99. Zomaar iets
Zacht scheen het zomerzonnetje door de wazige wolken
Wolken,
nog zachter dan het donzig wit van zuivere wol
Wol, teder en warm
en sterk van de schapen in de wei
Wei, met overvoed aan sappig
groen en voedzaam gras
Gras, die door het zonnetje door de wolken
werd beschenen
Beschenen, om het gras te laten groeien voor de
schapen
Schapen, die het malse groene voedzaam gras moesten
eten
Eten, om snel groot te worden omdat er wol op zou
groeien
Groeien, moest de zuivere wol om teder en zacht te
zijn
Zijn, als zacht donzige wolken waar het zonnetje door
scheen
Scheen, toen! En nu ook nog om wol te kunnen
spinnen
Spinnen, hebben geen spinnewiel maar maken toch
draden
Draden, die als val moeten dienen om prooi te
vangen
Vangen, om op te eten en zelf in leven te kunnen
blijven
Blijven, leven om prooien te vangen in hun spinnenweb
Web,
geweven van draden zonder spinnewiel gesponnen
Gesponnen, hebben
mensen echter van schapenhaar
Schapenhaar, van schapen die van het
malse gras genieten
Genieten, doen wij op onze beurt door klederen
te maken
Maken, om ons warm te houden tegen de koude
winter
Winter, nood ons dan weer om warme klederen te
dragen
Dragen, doen wij om de winter gezond en wel door te
komen
Komen, wij buiten zonder wollen klederen dan is het te
koud
Koud, als mensen die geen warme wollen klederen
willen
Willen, we warm hebben, dan moeten wij schapen
scheren
Scheren, om de wol te spinnen, maar niet voor een web
Web,
is voor spinnen die ze maken om prooi te verschalken
Verschalken,
met draden tot een gevaarlijke valstrik geweven
Geweven, hebben de
mensen echter van wol zacht zo teder
Teder, en warm tot het
zonnetje weer schijnt door de wolken
Louis Victor