87. Twee jonge mannen
Daar zaten zij, zachtjes pratend aan de waterkant.
De een was
wat donker de ander wat blonder.
De een was wat breder de ander
wat smaller.
Maar elk met een hengel in de hand.
De oever was
steil en glad maar toch droog.
En telkens gleden ze bij beetjes
naar het water
Dan moesten ze zich weer schragen.
En telkens
weer naar omhoog.
Maar spannend vonden ze het wel.
Die twee nog
jonge de kerels.
Onbezorgde vrolijke mannen.
En hun reactie op
aanbeet was bliksemsnel.
Twee ferme karpers hadden ze die dag
gevangen.
Rap een foto van genomen en gewogen.
En dan
voorzichtig weer het water ingezet.
Met een warme blos van
spanning op de wangen.
Ze zijn opgegroeid midden de natuur.
Met
de vlinders de vogels en de vissen.
En alle soorten Bloemen en
planten om zich heen.
Daarom beleven ze dat zo vol vuur.
Laat
ze nog wat genieten van hun jonge leven.
Weg nog even de zorgen en
de lasten.
'k Wil ze nog wat sparen mijn zonen.
Tegen de
moeilijkheden die de wereld hen zal geven.
Louis Victor