zei Toon nieuwsgierig, ge zegt dat zo plechtig, wat hangt er in de lucht
Er gaat iets gebeuren dat nu een grote rol in ons verder leven gaat spelen
Jullie gaan trouwen riep toon jubelend! 't Is zo he, jullie gaan toch trouwen
Ja! Lachte Nelly, hoe kon je dat zo gemakkelijk raden, je wist dat toch niet
Ik zag jullie glunderende gezichten, ik moest die maar even aanschouwen
Hij nam zijn moeder in zijn armen, nu zult ge u nooit meer eenzaam voelen
Het werd hoog tijd want mijn beste vriend werd haast zot van verliefdheid
Hij zag het verschil niet meer tussen konijnen en duiven, tafels en stoelen
Er werd een luid blij vrolijk gelach gehoord dat weerkaatste tegen het huis
Remon gaf zijn jonge vriend een stevige hand, dank u mijn beste vriend
We maken er iets moois van he, voor ons drie, een warme gezellige thuis
Kom zei Toon, ik kreeg een fles wijn van Pere, om boodschappen te doen
Niet alléén uitdrinken he zei hij, 't is voor u en uw moeder en voor Remon
Trakteer uw beste vriend maar eens, en kijk ik kreeg zelfs nog wat poen
Hoho zei moeder hij is nogal royaal geweest, koop er wat duiveneten mee
Zal ik zeker doen, maar nu gaan jullie samen gezellig in de zetel zitten
Ik bak pannekoeken voor jullie, en mij ook, met verse koffie of wil je thee
Dit keer mag je niet helpen moeder, ik ga het jullie eens gezellig maken
Babbelen jullie maar wat over de toekomst, ik doe het deze keer wel alleen
En na de pannekoeken openen we de wijn om in de stemming te geraken
Al zijn we nu al in een goede stemming, 't is maar bij manier van spreken
Jonge jonge lachte Nelly, worden we nu even verwend, allee kom Remon
We gaan maar van de traktatie genieten, ik mag toch geen poot uitsteken
Dat liet Remon zich geen tweemaal zeggen, en zette zich naast haar neer
En het werd een echt gezellig samenzijn, die ze niet gauw zouden vergeten
Een heel fijn intiem familiefeestje, nee die dag vergaten ze nimmer meerLouis Victor

© 2018-2021 Louis Victor. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin